Adrianus schreef:Hierbij naar aanleiding van een aantal recente postings een mooi artikel van de heer G. Roos uit het RD van enige jaren geleden.
Ik zal mij verder niet in de discussie mengen.
Allen hartelijk gegroet.
Adrianus
Hoewel je opnieuw weigert verder te discussiëren, wil ik toch op het artikel van Roos ingaan (het had trouwens door jou geschreven kunnen zijn gezien de schrijfstijl). Ik zal daarbij de argumenten één voor één langs lopen.
Er ligt volgens Roos een opdracht om de kandidaat te beproeven. Hij haalt daarbij de volgende bijbelse vindplaatsen aan:
o 1 Timótheüs 3:10: En dat deze ook eerst beproefd worden en dat zij daarna dienen, zo zij onbestraffelijk zijn.
o 1 Timotheus 5:22: Leg niemand haastelijk de handen op.
o Handelingen 20:28: Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft...
o 3 Joh. 1:3: Want ik ben zeer verblijd geweest, als de broeders kwamen, en getuigden van uw waarheid, gelijk gij in de waarheid wandelt.
Uit deze Schriftplaatsen blijkt duidelijk dat een kandidaat vooraf op de één of andere manier getoetst wordt. Dat is dus het punt niet. Wél de uitleg die aan deze teksten gegeven worden. Roos betoogt namelijk dat de beproeving méér is dan alleen na te gaan wat de leer en leven van de kandidaat betreft. En hier gaat hij volstrekt in de fout. Ik citeer de kanttekenaars:
Bij 1 Tim. 3:10 schrijven zij dat de persoon “onbeschuldiglijk; namelijk in hunnen handel en wandel geoordeeld en bevonden worden”. In het hele hoofdstuk wordt dat nader uitgelegd. De kandidaat behoort:
- geen polygamie te bedrijven of gescheiden te zijn
- zich niet te begeven tot veel sterke drank of wijn
- dient verdraagzaam en redelijk te zijn
- dient zedig, deftig, gestadig en eerbaar te zijn
- het mag geen nieuweling zijn, ofwel iemand die “kort tevoren tot het geloof of de gemeente zich heeft begeven”
- dient niet alleen een goede opgang in de gemeente te hebben, maar ook daarbuiten
- hij dient recht in de leer van het Evangelie te zijn.
Concluderend: er dient niets op leer en leven aan te merken zijn! Het is daarom onzin als hij schrijft dat de beproeving meer is dan een examen/attest betreffende de zuiverheid in leer en levenswandel. Vooral ook, omdat de Zeeuwse afgevaardigden tijdens de Synode precies daarop wezen! Iemand die dus volstrekt niet is af te rekenen op zijn leer en leven, dient dus gewoon toegelaten te worden. Want buiten deze objectieve toetstenen is er niets om als maatstaf te hanteren, dan alleen het gevoel. En dat is precies het meest onbetrouwbare instrument! Nu worden de kandidaten getoetst op: bekeringsverhaal, zijn roeping en ten slotte zijn zending…. Want ten slotte kan hij wel geroepen zijn, maar nog niet gezonden. Het curatorium trekt zich echter terug om als een orakel van Delphi vervolgens de boodschap van God door te geven.
Daarmee komen we ook tot het belangrijkste punt in zijn artikel. Roos eindigt zijn artikel met een belangrijke zin die eigenlijk het leidmotief is van heel het artikel: “Het getuigenis van de medegelovigen en van een curatorium komt als het goed is tot stand omdat dezelfde Heilige Geest hen leidt”. Deze zin maakt duidelijk dat het handelen van een curatorium of kerkenraad haast als vanzelf gezien wordt als een handelen van God zelf. Het curatorium/de kerkenraad wordt daarmee verheven tot een goddelijke instantie. Vanuit deze gedachte geredeneerd is elke vorm van kritiek dan ook ronduit blasfemie. Consequent geredeneerd, maar absoluut een groot misverstand!! Het curatorium is en blijft een menselijke instelling en dus feilbaar. Hoewel Roos dat niet wil ontkennen, klinkt daar toch iets van door: ‘formeel is dat zo, maar in de praktijk absoluut niet…’ Ik ben van mening dat dit hoogmoed is. Het curatorium wordt immers bezet door vuile zondaren. Ook het beroep op de oudheid van het instrument is niet geldig, want dat zou dan wel erg Rooms zijn. Indien dit besef sterker zou leven, zou men erg voorzichtig zijn in het oordelen en veroordelen van mogelijke kandidaten!!