Vanmorgen vond ik in de Trouw de reactie van Ramsey Nasr. Ik werd er een beetje stil van.
Hij zal mij straffen – niet u
Wie denkt dat de Bijbel het onwrikbare, door God Zelf gegeven woord is, kan gekwetst worden.
Zware woorden van zware mannen, dinsdag in Trouw. En dat was ook de bedoeling, want het vormden niet zomaar hun eigen woorden – nee, de heer Staat, de heer Kazen en de heer Van Vlastuin menen te spreken namens velen.
Om te beginnen namens het koningshuis.
Volgens dominee Van Vlastuin, hersteld hervormd predikant uit Katwijk, is mijn gedicht ’Psalm voor een afkomst’, dat ik voordroeg bij de opening van de Calvijntentoonstelling, ’discriminerend’ voor Willem van Oranje. Arjan Kazen, van de SGP-jongeren, vond het kwetsend, ’zeker ook voor de koningin’. En de heer Staat, Dordts CU-SGP-raadslid, zou zelfs de kerk uitgelopen zijn als Hare Majesteit niet aanwezig was.
Aan hen wil ik zeggen: wat fijn dat u voor de Oranjes opkomt. Maar was dat wel nodig? Ik kan en mag wegens geheimhouding niet vertellen wat Hare Majesteit mij na afloop heeft toegevoegd, maar ik liep de verdere avond op rozen. En tenzij u beweren wilt dat Hare Majesteit in dat geval haar eigen voorvader discrimineert, moet ik u vragen de koningin niet in uw royale beschuldigingen te betrekken. Dat is niet kies en vooral niet ter zake.
Maar u spreekt niet alleen voor het koningshuis, u doet ook graag alsof u uw hele geloofsgemeenschap vertegenwoordigt. Die bewuste avond in de Grote Kerk van Dordrecht heb ik echter vele anderen uit de gereformeerde gezindte gesproken die mij niet zoals u een plek tussen de verdoemden toewensten. Namens wie spreekt u eigenlijk?
Dat brengt ons op God. Of liever, op God zoals u hem wilt hebben: Eentje die mij zal straffen. Want mijn gedicht ’doet geen recht aan God’.
Wat fijn dat u voor God opkomt. Die kan wel wat hulp gebruiken.
„Ik heb hem verteld dat hij eenmaal verantwoording voor dit gedicht zal moeten afleggen bij God.”
Dat heeft u zeker, meneer Staat, maar waarom vertelt u niet het hele verhaal? Mijn antwoord daarop luidde nu juist dat deze psalm mijn verantwoording is. En ook dat de uitkomst daarvan iets zal zijn tussen mij en God. Hij zal mij straffen als ik iets heb misdaan - niet u. Hoe vervelend ook, u zult niet nodig zijn wanneer de grote dag aanbreekt. Dat kan Hij alleen af. Uitgerekend ons calvinisme heeft een rechtstreekse verbinding tussen Hem en mij aangelegd, zonder tussenkomst van heiligen of van meneer Staat.
Nu snap ik dat u gekwetst bent. Ik kon mij dat ook voorstellen. Dat heb ik u die avond ook direct gezegd. Uw kwetsuur ligt alleen buiten mijn macht.
Wie denkt dat de Bijbel het onwrikbare, door God Zelf gegeven woord is, kan gekwetst worden indien iemand anders een nieuwe psalm schrijft. Wie de Bijbel woord voor woord letterlijk opvat, kan gekwetst worden indien iemand anders de schitterende verhalen en beelden beschouwt als metaforen. Dus ja, toen ik u zei dat de Bijbel voor mij persoonlijk sublieme en fenomenale literatuur is, werd u gekwetst. Toen ik zei te vermoeden dat de Bijbel door mensen is geschreven, kwetste ik u nogmaals.
Ik kan niet voorkomen dat u gekwetst zult worden, want ik geloof in schrijvers. En wanneer ik uit bestaande Bijbelteksten put om een nieuw gedicht samen te stellen, dan zult u dat wellicht als duivels ervaren, aangezien ik de Waarheid zou verhaspelen. Maar dat is wat dichters doen.
Zoals bepaalde voorvaderen vroeger het orgel wilden verbieden omdat zijn klanken duister en onbegrijpelijk zijn en dús verdacht, zo geloof ik heilig in die meerstemmigheid in een wereld van verschillende mogelijkheden. Ik geloof in de meerduidigheid van poëzie.
Wij houden beiden van het woord, meneer Staat, en wel op tegengestelde wijze. Van mij mogen die twee manieren naast elkaar bestaan. Voor u niet, want ik neem u iets af wat u als uw hoogsteigen bezit beschouwt. De Bijbel is echter niet uw bezit: hij is van iedereen. Zijn metaforen, zijn poëzie en zijn onmetelijke zeggingskracht zullen mensen blijven verbluffen, juist omwille van de vele betekenissen die erin besloten liggen. Ik, en vele anderen met mij, voel me aangetrokken tot de Bijbel omwille van de grootheid van de literatuur en omwille van de zoekende mens.
U beschouwt het leven zelf als blasfemisch. Op die manier zult u zichzelf blijven kwetsen. Als u dan werkelijk geen poëzie verdraagt, lees dan tenminste Calvijn: ’Ware deugd is vooral, zelf juist te handelen, zó dat u anderen niet dwingt naar uw voorbeeld als naar een regel’.
Calvijn was een revolutionair, een radicale vernieuwer. Ik vraag me af waarom sommige van zijn aanhangers zo star en angstvallig in hun enkelvoudig verleden blijven steken.
Namens zichzelf spreken zij niet. Zij bauwen enkel de vaderen na.
© Trouw 2009, op dit artikel rust copyright.