entiteitxx schreef:By the way, het klopt iig wel dat wat ik gereformeerde leer en prediking noem, totaal verschillend is van wat jij daarover zegt.
Heb je Bijbelse onderbouwing voor jouw stelling?
Zoals Rom 1:16:
16 Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet;30) want het is een kracht Gods tot zaligheid31) een iegelijk, die gelooft, eerst den Jood,32) en ook den Griek.
17 Want de rechtvaardigheid Gods33) wordt in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof;34) gelijk geschreven is: Maar de rechtvaardige35) zal uit het geloof leven.
31) een kracht Gods tot zaligheid
Dat is, een krachtig middel van God daartoe verordineerd, gelijk 1 Cor. 1:18.
Dus 1 Kor. 1:18:
18 Want het woord des40) kruises is wel dengenen, die verloren gaan, dwaasheid;41) maar ons, die behouden worden, is het een kracht Gods;
Of Christus zelf:
Joh 10:27:
26 Maar gijlieden gelooft niet; want gij zijt niet van Mijn19) schapen, gelijk20) Ik u gezegd heb.
27 Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij.
28 En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.21)
en Joh 10:16:
26 Maar gijlieden gelooft niet; want gij zijt niet van Mijn19) schapen, gelijk20) Ik u gezegd heb.
27 Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij.
28 En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.21)
zo ook in het Oude Testament:
Psalm 95:7:
7 Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand.5) Heden, zo6) gij Zijn stem hoort,
8 Verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage van Massa7) in de woestijn;
9 Waar Mij uw vaders verzochten, Mij beproefden, ook Mijn werk zagen.9)
10 Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit10) geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende11) van hart, en zij kennen12) Mijn wegen niet.
Dit wordt verder door Paulus bevestigd:
Rom 10:
8 Maar wat zegt zij?8) Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs,9) hetwelk wij prediken.10)
9 Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden11) den Heere Jezus,12) en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft,13) zo zult gij zalig worden.
10 Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid14) en met den mond belijdt men ter zaligheid.15)
11 Want de Schrift zegt: Een iegelijk, die in Hem gelooft,16) die zal niet beschaamd worden.17)
12 Want er is geen onderscheid,18) noch van Jood noch van Griek; want eenzelfde is Heere van allen,19) rijk zijnde over allen,20) die Hem aanroepen.21)
13 Want een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden.
14 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen,22) in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben?23) En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt?24)
15 En hoe zullen zij prediken,25) indien zij niet gezonden worden?26) Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk zijn de voeten27) dergenen, die vrede verkondigen,28) dergenen, die het goede verkondigen!
16 Doch zij zijn niet allen het Evangelie gehoorzaam geweest;29) want Jesaja zegt: Heere, wie heeft onze prediking geloofd?30)
17 Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.31)
18 Maar ik zeg: Hebben zij het niet gehoord?32) Ja toch,33) hun geluid is over de gehele aarde uitgegaan,34) en hun woorden tot de einden der wereld.35)
19 Maar ik zeg: Heeft Israel36) het niet verstaan?37) Mozes zegt eerst:38) Ik zal ulieden tot jaloersheid verwekken39) door degenen, die geen volk zijn;40) door een onverstandig volk41) zal ik u tot toorn verwekken.
20 En Jesaja verstout zich,42) en zegt: Ik ben gevonden van degenen,43) die Mij niet zochten; Ik ben openbaar geworden dengenen, die naar Mij niet vraagden.44)
21 Maar tegen Israel zegt Hij: Den gehelen dag heb Ik Mijn handen uitgestrekt45) tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk.46)
Dus bevestigd Paulus de woorden van Jesaja:
1 Troost, troost Mijn volk, zal ulieder1) God zeggen.2)
2 Spreekt3) naar het hart4) van Jeruzalem,5) en roept haar toe,6) dat haar strijd7) vervuld is, dat haar ongerechtigheid8) verzoend is,9) dat zij van de hand10) des HEEREN dubbel11) ontvangen heeft voor al haar zonden.
3 Een stem12) des roependen13) in de woestijn: Bereidt den weg14) des HEEREN, maakt recht in de wildernis15) een baan16) voor onzen God!
4 Alle dalen17) zullen verhoogd worden, en alle bergen18) en heuvelen zullen vernederd worden; en wat krom is,19) dat zal recht, en wat hobbelachtig is,20) dat zal tot een vallei21) gemaakt worden.
5 En de heerlijkheid22) des HEEREN zal geopenbaard23) worden; en alle vlees24) te gelijk zal zien,25) dat het26) de mond des HEEREN gesproken heeft.
6 Een stem zegt:27) Roept!28) En hij zegt:29) Wat zal ik roepen? Alle vlees30) is gras,31) en al zijn goedertierenheid32) als een bloem des velds.
7 Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des HEEREN daarin blaast; voorwaar, het volk is gras.33)
8 Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat34) in der eeuwigheid.
9 O Sion,35) gij verkondigster36) van goede boodschap,37) klim op een hogen berg; o Jeruzalem,38) gij verkondigster van goede boodschap, hef uw stem op met macht, hef ze op, vrees niet, zeg den steden van Juda: Zie hier is uw God!39)
10 Ziet, de Heere HEERE40) zal komen tegen den sterke,41) en Zijn arm zal heersen;42) ziet, Zijn loon43) is bij Hem,44) en Zijn arbeidsloon45) is voor Zijn aangezicht.
11 Hij zal Zijn kudde46) weiden47) gelijk een herder; Hij zal de lammeren48) in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogenden49) zal Hij zachtjes leiden