Je hebt gelijk maar ik kan ook diegenen begrijpen voor wie dit geestelijke taalveld dierbaar is.Floppy schreef:
Geestelijk taalgebruik als basis nemen voor je vertaling is linke business. De SV deed dat zelf iig niet, en de HSV dus ook niet: uitstekend.
Maar ik ga die brochure nog eens doorlezen.
Hier een paar voorbeelden van uitdrukkingen die in dit taalveld (bijna) onvervangbaar zijn.
Wij willen er ter afsluiting enkele noemen en tevens aangeven hoe er mee is omgegaan in de HSV. Het bundeltje der levenden – de buidel van de levenden, 1 Sam. 25:29. Vindenstijd – tijd dat U zich laat vinden, Ps. 32:6. Ruisende kuil – kuil vol kolkend water, Ps. 40:2. Gekrookte riet, rokende vlaswiek – geknakte riet, uitdovende vlaspit, Jes. 42:3. De gewisse weldadigheden Davids – de betrouwbare gunstbewijzen aan David, Jes. 55:3. Een gewaterde hof – een bevloeide tuin, Jes. 58:11. Al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed – al onze rechtvaardige daden zijn als een bezoedeld kleed, Jes. 64:6. De tijd der minne – de tijd van de liefde, Ez. 16:8. Raad des vredes – vredesberaad, Zach. 6:13. De verborgenheid der godzaligheid – het geheimenis van de godsvrucht, 1 Tim. 3:16. Verachteren van de genade – achteropraken in de genade, Hebr. 12:15. Witte keursteen – witte steen, Openb. 2:17. In de meeste gevallen is de HSV-verandering niet fout te noemen, maar ook niet nodig en daarmee een aantasting van de woordenschat van de tale Kanaäns.