Ik wil nog even reageren op deze passage van Klavier.Klavier schreef:De vraag is echter of we ook moeten vergeestelijken daar waar vanuit het Nieuwe Testament geen enkele aanwijzing wordt gegeven. Zolang het niet uit de Schrift zelf blijf lijkt het me een gevaarlijk uitgangspunt.
Want als het in Ruth zo is, waarom dan niet elders.
De gang van Jozef, de Bethel-Pniël chronologie, het is geliefde stof voor velen. Maar waar waar houdt het op?
Naar mijn overtuiging mogen we soms wel een geestelijke betekenis aanvaarden, ook al zegt het NT er niets over.
Uit het NT weten we bijvoorbeeld dat we de geschiedenis van Sara/Izak en Hagar/Ismaël ook dieper mogen verstaan. (Galaten 4.)
Maar in het NT vinden we niets over de openbaring van Jozef aan zijn broers nadat hij wonderlijk met zijn broers gehandeld had. Of het pleiten van Juda voor zijn broers. Maar zowel Jozef als Juda mogen we in deze geschiedenis toch wel zien als voorafbeeldingen van Christus.
Idem Izak die door zijn vader geofferd werd maar als het ware uit de dood weer terugkwam. Die bovendien het hout op zijn rug droeg (een duidelijk voorbeeld van Christus).
Of van de zegen van Izak aan Jakob in de kleding van zijn oudste broer (als beeld van de rechtvaardigmaking door de verdienste van Christus als 'vreemde' gerechtigheid). En de geur van deze klederen die tot zijn vader kwam (de voorbidding van Christus).
Of van sommige zaken in de ceremoniële wetten.
Dit zijn allemaal dingen die evident ook een geestelijke betekenis hebben, zónder dat we dit zo uitgelegd vinden in het NT. Andere (vergelijkbare) zaken worden in het NT wél geestelijk uitgelegd.
Daarom: We mogen wel degelijk in sommige gevallen geschiedenissen 'vergeestelijken'. Echter de norm moet zijn de Schrift zelf. Dus geen vergeestelijking of conclusies trekken die we ook niet op andere gronden in de Schrift kunnen vinden. Ook geen gezochte vergeestelijking toepassen, maar met bescheidenheid. Ook moeten we grenzen trekken (net als bij gelijkenissen in het NT). Wanneer we een geschiedenis vergeestelijken, dan mogen we niet álles in die geschiedenis vergeestelijken, maar alleen een bepaald gedeelte ervan.
Calvijn vergeestelijkte trouwens soms ook. Jakob in de klederen van zijn broer Ezau en de geur van deze klederen komt bij hem als beeld voor van de rechtvaardigmaking door de gerechtigheid van Christus (zie zijn Institutie).
Zo moeten we ook met de geschiedenis van Ruth omgaan. Er zijn zaken in die we ook tot op zekere hoogte mogen vergeestelijken of toepassen. Maar niet om er een systeem van te maken. En al helemaal niet om leerstellingen te bewijzen in strijd met de Schrift. En dat is in het verleden helaas wel gebeurd, júist met deze geschiedenis. Idem met de geschiedenis van Jakob bij Beth-El en Pniël. Dan wordt het inlegkunde en mist het ieder schriftuurlijk fundament.
Wat betreft Boaz, deze mogen we als losser zien als voorafbeelding van Christus (alléén in zeker opzicht). De eerste losser die nader was als type van de wet (idem). Maar we mogen niet menen dat Ruth persoonlijk pas zalig (of gerechtvaardigd) werd toen ze Boaz leerde kennen. Dan zijn we zeer onschriftuurlijk bezig.