Met dat laatste ben ik het wel eens. Hij vereenzelvigt de beloften met de weldaden; dat is m.i. niet helemaal correct. Met een belofte zegt je dat iets geeft, een weldaad is datgene wat je geeft.Fjodor schreef:Nee, niet helemaal.. Want in dat vette stukje verzegelt de doop niet de beloften maar de (toekomende) bezitting van de beloften.Tiberius schreef:Fjodor, ik zeg toch steeds dat de doop de beloften verzegelt, en dat die beloften vervuld worden in de weg van geloof en bekering?
Volgens mij zegt Van der Groe niets anders, wanneer hij schrijft: "wanneer zij oprechtelijk geloven en zich bekeren".
Of bedoel je dat niet?
Daar zet Van der Groe toch op één of andere manier de conditie van geloof bij. En dat moet ook. Maar het blijft iets anders dan wat jij zegt. In die vetgedrukte zin wordt de verzegeling niet uitgesteld tot het moment van wedergeboorte en geloof. Dat zeg jij volgens mij. De verzegeling is al op het moment van dopen.
Van der Groe maakt het er in dit stukje trouwens niet duidelijker op. Want ik neem aan dat jij er net als ik moeite mee hebt dat hij zegt dat God aan de gelovige kinderen het geloof belooft. Hoe kan zo iemand dan uiteindelijk niet geloven? Als God het geloof belooft dan is dat onvoorwaardelijk.
Dan kan je nog beter zeggen dat we bij kinderen geloof veronderstellen of dat God de kinderen voor gelovigen houdt.
Daarom begrijp ik deze jouw zin ook niet: "Want in dat vette stukje verzegelt de doop niet de beloften maar de (toekomende) bezitting van de beloften." Of het laatste woord van die zin moet zijn "weldaden", maar dan zie ik weer geen verschil tussen "belofte" en "vervulling" (=bezitting van de belofte).
Dat de vervulling gebeurt in de weg van geloof en bekering, daarin is Van der Groe wel heel helder en ben ik ook met hem eens.