Herman schreef: ↑28 jan 2025, 12:36
Valcke schreef: ↑28 jan 2025, 12:26
Sorry hoor, Herman, ik heb uit Calvijn het tegendeel al aangetoond. Idem uit bv. Matth. 3:6: 'belijdende hun zonden'.
Dat is méér dan een 'ja' antwoord op een vraag uit het formulier.
En inderdaad moet het gaan om het goede getuigenis ná iemands bekering. Maar waarachtige bekering impliceert wel belijdenis.
Nogmaals: ik zeg niets over deze casus. Ik houd het graag 'algemeen'.
Ik ben het niet met je eens, en ik hou met het recht voor aan mijn mening vast te houden en tegelijkertijd in gesprek te zijn. Een opmerking als 'sorry Herman' is buitengewoon vervelend en onnodig.
Mattheus 3:16 zegt niets over het specificeren van de beleden zonden, dus dat lijkt me geen argument.
De vraag die ik vanuit de kerkelijke formulieren meeneem is dat deze een algemene belijdenis van zonden formuleert, maar geen specificatie als 'deze broeder doet nu belijdenis van het geloof, nadat hij belijdenis van zonden heeft gedaan ten aanzien van de geboden 1 tot en met 10 van de wet'. Want ja, in zijn eertijds leefde hij de zondag niet na (4e gebod), vloekte hij zo nu en dan (3e gebod), was hij atheist (1e gebod), had hij een boeddha beeld in huis (2e gebod), enz enz.
Calvijn zal ik eropna moeten lezen. Want over wat voor mensen spreekt hij daar?
De doopvragen in de Vroege Kerk concentreren zich op de breuk met het verleden en op het afzweren van de zonden, meer dan het belijden van de zonden. Dar zie je dus de positieve wending van het begrip bekering.
O.k. prima. Mijn inleidende woorden kwamen uit de stellige bewering dat "de gereformeerde kerk" deze belijdenis niet vraagt. Dan lijkt het alsof je mijn eerdere post niet gelezen hebt. Bij het ongemak daarover gebruik ik dan inderdaad het woord 'sorry'.
Laat ik nog enkele opmerkingen hierover maken (n.b. los van casus!):
1. Bij een ware bekering hoort ook een ware belijdenis van zonden. Bij de openbare belijdenis bij de doop kan dit zeker in gewone gevallen in algemene bewoordingen, zoals in het formulier.
2. Echter, het formulier van de H. Doop is niet het startpunt. Daar gaat wel een onderzoek van de kerkenraad aan vooraf als het goed is. En Calvijn wijst er ook ook op dat zo'n onderzoek vereist is. In dat onderzoek zal degene die aangeeft gedoopt te willen worden, als het goed is in eigen woorden over zijn bekering spreken. En daar zal dan ook in eigen woorden iets terugkomen van een belijdenis over voorgaande zonden. Het beantwoorden van de formuliervragen in het openbaar volgt hierop en is hiervan het sluitstuk.
3. Ik begrijp niet hoe bij zo'n persoonlijk verschijnen voor de kerkenraad en het spreken over de bekering en de belijdenis die daarbij gedaan wordt, eventuele openbare zonden die ergernis gegeven hebben, geheel gepasseerd zouden kunnen of moeten worden. Dat is naar mijn overtuiging ook volstrekt niet iets wat de gereformeerde kerk zou moeten voorstaan of wat haar praktijk zou moeten zijn. Dat gebeurde niet bij de personen die door Johannes de Doper gedoopt werden, evenmin bij de apostel Paulus. Bij Paulus wist Ananias terdege van zijn voorgaand leven; toen de waarachtigheid van zijn bekering gebleken was (en in dit geval ook aan Ananias geopenbaard), zal de apostel ook zeker de behoefte gehad hebben om zijn zonden en waar berouw over zijn voorgaand leven te belijden. Deze belijdenis doet hij daarna in zijn brieven en toespraken nog vele malen.
4. M.b.t. de punten die je noemt: Matth. 3:6 zegt: 'belijdende
hun zonden'. Het woordje 'hun' mogen we zeker wel persoonlijk opvatten. Hoe dan ook waren er in die tijd geen formulieren, dus het is m.i. vrij evident dat het hier gaat om een persoonlijke belijdenis, met inbegrip van persoonlijke zonden.
5. M.b.t. de kerkelijke formulieren: daar ben ik op ingegaan. Het formulier voor de doop aan de volwassenen gaat over de kerkelijke handeling voor de gemeente. Het vormt ook het sluitstuk van het eerdere contact tussen degene die zich wil laten dopen en de kerkenraad. Daarvóór zal de kerkenraad een zeker onderzoek moeten laten plaatsvinden, waarbij de persoonlijke bekering en persoonlijke belijdenis van de betrokkene aan de orde is geweest. M.i. is dat zeker gereformeerd en is het ook de praktijk die mensen als Calvijn en anderen voorstonden.
6. Nogmaals: ik spreek niet over deze casus. Want dit kan allemaal in deze casus gebeurd zijn. Daar heb ik geen weet van en daar doe ik dus ook zeker geen uitspraak over.