Bijzonder merkwaardig dat je dit gedeelte juist in dit topic aanhaalt. Wat achtergrondinformatie bij de tempelreiniging:Erasmiaan schreef: Mattheus 21: 12 En Jezus ging in den tempel Gods, en dreef uit allen, die verkochten en kochten in den tempel, en keerde om de tafelen der wisselaars, en de zitstoelen dergenen, die de duiven verkochten.
13 En Hij zeide tot hen: Er is geschreven: Mijn huis zal een huis des gebeds genaamd worden; maar gij hebt dat tot een moordenaarskuil gemaakt.
De tempel was voor de joden, en ook voor Jezus, het hart van Jeruzalem en de heiligste plaats van hun leven. Maar die ‘heiligheid’ werd besmeurd en verontreinigd door allerlei misbruiken en gesjacher. Daar gaat Jezus heftig tegen tekeer. Eigenlijk gaat het om de tempelplein-reiniging. Want de scène speelt zich af op het tempelplein, het zgn. voorhof van de heidenen, een grote binnenplaats. Jezus’ optreden is een kritiek op de corrupte tempelpraktijk. De eigenlijke plaats van de cultus komt niet ter sprake. Wel de heiligheid van het hele tempelcomplex en wat daar allemaal rond gebeurde en dat alles behalve ‘heilig’ was. Er hing waarachtig geen ‘geur van heiligheid’ op het tempelplein! We zien een woedende Jezus. Hij maakt een zweep van touwen en ranselt iedereen van het tempelplein weg. Ook runderen en schapen. De tafels van de geldwisselaars schopt hij met geld en al omver. Hij schreeuwt: ”maak van het huis van mijn Vader geen markt”; geen rovershol, zegt Marcus.
Wat Jezus doet is een profetische shockerende daad. Het hele geld-gedoe rond de godsdienst is hem een doorn in het oog. De tempelpriesters en functionarissen waren de machtige rijke heren. De priesterklasse van de Saduceën waren de architecten en aannemers die zich rijk maakten aan de herbouw en uitbreiding van de herodiaanse tempel die in 20 voor Christus begon en 46 jaar duurde. De farizeeën hadden de veestapels en de fruitplantages in bezit. De mensen moesten dieren en vruchten offeren en tempelbelasting betalen . Het heidense geld mocht de tempel niet binnen en kon niet dienen voor de eredienst, het moest daarom gewisseld worden. De wisselaars deden daar goede zaakjes mee. Niet alleen door de Romeinen maar ook door de tempelbedienaars werd het volk flink uitgezogen. De tempel was verworden tot een centrum van politiek, wetgeving en belastingen. De hoge raad, het sanhedrin, zetelde in de tempel. De tempel was een politieburcht. De tempelheren hadden het hele maatschappelijk leven in handen. Bovendien waren ze mèt de commercanten pro-Romeins. Dit alles maakt dat in de ogen van het moe getergde volk Jezus’ daad een gewaagd en gedurfd provocerend optreden was. Een niet te miskennen protest tegen het misbruik van de tempel als ‘huis van gebed’ en tegen de schandelijke uitbuiting van arme machteloze gelovigen. Het officiële establishment voelt zich tot en met bedreigd. Voor het gewone volk wordt Jezus een populaire volksheld die messiaanse verwachtingen van bevrijding losslaat. Vooral bevrijding van het drukkende Romeinse juk.