Oorspronkelijk gepost door David J
Bij wijze van toelichting van beide stellingen een citaat.
Calvijn zegt het volgende over het onderscheid tussen 'uiterlijke' en 'verborgen' roeping, zoals hij het noemt: "(...) Ik spreek over de uiterlijke en officiele roeping, die betrekking heeft op de orde der kerk; de verborgene echter, van welke elke dienaar zich voor God bewust is, en van welke hij de kerk niet tot getuige van node heeft ga ik voorbij. Zij is het goede getuigenis van het hart, dat wij het aangeboden ambt aannemen niet uit eerzucht, noch uit hebzucht, noch uit enige andere begeerte, maar uit een oprechte vreze Gods en uit lust om de kerk op te bouwen. Dit getuigenis is, zoals ik gezegd heb, voor een ieder van ons noodzakelijk, wanneer wij onze dienst bij God aangenaam willen maken. Maar toch is niettemin hij voor het aanschijn der kerk behoorlijk geroepen, die met een slecht geweten tot het ambt toetreedt (!), wanneer slechts zijn boosheid niet openlijk bekend is.
Met pleegt ook te zeggen, dat ook particulieren personen tot het ambt geroepen zijn, van wie men ziet, dat ze geschikt en bekwaam zijn om het te bekleden, en wel omdat geleerdheid verbonden met vroomheid en met de overige gaven van een goed herder een zekere voorbereiding er toe is. Want hen, die de Here to een zo groot ambt bestemd heeft, rust Hij eerst toe met de wapenen, die tot de vervulling ervan vereist worden, opdat ze niet ledig en onvoorbereid komen." (Institutie IV, hfst. III, 11.)
Merk op dat Calvijn er van uit gaat, dat de uitwendige roeping eerst komt, en ook de belangrijkste is. Iemand is geroepen, omdat hij door een gemeente beroepen wordt. In feite is de inwendige roeping niet meer dan het goede geweten van de geroepene. Verderop merkt hij op, dat van mensen met de gaven tot een ambt gezegd kan worden dat ze tot dat ambt geroepen zijn. Calvijn heeft het hier overigens niet specifiek over de roeping van een predikant, maar van elke ambtsdrager in het algemeen. De formulieren om de ambtsdragers te bevestigen sluiten hierbij aan: zij zeggen over de roeping van predikanten precies hetzelfde als over die van diakenen en ouderlingen. "Of gij niet erkend, dat gij van Gods gemeente en mitsdien (d.i. daarom ook) door God geroepen zijt." De ambten zijn gelijkwaardig, ook in de roeping.
Gelijkwaardig?
Voor mijn gevoel staat de dominee helemaal bovenaan. Dan een tijdje niets.
Dan de ouderling. Dan weer een tijdje niets.
Dan de diaken en tenslotte 't kerkvolk.
Hoe zou dit toch komen?