Uit het hart gegrepen. Ik denk dat juist hier veel spraakverwarring door ontstaat. Als er gesproken wordt over het samenvallen van geloof en wedergeboorte denkt men nogal eens dat er dan bedoeld wordt de wedergeboorte en het geloof als volle troost en zekerheid. Wat Boston stelt is denk ik schriftuurlijk. Het geloof ís verbonden aan Christus, maar mag opwassen in de kennis van deze Middelaar. Daarom schreef Petrus 'Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen.'Wat blijkt hier m.i. uit: dat Boston inderdaad wedergeboorte en geloof in Christus volledig laat samenvallen, maar daaruit niet concludeert dat er op dat moment ook de volle zekerheid en troost is. Boston verwijst dan naar David. Zijn zonden waren (!) vergeven, zo had Nathan immers hem in Gods Naam gezegd. Toch bleef hij treuren over zijn zonde. Zo ziet Boston het ook: we kunnen door wedergeboorte en waar geloof verbonden zijn aan Christus, een evangelisch verbroken hart kennen; en toch nog niet delen in de volle troost en zekerheid.
Meer en meer verzekerd worden van onze verkiezing [daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen].
Ds. W. van Vlastuin drukte het eens zo uit:
Je kunt dat opwassen in de kennis van de Heere Jezus denk ik goed vergelijken met een servies dat een bruidspaar ontvangt op een bruiloft. Je krijgt dat hele pakket in één keer. Dat hele servies dat neem je mee naar huis en dat zet je als je ’s avonds thuis komt op tafel, en je zegt: “Nou we gaan het morgen wel eens uitpakken.” Je hebt het hele servies gekregen en je gaat het uitpakken. Je doet de doos open en ziet het eerste schoteltje met het papiertje er omheen. Je haalt het papiertje er vanaf. Prachtig zeg, geweldig! Je draait het eens om en je kijkt aan de achterkant. Je pakt het volgende schoteltje en dan pak je een bord. Tsjongejonge, zit dat er ook in! En dan zo’n mooie theepot, die kom je tegen. En dan zo’n kannetje. En je zet het allemaal op tafel en je wordt steeds meer verwonderd dat je dit hebt gekregen en dat het er allemaal inzit. Word je dan steeds rijker? Nee, je wordt niet steeds rijker, want je had het al. Maar je wordt wel steeds meer verwonderd en er gaat steeds meer voor je open.
Zo is het in geestelijke zin ook. Je wordt niet rijker; als je eenmaal tot geloof gekomen bent, dan ben je ook rechtvaardig voor God. Als je één keer met het allerzwakste geloof de toevlucht hebt genomen tot de Zaligmaker en als dat Licht van het Evangelie in jouw ziel heeft geschenen en verlichting gaf van de kennis van de heerlijkheid van God in Jezus Christus, dan ben je uit de dood overgegaan in een nieuw leven. Dan ben je van Christus een nieuw schepsel. Dat is al iets van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Maar wat is nou opwas in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus? Niet dat je rijker wordt, niet dat je meer rechtvaardig voor God wordt, niet dat je meer een kind van God zal zijn na die tijd dan voor die tijd. Wel dat je er meer troost van hebt, meer rijkdom ziet en meer eruit gaat leven. Dat het meer voor jou open gaat. Dat je er blind voor was en dat je nu gaat zien.
Zo is een kind van God z’n leven lang bezig om dat servies van Gods genade uit te pakken. “Opdat je mag weten”, schrijft Paulus aan de Korintiërs, “de dingen die u van God geschonken zijn.” En daarom schrijft Paulus ook die brieven. Opdat ze weten de dingen die hun van Christus geschonken zijn en wat zij in Christus allemaal hebben! Dat je in Christus rechtvaardig bent voor God. Net zo rechtvaardig als Jezus. Net zo rechtvaardig als Paulus. Dat je nooit méér rechtvaardig kan worden dan Christus was. Jij bent schuldig, jij kunt niet voor God bestaan. De wet klaagt je aan. Hij beschuldigt jou van alle kant. Maar in Christus ben je rechtvaardig voor God. Eén procent geloof maakt je niet één procent rechtvaardig. Nee, die éne procent van wat het geloof kan zijn, maakt jou 100% rechtvaardig in de ogen van God. Daar raak je toch nooit in uitgeleerd. Daar heb je toch je leven lang voor nodig om dat heerlijke geheim te gaan verstaan, om daar uit te leven, om daarin op te wassen? Want hoe vaak denkt een kind van God weer van: God ziet alleen maar mijn zonden. En als God in het recht zou treden en gadeslaan mijn ongerechtigheden, dan kan ik voor God niet bestaan. Het geloof is geen bezit. Het geloof is iedere keer weer een wonderlijke werking van de Geest Die in jou komt en over jou komt, opdat jouw hart openbloeit en je het geopende hart van God gaat zien en Zijn eeuwige en oneindige liefde. Je bent aangenomen tot een kind van God. Geadopteerd. Een vader zorgt goed voor zijn kinderen. Zo zorgt de hemelse Vader goed voor Zijn kinderen. Om dat eens te gaan begrijpen, om daar uit te leven. Dan kun je onbezorgd zijn. En al gaat het dan helemaal verkeerd in je leven, dan is er toch die God, de Vader Die dat in Zijn hand heeft.
Het is geen kunst om dat te zeggen als alles op rolletjes gaat, maar als nou eens alles tegenzit? Om dan te zeggen: “Heere, Uw goedheid is hemelhoog. U bent de Bron van alle goed. U bent zo goed, en Uw goedheid is verspreid door al Uw werken.” Dat wil zeggen: verstaan dat je een kind van God bent. Dat je geadopteerd bent in dat huisgezin van God.
Zou dat ook niet betekenen dat bij alles wat je in dit leven ontvangt, je gaat beseffen: dat krijg ik uit die goede Vaderhand, van Hem! Ja ook dat sneetje brood. En ook die zuurstof die je inademt. En ook het feit dat je geen pijn hebt in je gewrichten en dat je zomaar je knieën kunt gebruiken. Wij zijn van die platvloerse mensen. Wij vinden alles zo gewoon. We zijn net als die koning die een stuiver mist. Die man heeft schatten, heeft een stuivertje verloren en dan loopt hij door zijn paleis te ijsberen. Zo zijn wij ook. Wij hebben talloze schatten. En we missen elk klein dingetje en we worden zo opstandig en klagen. Maar geloof is er verwonderd over wat die hemelse Vader allemaal geeft. En het ervaart het ook zo.