Onbekende schreef:huisman schreef:
God heeft de verkiezing geopenbaard als troost. Ik ben bang dat dit vergeten wordt. Je kunt niet alleen in de roeping rusten. Zie 2 Petrus 1 : 10 en 11.
Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen. Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus .
Lees ook Zacharia 3 . Daar lees je dat de satan tegen één zaak niet op kan. De verkiezing. Josua de hogepriester was bekleed met vuile klederen en de satan klaagde hem aan bij de HEERE. Doch de HEERE zeide tot de satan : De HEERE schelde u , gij satan, ja, de HEERE schelde u , Die Jeruzalem verkiest;
Dan is de satan machteloos. Hij kan nog wel een miljoen zonde opnoemen maar tegen Gods verkiezing en liefde van eeuwigheid kan hij niet op. Hij vertrekt verslagen!
Daarom mogen Gods ware kinderen roemen in de verkiezing.
Persoonlijk ben ik nog geen kinderen van God tegengekomen die roemen in de verkiezing, wel die roemen in het werk van Christus en die gekruisigd.
Als de verkiezing ter sprake komt, fungeert die als troost (omdat er verkiezing is, is er de mogelijkheid tot zalig worden) en fungeert altijd
achteraf, dat wil zeggen men kijkt achterom en zegt: ik heb het geloof mogen ontvangen, dus ben ik uitverkoren.
Persoonlijk kom ik geen mensen tegen die het andersom beweren: ik ben uitverkoren, dus ik geloof. Wie er uitverkoren zijn en wie niet, is voor ons verborgen. Wij zullen het moeten doen met de vruchten: het geloof enz. En dan nóg kunnen we er wat betreft een ander, fors naast zitten. Daarom vind ik het een wat gevaarlijke uitspraak: "Gods ware kinderen mogen (...). Waarschijnlijk heb je het niet op deze manier bedoeld, maar ik wilde het toch gezegd hebben. Voor je het weet gaat zo'n uitspraak een eigen leven leiden en fungeren als 'voorwaarde' of 'kenmerk' waarmee we anderen die het wat anders verwoorden omdat ze in een andere cultuur staan, weer 'buitensluiten' of 'te licht bevinden'. Dat komt ons niet toe, het is Zijn werk, dus laten we de beslissing maar aan Hem laten dan.
Wellicht is het wat overtrokken van mij, maar ik ben daar oprecht huiverig voor. Ik twijfel zeker niet aan je goede intenties, en misschien maak ik het ook wel veel te groot. Zie het niet als persoonlijke aanval, maar het moet me wel van het hart.
Als ik dingen niet juist zie, hoor ik het graag dan kan ik er van leren.