Dan moet je toch de belijdeniscatechisatie maar eens opnieuw volgen
Vraag twee is: Belooft u dat u door
Gods genade in de belijdenis van deze zaligmakende leer standvastig zult blijven, en in haar zult leven en sterven?
Gods genade wordt hier genoemd, omdat je weet: zonder deze genade zal ik niet standvastig zijn. Alleen als je beseft wat Gods genade inhoudt en dus van de almacht en trouw van God overtuigd bent, kun je eerlijk ‘ja’ zeggen op deze vraag.
Vraag 3 is: Belooft u dat u overeenkomstig deze heilige leer uw leven altijd godvruchtig, eerbaar en onberispelijk
zult inrichten, en dat u uw belijdenis met goede werken zult versieren?
Beloven godvruchtig (godvrezend), eerbaar (zodat iedereen respect voor je heeft) en onberispelijk (zodat niemand je van onoprechtheid kan betichten) te leven heeft alleen inhoud wanneer je de HEERE hartelijk liefhebt. Met goede werken wordt bedoeld wat antwoord 91 van de Catechismus daarover zegt: die voortkomen uit een waar geloof, overeenkomstig Gods wet, alleen Hem ter ere gebeuren. Onmisbaar is dus het ware geloof.
Voor de oprechte belijdenis is persoonlijk geloof onmisbaar.