2 Thessalonisenzen 2:Gian schreef:refo schreef:De Antichrist is al geweest.
Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft om Zijn dienstknechten te laten zien wat spoedig moet geschieden, en die Hij door Zijn engel gezonden en aan Zijn dienstknecht Johannes te kennen heeft gegeven.
Spoedig is spoedig en niet 19 eeuwen later.
Paulus dacht ook levend over te blijven tot de toekomst des Heeren. Jaren later schrijft hij aan Timotheus dan de tijd zijner ontbinding aanstaande is.
Er was in de apostolische tijd een verwachting van het komende Koninkrijk waarin Jezus terug zou komen om het koningschap op zich te nemen (Hand.3vs20).
Omdat apostelen vermoord werden en het Evangelie van het Koninkrijk door de Joden verworpen is werd Jeruzalem verwoest en is 'de Zaligheid' naar de heidenen gegaan. Vanaf toen schreef Paulus andere en nieuwe dingen die niet eerder geopenbaard waren.
Daarom moeten we het 'spoedig' in de context van Gods plan met Zijn volk lezen. Dat was aanvankelijk een koninkrijk op aarde wat na de verwerping van het evangelie van het Koninkrijk door de Joden uitgesteld is tot na de tijd van de Gemeente (na het wegnemen van de wederhouder). Dan pas kan de antichrist zich openbaren.
Het spoedig van Op.1vs1 is daarom een spoedig op de kalender die God met Zijn volk heeft. Alleen is die klok tijdelijk stilgezet toen de Zaligheid naar de heidenen gegaan is (Hand.28vs28).
1 En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering tot Hem,
2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, als van ons geschreven, alsof de dag van Christus aanstaande ware.
3 Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs;
4 Die zich tegenstelt, en verheft boven al wat God genaamd, of als God geëerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende, dat hij God is.
5 Gedenkt gij niet, dat ik, nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb?
6 En nu, wat hem wederhoudt, weet gij, opdat hij geopenbaard worde te zijner eigen tijd.
7 Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk, Die hem nu wederhoudt, Die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal weggedaan worden.
8 En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest Zijns monds, en te niet maken door de verschijning Zijner toekomst;
9 Hem, zeg ik, wiens toekomst is naar de werking des satans, in alle kracht, en tekenen, en wonderen der leugen;
10 En in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan; daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden.
11 En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven;
12 Opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid.
13 Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes, en geloof der waarheid;
14 Waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, tot verkrijging der heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus.
15 Zo dan, broeders, staat vast en houdt de inzettingen, die u geleerd zijn, hetzij door ons woord, hetzij door onzen zendbrief.
16 En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade,
17 Vertrooste uw harten, en versterke u in alle goed woord en werk