Je hebt een gedeelte gelezen, helemaal is wat snel in zo'n korte spanne tijds.
Ik had het al gelezen, dat scheelt:
In de bekering van Ruth de Moabitische en hare vermelding in de geslachtslijst van den Messias hebben wij een type van de roeping der heidenen ter bestemder tijd, tot de gemeenschap van Christus Jezus, onze Heere.
Er is in de gehele gewijde geschiedenis nauwelijks een bladzijde, die zich zoo laag nederbuigt als deze, kennis nemende van zoo gering een persoon als Ruth, een arme Moabische weduwe; van zoo nietig een daad als haar aren oplezen in een naburig veld, met de kleine bijzonderheden, waarmede dit gepaard ging. Maar dit alles was vanwege haar opgenomen zijn onder Zijne voorouders, opdat zij een type zou zijn van de ondertrouw der gemeente uit de heidenen aan Christus. Hierdoor wordt deze geschiedenis merkwaardig, en er is ook zeer veel uit te leeren.
Ruths kloekmoedigheid in het ten uitvoer brengen van de zaak. Zij volgde de orders harer moeder, ging zich nederleggen, niet naast hem maar dwars aan zijne voeten, in haar kleederen, en bleef wakker, wachtende op de gelegenheid om te doen waarvoor zij gekomen was. Toen hij in den nacht ontwaakte en bemerkt dat er iemand aan zijne voeten lag, en vroeg wie dit was, zeide zij hem haar naam, daarna haar boodschap, vers 9, namelijk dat zij gekomen was om zich onder zijne bescherming te stellen, daar hij de persoon was, door de wet Gods aangewezen om haar beschermer te zijn. "Gij zijt het, die het recht hebt om een geslacht en een erfbezitting te lossen, te behoeden van om te komen en verloren te gaan, breid dan uwen vleugel over mij uit, het behage u mij en mijne zaak te huwen". Zoo moeten wij door het geloof ons wenden tot Jezus Christus als onze nabestaande, die machtig is ons te verlossen, komen onder Zijne vleugelen, waartoe wij uitgenodigd zijn, Matth. 23:37, en Hem bidden Zijn vleugel over ons uit te breiden. "Heere Jezus, neem mij op in Uw verbond, en onder Uwe hoede, ik wordt onderdrukt, wees Gij mijn Borg."
Onze Heere Jezus Christus is onze Goël, onze Losser, onze eeuwige Losser. Evenals Boaz zag Hij met mededoogen op den treurige toestand van het gevallen mensdom; tot een duren prijs heeft Hij het hemelsche erfdeel voor ons gelost, dat dor de zonde verpand was en verbeurd aan de Goddelijke gerechtigheid, en dat wij zelf nooit hadden kunen lossen. Ook heeft Hij zich een bijzonder volk verkegen, dat Hij zich ondertrouwd heeft, hoewel zij, als Ruth, vreemdeling waren, arm en veracht, opdat de naam van dit gestorven geslacht niet voor altijd uitgeroeid zou worden.