jakobmarin schreef:Ik kan je vertellen dat ik geen pop of gospel luister, ik vind er weinig aan, en vind het soms zelfs uitgesproken lelijke en oppervlakkige muziek.
Ik zou een stap verder willen gaan: duivelse (pop) of zielsmisleidende/onbijbelse (gospel) muziek.
Maar dat heb ik ook met veel 'refo-muziek'...
Bepaalde instrumentale muziek is inderdaad weinig muzikaal en daarmee oppervlakkig. Dat is voor mij wat anders dan duivels of zielsmisleidend.
De 'andere wijze van geloven' komt inderdaad in de cultuur van de gospel-muziek voor, maar dat geldt ook in de refo-muziek of oratoria-muziek.
Dat is niet perse verbonden aan een muziek-genre, dus is het ook niet als zodanig af te wijzen.
Nee, de remonstrantse wijze van geloven is duidelijk verbonden met de gospelcultuur, waarin vooral de EO is voorgegaan. In refomuziek zie ik dat op die wijze niet terug. Als het gaat om de klassieke werken, bijv. de passionen, dan zit daar een diepe geestelijke boodschap in die schril afsteekt tegen de oppervlakkige liedjes van Opwekking, om maar eens een zijstraat te noemen.
Snaarinstrumenten zijn bijbelser instrumenten dan orgels, dus ik zie zelf werkelijk geen enkel bezwaar, maar vind het ook niet perse nodig dat er nu alleen op gitaar wordt gespeeld voortaan.
Maar ik heb dit in geen enkele post ontkend, als in de JBGG-bundel i.p.v. 'gitaarakkoorden' was gesproken over 'harp-akkoorden' dan was er geen woord aan gewijd. Ik snap niet dat je de moeite met de gitaar niet begrijpt i.v.m. de duidelijke verbinding tussen de gitaar en pop/gospel. Die verbidning is er bij andere instrumenten vele malen minder.
We moeten rekening houden met elkaar, ook met jongeren: vandaar dat het prima is om eens een gitaar, fluit of djembé erbij te pakken.
Jongeren moeten ook rekening houden met ouderen: je bent samen gemeente, je bent samen kerk, bovendien sta je samen in een traditie. Ik denk niet dat het verstandig is om juist in deze tijd onze jongeren voor te gaan in cultuurrelativisme.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)