Curatorium GG / discussie

Erasmiaan
Berichten: 8596
Lid geworden op: 17 okt 2005, 21:25

Bericht door Erasmiaan »

refo schreef:Ja, leuk. Hoe vaak komt dat niet voor? Is het dan zo'n flutopleiding dat 4 jaar studie 'voor niets' is als het niet tot predikantschap leidt?
We hebben over het belang voor de gemeenten, niet de situatie voor de predikanten zelf. De gemeenten schieten er toch niets mee op als er heel veel geld in een student is gestoken, en aan het eind van de opleiding wordt hij afgewezen? Dat kun je ook niet empirisch onderbouwen dat ze bijna altijd toegelaten zullen worden, want deze situatie is er niet. En ik neem aan dat als alle studenten nu gewoon hadden mogen beginnen dat er dan 7 van de tien ook door de plaatselijke gemeenten afgewezen zouden moeten worden. En dat is behoorlijk weggegooid geld.

Op de arbeidsmarkt wordt je toch ook niet zonder sollicitatiegesprek aangenomen?
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 24666
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Bericht door refo »

Dus toch een centenkwestie. Dat zei E Hofman in de 70er jaren ook al.
Erasmiaan
Berichten: 8596
Lid geworden op: 17 okt 2005, 21:25

Bericht door Erasmiaan »

MIsschien dat je ook zinnige opmerkingen kan maken? Het wordt mij niet duidelijk dat er een beter alternatief is als via het curatorium.

En alleen gemeentes laten toetsen is ook geen optie. Volgens ds. Honkoop blijkt uit de praktijk dat er regelmatig door kerkenraden een zgn. "attest der liefde" wordt gegeven. Dan is het zo gek nog niet om een onafhankelijk "neutraal" toetsingsorgaan te hebben.
Gebruikersavatar
Mister
Administrator
Berichten: 11770
Lid geworden op: 25 jul 2005, 12:06

Bericht door Mister »

Dus een deel van het probleem ligt dan bij de kerkenraad...
Kislev
Berichten: 2528
Lid geworden op: 08 apr 2002, 16:20

Bericht door Kislev »

Even gescand: wat dr. Martin Lloyd Jones zegt over roeping en kerk:

De man die door God geroepen is, is iemand die zich realiseert waartoe hij geroepen is en hij beseft zo goed wat een ontzaglijke taak dit is, dat hij er voor terugdeinst. Alleen dit overweldigende besef van zich geroepen en gedrongen te weten zou iedereen altijd tot preken moeten brengen.
Dit is dus het eerste dat een man op de preekstoel brengt om het Evangelie te verkondigen. Ik moet me haasten hieraan toe te voegen dat zelfs dit onderzocht en bevestigd moet worden; en dat is iets wat de kerk doet. Over dit eerste aspect schrijft de Apostel ook in het tiende hoofdstuk van de Brief aan de Romeinen: "Want een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden. Hoe zullen zij Hem dan aanroepen, in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welke zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hen predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden?" (Rom. 10:13-15). De predikant is "gezonden". Maar hoe weten we dat we werkelijk "gezonden" zijn en dat we onszelf niet zomaar in het ambt zetten? Dat is een zaak van de kerk. Het Nieuwe Testament geeft hierover onderricht, niet alleen ten aanzien van het preken en het onderwijzen, maar ook van de verschillende ambten in de kerk. Reeds in hoofdstuk zes van het boek van de Handelingen der Apostelen worden met betrekking tot de diakenen bepaalde eigenschappen genoemd. De kerk selecteert deze mannen op grond van bepaalde beginselen; ze is geleerd waarnaar ze moet kijken en ze onderzoekt of die eigenschappen aanwezig zijn. Hetzelfde komt u tegen in de Pastorale Brieven waarin instructies worden gegeven ten aanzien van de kwalificaties van ouderlingen en diakenen. Voordat u er honderd procent zeker van kunt zijn dat een man tot predikant geroepen is, moet zijn persoonlijke roeping door de kerk bevestigd worden, het moet met een attest door de kerk bekrachtigd worden.
Nogmaals moet ik hierbij zeggen dat de geschiedenis van de kerk en van de predikanten heel duidelijk laat zien dat de kerk zich wel eens kan vergissen. Dat heeft ze vele malen gedaan en ze heeft mannen afgewezen die zich als predikant zo verdienstelijk hebben gemaakt dat zij duidelijk door God geroepen waren. Om een voorbeeld te noemen, Dr. G. Campbell Morgan werd door de Methodisten Kerk in Engeland afgewezen. Maar dat is de uitzondering, de uitzondering die de regel bevestigt; en u legaliseert geen uitzonderingen en bijzondere gevallen. Ik generaliseer. Wanneer er een buitengewoon en voortreffelijk man is zal God hem dat, ondanks wat mensen zeggen, op de een of andere manier bekend maken; maar dat komt niet zo vaak voor.
Wat gewoonlijk meer gebeurt is dat mannen die zich geroepen voelen, niet geroepen zijn; en het is de taak van de kerk daarop toe te zien en juist te handelen. Ik zou hiervan veel voorbeelden en illustraties kunnen geven. Ik heb dikwijls gevoeld dat ik, wanneer iemand mij kwam vertellen dat hij tot predikant geroepen was, niets anders moest doen dan elk denkbaar obstakel op zijn weg te plaatsen. Bovendien was ik heel kritisch in mijn oordeel ten aanzien van zijn persoon, zijn intelligentie en zijn spreektalent. De overeenkomst tussen wat de man gevoelt en wat de kerk moet voelen is uiterst belangrijk. Een overbekend verhaal over Spurgeon illustreert dit heel goed. Op een zondagavond kwam er na de dienst een man naar hem toe en zei: "Mijnheer Spurgeon, de Geest vertelt mij dat ik hier, in deze Tabernakel, aanstaande donderdagavond moet preken." "Wel, het is wel heel vreemd", zei Spurgeon, "dat de Geest mij dat niet verteld heeft." Natuurlijk preekte die man die donderdag niet in de Tabernakel! Dat was nogal logisch. Als de Geest de man gezegd had te preken dan zou Hij dat ook tegen Spurgeon gezegd hebben. De Heilige Geest gaat altijd ordelijk te werk.
Dit is een zeer subtiele zaak. Iemands natuur, ambitie, of liefde tot bijzondere ambten of taken, kan in hem een begeerte wekken om predikant te worden en we maken onszelf wijs dat dit de Geest van God is Die ons leidt. Ik heb dit vele malen meegemaakt; en een van de meest pijnlijke taken waarmee een predikant te maken krijgt is om een man die hem hiermee benadert, aan te raden hiervan af te zien. Op welke gronden ontraadt hij hem? Hij moet hem op bepaalde punten toetsen en dat moet de kerk ook. Waarin onderzoekt de kerk een man die zegt een roeping tot predikant te hebben? Ze moet duidelijk Iets buitengewoons in hem zoeken. Hij moet natuurlijk christen zijn, maar er moet iets meer zijn, er moet nog iets bij komen.
Waar zoekt u naar? Wel, u herinnert zich dat er in Handelingen 6 op aangedrongen werd dat zelfs bij het aanstellen van diakenen, die alleen maar een financieel probleem, het werk der barmhartigheid in het onderhouden van weduwen, moesten behandelen, dit mannen moesten zijn "vol des Heiligen Geestes". Dat is de eerste en de grootste voorwaarde. U hebt het recht te onderzoeken of de man geestelijk bijzonder bedeeld is. Dat moet men allereerst nagaan vanwege de aard van de taak. U hebt ook het recht te onderzoeken of hij ten aanzien van zijn kennis van de waarheid enigermate overtuigd is en of hij daar ook persoonlijk iets van kent. Het is zonder meer duidelijk dat een man die zelf altijd met problemen, met moeilijkheden en onzekerheid worstelt en de waarheid probeert te ontdekken, of zo onzeker is, dat hij altijd beinvloed wordt door het laatste boek dat hij leest en "voortgedreven wordt door allerlei wind van leer" en elke nieuwe theologische mode, duidelijk niet tot het predikambt geroepen is. Een man die zelf grote problemen heeft en snel van zijn stuk gebracht wordt is duidelijk niet geschikt voor predikant, omdat hij tot mensen zal spreken die in de problemen zitten en zijn taak is primair hen te helpen om eruit te komen. "Hoe kan de blinde de blinde leiden?" vraagt onze Heere zelf in zo'n situatie. De predikant moet dus iemand zijn met ongewone geestelijke gaven, die er vast van overtuigd is dat hij de Waarheid kent en verstaat en die zich bekwaam voelt ze anderen te preken.
Wat verlangt u nog meer? Vervolgens gaat u wat wij gewoonlijk het karakter noemen na. Ik zou niet willen beschrijven wat "vol des Heiligen Geestes" (dit betekent dat hij iemand is die zich onderscheidt door een godvruchtig leven) met het karakter te maken heeft. Ook hierover is de Schrift duidelijk, bijvoorbeeld in Paulus' brief aan Titus: "Vermaan de jonge mannen insgelijks dat zij matig zijn. Betoon uzelven in alles een voorbeeld van goede werken; betoon in de leer onver-valstheid, deftigheid, oprechtheid. Het Woord gezond en onverwerpelijk, opdat degene die daartegen is, beschaamd worde en niets kwaads hebbe van ulieden te zeggen" (Titus 2:6-8 ). De predikant moet een godvrezend man zijn. Maar hij moet ook wijsheid bezitten. En niet alleen dat, hij moet ook geduldig en lankmoedig zijn. Dit is voor een predikant heel belangrijk. De Apostel zegt het zo: "En een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te leren en die de kwaden kan verdragen (2 Tim. 2:24).
Deze eigenschappen zijn onmisbaar. Iemand kan een goed christen zijn en wat al niet meer; maar als deze eigenschappen bij hem ontbreken is hij niet geschikt voor predikant. Verder moet hij de mens en de menselijke natuur kennen. We moeten onderzoeken of deze algemene eigenschappen en kenmerken er zijn en we moeten er op staan. Pas nadat wij zulke eigenschappen hebben benadrukt komen we bij het punt van de bekwaamheid. Een van de tragedies van de moderne kerk is volgens mij dat we de neiging hebben om de bekwaamheid primair te stellen. Ze moet niet eerst komen, maar pas ongeveer in dit stadium. Ze moet er beslist zijn.

Ik herinner mij dat vele jaren geleden een jonge man mij kwam vertellen dat hij er honderd procent van overtuigd was een roeping tot predikant te hebben. Hij vertelde niet alleen dat, maar nog iets anders en dat verontrustte mij veel meer. De zondag ervoor was ik niet in mijn eigen gemeente voorgegaan en een gastpredikant had voor mij waargenomen. Mijn jonge vriend had deze predikant opgezocht en hem verteld dat hij zich geroepen voelde tot de prediking en tot predikant; de predikant die hem helemaal niet kende, had hem aangemoedigd, geprezen en aangespoord verder te gaan. Het werkelijke feit was dat de arme man niet de verstandelijke capaciteiten had die nodig zijn om predikant te worden. Zo eenvoudig was dat. Hij zou zelfs nooit door de voor-examens zijn gekomen; en als hij ze wel op de een of andere manier met de hakken over de sloot gehaald zou hebben, zou hij de verstandelijke vermogens, die nodig zijn voor het reeds eerder beschreven werk, missen. Daarom moeten we natuurlijk intelligentie en bekwaamheid onderstrepen. Als iemand "het Woord recht wil snijden" dan moet hij daartoe bekwaam zijn. De Apostel Paulus zegt dat hij "bekwaam moet zijn om te leren". Als preken betekent het Woord van God brengen zoals wij hebben omschreven - namelijk de relatie tussen systematische theologie en de juiste betekenis van de bepaalde tekst - dan vereist dit ongetwijfeld een zekere intelligentie en bekwaamheid. Wanneer het iemand hieraan ook maar enigszins ontbreekt, ligt het voor de hand dat hij niet tot predikant geroepen is.
Dan wil ik hieraan nog de "gave van het woord" toevoegen. Ook dit is beslist iets wat we tegenwoordig al gauw vergeten. Daarom heb ik alle nadruk gelegd op het houden van de preek, op het spreekgedeelte. Wat is een predikant? Ongetwijfeld is hij allereerst spreker. Hij is niet in de eerste plaats schrijver van boeken, hij is geen essayist of letterkundige; de predikant is primair spreker. Wanneer de kandidaat dus niet de gave van het woord heeft (en hij mag allerlei andere gaven hebben) zal hij nooit een goed predikant worden. Hij kan een groot theoloog zijn, hij kan bijzonder goed zijn in het geven van persoonlijke raad en advies en hij kan veel andere dingen doen, maar ik blijf bij mijn grondgedachte dat wanneer iemand niet de gave van het woord heeft hij geen predikant kan zijn.
Ook dit kan ik met een voorbeeld duidelijk maken. Ik herinner me het geval van een jonge man, die een bijzonder goed natuurkundige was en die het op zijn eigen gebied goed gedaan had en nog goed deed. Hij kwam mij vertellen dat hij er zeker van was dat hij tot predikant geroepen was. Maar ik wist direct dat hij zich vergiste. Waarom? Niet omdat ik daar zo'n bijzonder inzicht in had, maar eenvoudig omdat het duidelijk was dat hij zich maar amper kon uitdrukken, zelfs onder vier ogen, laat staan in het openbaar. Hij was een zeer kundig man, maar kennelijk had hij niet de gave om te communiceren. Hij kon niet onbelemmerd spreken; hij stamelde, het gesprek hokte, hij weifelde en hij was onvrijmoedig in zijn hele manier van spreken. Ik deed er alles aan om hem van de studie te weerhouden. Hij wilde echter niet luisteren omdat hij zo zeker van zijn roeping was. Hij werd theologisch student, deed het erg goed in Oxford en werd tenslotte bevestigd. Volgens mij heb ik het bij het goede eind wanneer ik zeg dat hij in tijd van zeven jaar bij elkaar drie verschillende kerken heeft gehad. Toen begon hij mede als gevolg van deze ervaring heel duidelijk in te zien dat hij nooit tot predikant geroepen was. Hij nam zijn natuurkundig werk weer op en doet het in dit werk goed. Hij had altijd in dit werk moeten blijven omdat hij die vereiste persoonlijke gave van de welsprekendheid miste.

Deze bijzondere punten zijn van het allergrootste belang. Ik spreek als iemand die de laatste veertig jaar zoveel met dit probleem te maken heeft gehad. Laat me nog een verhaal vertellen dat duidelijk maakt wat ik zeg. Soms is deze vergissing met betrekking tot een roeping niet zozeer door de man zelf gemaakt als door een predikant of ouderling, die het op zich genomen heeft de man in overweging te geven om predikant te worden, en er zelfs bij hem op aan te dringen en druk op hem uit te oefenen. Ik herinner me heel goed wat er eens op een zondagavond gebeurde. Ik was na de preek teruggegaan naar de consistoriekamer en een jonge man kwam me daar opzoeken. Hij zag er zeer opgewonden uit, en ik zei: "Wel, wat is er aan de hand, hoe kan ik je helpen?" Hij zei dat hij niet veel van mijn tijd wilde nemen, maar dat hij slechts een ding van mij wilde weten. Of ik een christen-psychiater kende. "Wel", zei ik, "waarom wil je een christen-psychiater spreken?" Zijn antwoord was: "Ik verkeer in grote moeilijkheden, ik weet niet meer wat ik moet doen". Ik vroeg hem wat hiervan de oorzaak was. Tussen twee haakjes, je stuurt iemand toch zo maar niet naar een psychiater, tenzij je er volkomen zeker van bent dat hij die hulp nodig heeft; uit ervaring weet ik dat de meesten van de mensen die de naam van een christen-psychiater komen vragen, eerder geestelijke hulp dan een psychiatrische behandeling nodig hebben. Ik vroeg de jonge man echter: "Waarom heb je behoefte aan een psychiater?" Hij antwoordde opnieuw: "Ik weet niet meer wat ik moet doen." "Wat is hiervan de oorzaak?" vroeg ik. Toen vertelde hij mij zijn verhaal. De afgelopen veertien dagen was hij op een seminarie geweest dat onlangs opgericht was voor de opleiding van evangelisten. Tot die tijd was hij in het westen van Engeland bakker geweest. Hij was begiftigd met een goede zangstem , die hij gebruikte om het werk van zijn kerk aldaar te helpen. Onlangs was er in zijn stadje een evangelisatiecampagne geweest en elke avond was hij als solist opgetreden. Aan het einde van de campagne had de gastevangelist deze jongen apart genomen en tegen hem gezegd: "Geloof je niet dat je voor de evangeliebediening bestemd bent?" Hij had uitvoerig met hem gesproken en de jongen tenslotte overreed dat hij toch echt predikant moest worden. Beiden waren het er natuurlijk over eens dat hij enige opleiding nodig had en de evangelist kon hem vertellen dat men nu gelukkig over een seminarie beschikte. Dus had hij de jonge man naar dit nieuwe seminarie gestuurd en daar was hij twee weken gebleven. Maar nu kwam hij naar mij toe omdat hij in grote moeilijkheden verkeerde. "Wat is er gebeurd?" vroeg ik. "Wel", zei hij "ik kan de colleges niet volgen. Ik zie de andere studenten aantekeningen maken, maar ik weet niet hoe ik dat moet doen." Hij was nooit een groot lezer geweest en hij had nooit colleges gevolgd, en nu wist hij het echt niet meer. De evangelist had hem verteld dat hij tot de evangeliebediening geroepen was en wie was hij om aan de uitspraak van zo iemand te twijfelen? En toch voelde hij dat hij niet verder kon gaan. Hij was zo ongelukkig geworden en hij was zo in de war, dat hij de rector van het seminarie had opgezocht; het eerste wat de rector zei toen hij het verhaal hoorde was: "Ik denk dat je een psychiater nodig hebt". Het schijnt tegenwoordig bijna routine
geworden om dit christenen, die het niet meer weten, te adviseren. Vandaar dat de jonge man de naam van een christen-psychiater zocht. Ik zei tegen hem: "Ik vraag me af of u wel een psychiater nodig hebt. Juist omdat u niet meer weet wat u moet doen en u voelt dat u niet door kunt gaan, is voor mij een duidelijk bewijs dat u weer "tot uzelf bent gekomen", dat u in een gezonde toestand verkeert en een gezonde geest hebt". Ik voegde eraan toe: "Toen u naar de evangelist luisterde en het seminarie bezocht was het de tijd om naar de psychiater te gaan. U hebt nu ingezien hoe de zaken werkelijk liggen. Pak uw werk als bakker weer op en gebruik de stem, de gave die God u gegeven heeft, een stem om te zingen. Erken dat u niet tot de evangeliebediening geroepen bent en ga verder met wat u kunt." De man had letterlijk niet de verstandelijke capaciteiten en hij wist dat en had dat duidelijk ingezien. Hij was onmiddellijk opgelucht en ging verheugd bij mij weg. Hij volgde mijn advies op en vatte in zijn plaatselijke kerk zijn waardevolle en blijde dienst tot eer van God weer op.

Deze wegen volgt de kerk om een man die zegt een roeping ontvangen te hebben te toetsen. Ik beweer dat God door de man zelf werkt en door de stem van de kerk. Het is dezelfde Geest die in beiden aan het werk is en wanneer er eenstemmigheid is kunt u terecht aannemen dat het een roeping van Godswege is. Een man wijst niet zichzelf aan; hij wordt niet in het ambt geplaatst door de druk van de kerk alleen. Deze twee dingen gaan samen. Beide kanten zijn verwaarloosd. Ik heb veel mannen gekend die zichzelf hebben bedrogen. Ik heb ook veel gevallen gekend van mannen die door verkeerd onderwijs van de kerk het ambt, waartoe ze nooit geroepen waren, werd opgedrongen. Beide dingen moeten samen gaan. We zien dus hoe men te werk gaat.
Plaats reactie