gravo schreef:Uit je uitgebreide antwoord spreekt steeds de volgende suggestie:
Als het dan inderdaad zo is, dat de bekering een daad is die onze natuurlijke krachten te boven gaat. En als het dan inderdaad zo is, dat niet onze vrije wil, niet ons initiatief, niet ons beantwoorden van de roeping, maar alleen Gods Geest in ons de daad van geloof en bekering werkt, dan moeten we dus voorzichtig zijn met oproepen tot bekering, met uitnodigingen en aanbevelingen tot praktische stappen van onze kant, want (en nu komt de suggestie) er zou wel eens helemaal geen eenzijdig Godswerk in ons leven aanwezig kunnen zijn. Het zou maar al te gemakkelijk zo kunnen zijn, dat men buiten de gulden weg om zelf tot geloof zou willen komen zonder toestemming of voorbereiding van Gods kant (het beroemde 'van buiten af inklimmen'). Zo steelt men de genade uit handen van God, zonder ze te hebben ontvangen.
Het is cruciaal deze twee zaken, oproepen tot bekering, én uitnodigingen tot praktische stappen, niet met elkaar te verwarren. Oproepen tot bekering geldt de ongelovigen, uitnodigingen tot praktische stappen gelden de gelovigen. Omdat jij inderdaad uitgaat van een verondersteld geloof, maak je daar geen onderscheid tussen, en dat is dodelijk. Ongelovige mensen oproepen te gaan leven ‘alsof ze gelovigen zijn’, is misleidend. Dat mag je beschouwen als overdreven voorzichtigheid, dat zij dan maar zo.
De fout zit naar mijn gevoel hier in de suggestie, dat het voor een mens zelf (of voor omstanders) ooit duidelijk zou kunnen zijn of hij zichzelf nu bedriegt of dat zijn praktische handelen (bidden, zoeken, zijn hart openstellen, geloven) voortkomt uit een werkelijke aanraking van God. Wij hebben een beperkt waarnemingsvermogen. Wanneer wij een sterke aandrang voelen om op de prediking te reageren, dan hebben wij niets anders in handen dan die aantrekkingskracht. Wat is dat? Waar komt dat gevoel vandaan, die onrust, dat sterke verlangen. Let wel..in ons waarnemingsvermogen zijn dat allemaal zaken, die aan ons verbonden zijn. Ik voel me onrustig, ik voel me aangetrokken tot enz. enz. Je kunt iemands ervaringen en daaruit voortvloeiende handelingen niet loskoppelen van iemand. Je kunt niet zeggen, dat het echte werk zich aan je zal voltrekken zonder dat je er actief bij betrokken wordt. Er is nu eenmaal een concrete component in het tot geloof komen, die bestaat in handelingen van een mens. Hij gaat naar de kerk, hij bidt, hij peinst, hij schaamt zich, hij vraagt om vergeving of om hulp. Hij doet dat allemaal. Maar wie kan nu zeggen of dit echt of onecht is?
Ik vind dat je een tamelijk beperkte opvatting hebt van wat geloven is. Als dít het is: gevoel van onrust, sterk verlangen, godsdienstige waarnemingen, bidden om vergeving, godsdienstige handelingen, dan is het armoe troef. Geloven is iets veel mooiers, veel geweldigers. Het is vrijgemaakt zijn door de Zoon, het is verlost zijn van de zonde, het is God kennen in Zijn genade en liefde. En dat weet je.
De mens zelf zal altijd moeten toegeven, dat het niet z'n buurman was, die begon te bidden of begon te geloven, maar hijzelf. Maar dat is toch nog geen reden voor een wantrouwende blik? Er is hoe dan ook een activiteit. Je kunt het geloof van iemand die deze activiteit gaat ontplooien niet daarom ter discussie stellen.
Eerst heb je het over wat je bij jezelf waarneemt. Vervolgens stap je ineens over naar de ‘buurman’. Nee, ik heb niet in de eerste plaats te maken met mijn buurman, maar met mijzelf. Inderdaad zou het klimaat in veel rechtse gemeentes wel meer zo moeten zijn dat we gebruik kunnen maken van het oordeel der liefde. Nu is de tweedeling vaak veel te ‘duidelijk’ (denk aan de viering van het Avondmaal). Maar dat betekent niet dat het voor iemand
persoonlijk niet duidelijk moet zijn Wie hij toebehoort!
Op het moment zelve kunnen nog de mens, nog de omstanders het onderscheid maken. Hij roept de Naam des Heeren aan. Het past om ons hierover te verheugen. We gaan vooralsnog uit van de echtheid van iemands handelen. Dat doen we ook bij het ja-woord bij trouwen, dopen, belijdenis enz. Ook al weten we van de werkelijkheid van echtscheidingen, gebrek aan geloofsopvoeding of kerkverlating. We kunnen geen christelijke gemeente opbouwen als we achter elke concrete geloofsuiting standaard kritische vragen gaan zetten.
Nogmaals, op grond van deze godsdienstige handelingen kun je inderdaad niet uitmaken of iemand al dan niet een ware gelovige is. Maar ik meen ook niet dat ik ergens beweerd zou hebben dat dit wél het geval is.
Ik vind van je wijze van beantwoorden veel te veel de suggestie uitgaan, dat het veiliger is om het onecht te noemen, dan echt. Ik pleit er andersom juist voor om voorshands uit te gaan van een vertrouwende houding, waarin iets wellicht net wat te vaak als echt wordt gezien. Dit lijkt mij in lijn met de geweldige inzet van de Bijbel bij de prediking van het Evangelie. Met de trouwe houding van Jezus Christus, die geduldig met de soms zeer onechte houding van de discipelen bleef omgaan. De liefde verdraagt alle dingen. Ook de ongelukkige zelf-red-pogingen, die mensen soms ondernemen in hun zoektocht naar God.
Vertrouwen waarop? zou ik willen vragen. Vertrouwen op God? Dat is de juiste houding – maar die hebben we van nature niet. Of: vertrouwen ‘dat het wel goed zit’? Dat is wat jij lijkt te suggereren – maar waar vind ik dát in de Bijbel, dat we zo moeten leven? Ik ga er maar van uit dat het goed zit, want Christus is liefdevol en geduldig? Nu, het NT laat ons zien dat Christus helemaal zo veel geduld niet had met die goedbedoelende, godsdienstige mensen. Hij legde hun onwaarachtigheid tot op de fundamenten bloot. “Jullie zijn uit de vader de duivel!” zei Hij.
Echt hoor, een verkeerd ingezette gang om het heil deelachtig te worden of een te eigengereide en een teveel op eigen krachten steunende poging om ook gelovig te willen zijn wordt in de hemel niet als de grootste zonde gezien.
"ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp"
Ben jij daar zo goed van op de hoogte, gravo, wat ‘in de hemel als zonde wordt gezien’? God eist een ongevallen, onzondige mens! En nu wij dat niet meer zijn, is onze enige toevlucht onze Heere Jezus Christus. Van Hem moeten we het hebben. Niet van onze armzalige, goedbedoelde pogingen tot een zelfgemaakt geloof. Wij moeten tot op de fundamenten worden afgebroken, zodat er plaats is voor Hém alleen. De uitroep die jij citeert, is beslist geen ‘op eigen krachten steunende poging om ook gelovig te willen zijn’, het is een uiting van geloof!
Die dubbele werkelijkheid zou ons pastoraat veel meer moeten kleuren, dan een alsmaar waarschuwend vingertje met lelijke teksten als "jezelf bedriegen voor de eeuwigheid", "een gestolen Jezus" en andere bangmakerij.
Het is altijd weer de oude beschuldiging: bangmakerij. Maar laten we nuchter zijn, gravo: er is voldoende reden om bang te zijn. Want we kunnen ons leven niet meer overdoen en als na onze dood zal blijken dat we ons vergist hebben, is het voor eeuwig te laat. Dan kunnen alle hartroerende spitsvondigheden ter wereld ons niet redden en dan is God echt niet Iemand Die wel een oogje toeknijpt, in de zin van: ach, je hebt het toch in elk geval geprobeerd!