Het jaar 2167....
Geplaatst: 04 feb 2009, 20:52
artikel Terdege (dhr H van Groningen) februari 2009
Het jaar 2167
Christenen deden een paar honderd jaar terug volop mee met de slavenhandel. Met de Bijbel in de hand waren er veel christenen die vonden dat het geen probleem was om slaven te hebben en zelfs te verhandelen. Nu, in 2009, zeggen we: onbegrijpelijk! Het is bijna onmogelijk om boven jezelf en je eigen tijd uit te stijgen. Maar laten we een poging wagen. Het is het jaar 2167 en deze wereld bestaat nog steeds. Ook wordt er nog steeds les gegeven op een middelbare school (die dan al lang een andere naam heeft). Na talloze onderwijsvernieuwingen is men weer terechtgekomen in een gewone klas: 25 leerlingen in een lokaal met een docent ervoor. Het vak geschiedenis; de periode rond de laatste millenniumwisseling (het jaar 2000). Over het grote verschil tussen rijk en arm in die periode.
Tegenstellingen
„Die verschillen waren enorm in die tijd”, legt de docent uit. „Terwijl een groot deel van de wereldbevolking in honger, armoede en ziektes leefde, waren er andere delen van de wereld waar de mensen overdaad hadden.”
Driedimensionale beelden en levensechte geluiden vullen tijdens zijn verhaal het lokaal. Deze al wat verouderde lesmethode laat de contrasten toch wel levensecht zien: uitgemergelde mensen in een lange rij wachtend op een beetje eten en wat drinkwater tegenover een erg dikke man die bij een diëtiste op gesprek is.
De leerlingen kijken hun ogen uit. Zo ging dat toen, vertelt de docent: „Miljoenen stierven van honger terwijl iets verderop in de wereld miljoenen mensen te dik waren.”
Er worden nog een paar duidelijke tegenstellingen neergezet. De leerlingen zien armoedige, lekkende hutten tegenover kapitale villa’s, snelwegen vol luxe auto’s tegenover een stoffige zandweg met een hobbelende kar en een magere ezel ervoor. De meeste indruk maken de beelden van de medische voorzieningen: ernstig zieke mensen op een wat toen heette “intensive care”, omringd door alle zorg, en daartegenover eenzaam stervende aidspatiënten die door de familie zijn verstoten.
Hoe bij christenen?
Een van de leerlingen, een meisje, vraagt: „Maar hoe was dat toen dan bij de christenen? Hoe gingen die daarmee om?” De docent antwoordt: „Er waren wel kerken en organisaties die zich daarmee bezig hielden, maar toch... De meeste christenen konden met dit onderscheid goed leven.” Het meisje wil nog iets vragen, maar een ander is haar voor. De verbazing is voelbaar in het lokaal. „Waren dat dan wel échte christenen, ware gelovigen?” vraagt een jongen. „Dat is achteraf moeilijk te beoordelen”, zegt de docent, „maar ik denk dat er toch zeker bij geweest zijn. Maar dit schrijnende onderscheid was toen min of meer geaccepteerd. Veel christenen in westerse landen gingen in dure kleren naar de kerk, woonden in grote huizen, gingen soms wel twee of drie keer per jaar op vakantie. Er waren er heel wat met zelfs een tweede huis, een tweede auto en...” Een meisje valt hem in de rede: „Maar moesten ze dan niet veel meer weggeven als ze zo rijk waren? Dat staat toch duidelijk in de Bijbel?” „Wat staat daar dan?” vraagt de docent. „Nou gewoon, in de brief van Jakobus, dat als je je naaste gebrek ziet lijden of zonder eten ziet en je leeft je eigen leventje en denkt: ‘die ander redt zich wel’, dat je dan een dood geloof hebt.”
Onbegrijpelijk
„Dat is waar”, zegt de docent, „dat staat inderdaad in Jacobus. Maar ja, jongelui, je moet alles in zijn tijd en omstandigheden zien. Die christenen van toen vonden dat nu eenmaal normaal, iedereen deed het, daar werd niet zo heel veel over nagedacht. Men had het veel meer over allerlei theologische kwesties. En ook wel over wat wel of net niet kon en mocht. Maar hierover...? Men organiseerde wel vakantiebeurzen, 50+ beurzen, meubeldagen, zelfs wel vakantiereizen naar die arme landen. Trouwens, men kon alles volgen via wat men toen televisie en internet noemde. Ik heb jullie ook wel eens verteld over een dagelijkse papieren krant die toen bestond. Veel mensen lazen die. Ook christenen. Zij hadden zelfs een eigen christelijke krant en ook wel eigen christelijke tijdschriften... Daar stond die informatie allemaal in. Dus men wist precies hoe het zat met al die ellende in de wereld...”
Er valt een stilte in het lokaal. Waarin je ze hoort denken. Onbegrijpelijk!
Het jaar 2167
Christenen deden een paar honderd jaar terug volop mee met de slavenhandel. Met de Bijbel in de hand waren er veel christenen die vonden dat het geen probleem was om slaven te hebben en zelfs te verhandelen. Nu, in 2009, zeggen we: onbegrijpelijk! Het is bijna onmogelijk om boven jezelf en je eigen tijd uit te stijgen. Maar laten we een poging wagen. Het is het jaar 2167 en deze wereld bestaat nog steeds. Ook wordt er nog steeds les gegeven op een middelbare school (die dan al lang een andere naam heeft). Na talloze onderwijsvernieuwingen is men weer terechtgekomen in een gewone klas: 25 leerlingen in een lokaal met een docent ervoor. Het vak geschiedenis; de periode rond de laatste millenniumwisseling (het jaar 2000). Over het grote verschil tussen rijk en arm in die periode.
Tegenstellingen
„Die verschillen waren enorm in die tijd”, legt de docent uit. „Terwijl een groot deel van de wereldbevolking in honger, armoede en ziektes leefde, waren er andere delen van de wereld waar de mensen overdaad hadden.”
Driedimensionale beelden en levensechte geluiden vullen tijdens zijn verhaal het lokaal. Deze al wat verouderde lesmethode laat de contrasten toch wel levensecht zien: uitgemergelde mensen in een lange rij wachtend op een beetje eten en wat drinkwater tegenover een erg dikke man die bij een diëtiste op gesprek is.
De leerlingen kijken hun ogen uit. Zo ging dat toen, vertelt de docent: „Miljoenen stierven van honger terwijl iets verderop in de wereld miljoenen mensen te dik waren.”
Er worden nog een paar duidelijke tegenstellingen neergezet. De leerlingen zien armoedige, lekkende hutten tegenover kapitale villa’s, snelwegen vol luxe auto’s tegenover een stoffige zandweg met een hobbelende kar en een magere ezel ervoor. De meeste indruk maken de beelden van de medische voorzieningen: ernstig zieke mensen op een wat toen heette “intensive care”, omringd door alle zorg, en daartegenover eenzaam stervende aidspatiënten die door de familie zijn verstoten.
Hoe bij christenen?
Een van de leerlingen, een meisje, vraagt: „Maar hoe was dat toen dan bij de christenen? Hoe gingen die daarmee om?” De docent antwoordt: „Er waren wel kerken en organisaties die zich daarmee bezig hielden, maar toch... De meeste christenen konden met dit onderscheid goed leven.” Het meisje wil nog iets vragen, maar een ander is haar voor. De verbazing is voelbaar in het lokaal. „Waren dat dan wel échte christenen, ware gelovigen?” vraagt een jongen. „Dat is achteraf moeilijk te beoordelen”, zegt de docent, „maar ik denk dat er toch zeker bij geweest zijn. Maar dit schrijnende onderscheid was toen min of meer geaccepteerd. Veel christenen in westerse landen gingen in dure kleren naar de kerk, woonden in grote huizen, gingen soms wel twee of drie keer per jaar op vakantie. Er waren er heel wat met zelfs een tweede huis, een tweede auto en...” Een meisje valt hem in de rede: „Maar moesten ze dan niet veel meer weggeven als ze zo rijk waren? Dat staat toch duidelijk in de Bijbel?” „Wat staat daar dan?” vraagt de docent. „Nou gewoon, in de brief van Jakobus, dat als je je naaste gebrek ziet lijden of zonder eten ziet en je leeft je eigen leventje en denkt: ‘die ander redt zich wel’, dat je dan een dood geloof hebt.”
Onbegrijpelijk
„Dat is waar”, zegt de docent, „dat staat inderdaad in Jacobus. Maar ja, jongelui, je moet alles in zijn tijd en omstandigheden zien. Die christenen van toen vonden dat nu eenmaal normaal, iedereen deed het, daar werd niet zo heel veel over nagedacht. Men had het veel meer over allerlei theologische kwesties. En ook wel over wat wel of net niet kon en mocht. Maar hierover...? Men organiseerde wel vakantiebeurzen, 50+ beurzen, meubeldagen, zelfs wel vakantiereizen naar die arme landen. Trouwens, men kon alles volgen via wat men toen televisie en internet noemde. Ik heb jullie ook wel eens verteld over een dagelijkse papieren krant die toen bestond. Veel mensen lazen die. Ook christenen. Zij hadden zelfs een eigen christelijke krant en ook wel eigen christelijke tijdschriften... Daar stond die informatie allemaal in. Dus men wist precies hoe het zat met al die ellende in de wereld...”
Er valt een stilte in het lokaal. Waarin je ze hoort denken. Onbegrijpelijk!