Hallo allemaal,
Ik ben me op dit moment aan het verdiepen in de Bestandstwisten (1610-1619). Het valt me op dat de remonstrantse partij zich consequent op Bullinger beroept. Volgens hen zou hij zich in 'arminiaanse' zin uitgesproken hebben over de predestinatie en vrije wil. Ik vind dat nogal apart. Weet iemand hier meer van. Deden de remonstranten dat terecht? Naar ik meen hebben wij als 'refo's' Bullinger ook best hoog staan.
Ik ben benieuwd
Grt,
Freek
Bullinger en predestinatie
Bullinger was iemand die eenheid trachtte aan te brengen in de Zwitserse Reformatorische kerken. Hij volgde Zwingli op, en werd buiten Geneva de meest invloedrijke theoloog in Zwitserland, zelfs invloedrijker dan Calvijn. Van Bullingers hand zijn de bekende en hoog-gewaardeerde 1e en 2e Helvetische Confessie.
Toen het debat over de uitverkiezing en vrije wil gevoerd werd, schreef Calvijn, samen met een aantal andere theologen, de 'Consensus Genevensis', waarin hij in sterke bewoordingen de uitverkiezing definieert. Bullinger, die eenheid zocht, en geen verdeeldheid, en voorzag dat de 'Consensus Genevensis' veel onrust en verdeeldheid zou brengen, omdat ook vele volgelingen der reformatie zich niet in alle details van dat document zouden kunnen vinden, weigerde het te ondertekenen. Hij was daarin absoluut niet de enige!
We moeten Bullingers actie wel zien in de historische context. Hij volgde Zwingli op, die wel heel erg sterk redeneerde vanuit de uitverkiezing. Ik denk dat Bullinger door het niet ondertekenen van de 'Consensus Genevensis' afstand nam van die sterke predestinatie-visie van Zwingli, en aangaf het een zaak van ondergeschikt belang te vinden. Hij volgt in dit handelen Luther, die zelf ook eenheid boven het dogma van de uitverkiezing en de vrije wil stelde (Luther beval de Ausburg Confessie aan, terwijl deze in betreffede leerstukken dwaalde, of iig ruimte open laat voor een verkeerde leer).
Toen het debat over de uitverkiezing en vrije wil gevoerd werd, schreef Calvijn, samen met een aantal andere theologen, de 'Consensus Genevensis', waarin hij in sterke bewoordingen de uitverkiezing definieert. Bullinger, die eenheid zocht, en geen verdeeldheid, en voorzag dat de 'Consensus Genevensis' veel onrust en verdeeldheid zou brengen, omdat ook vele volgelingen der reformatie zich niet in alle details van dat document zouden kunnen vinden, weigerde het te ondertekenen. Hij was daarin absoluut niet de enige!
We moeten Bullingers actie wel zien in de historische context. Hij volgde Zwingli op, die wel heel erg sterk redeneerde vanuit de uitverkiezing. Ik denk dat Bullinger door het niet ondertekenen van de 'Consensus Genevensis' afstand nam van die sterke predestinatie-visie van Zwingli, en aangaf het een zaak van ondergeschikt belang te vinden. Hij volgt in dit handelen Luther, die zelf ook eenheid boven het dogma van de uitverkiezing en de vrije wil stelde (Luther beval de Ausburg Confessie aan, terwijl deze in betreffede leerstukken dwaalde, of iig ruimte open laat voor een verkeerde leer).
-
leonstaal
memento schreef:Bullinger was iemand die eenheid trachtte aan te brengen in de Zwitserse Reformatorische kerken. Hij volgde Zwingli op, en werd buiten Geneva de meest invloedrijke theoloog in Zwitserland, zelfs invloedrijker dan Calvijn. Van Bullingers hand zijn de bekende en hoog-gewaardeerde 1e en 2e Helvetische Confessie.
Toen het debat over de uitverkiezing en vrije wil gevoerd werd, schreef Calvijn, samen met een aantal andere theologen, de 'Consensus Genevensis', waarin hij in sterke bewoordingen de uitverkiezing definieert. Bullinger, die eenheid zocht, en geen verdeeldheid, en voorzag dat de 'Consensus Genevensis' veel onrust en verdeeldheid zou brengen, omdat ook vele volgelingen der reformatie zich niet in alle details van dat document zouden kunnen vinden, weigerde het te ondertekenen. Hij was daarin absoluut niet de enige!
We moeten Bullingers actie wel zien in de historische context. Hij volgde Zwingli op, die wel heel erg sterk redeneerde vanuit de uitverkiezing. Ik denk dat Bullinger door het niet ondertekenen van de 'Consensus Genevensis' afstand nam van die sterke predestinatie-visie van Zwingli, en aangaf het een zaak van ondergeschikt belang te vinden. Hij volgt in dit handelen Luther, die zelf ook eenheid boven het dogma van de uitverkiezing en de vrije wil stelde (Luther beval de Ausburg Confessie aan, terwijl deze in betreffede leerstukken dwaalde, of iig ruimte open laat voor een verkeerde leer).
[fade][B]intressantzeg.ikgahierwatmeeroverlezen[/B][/fade]
-
ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
De 'Zweites Helvetische Bekenntnis' zegt in hoofdstuk X over de verkiezing dit:
X. Kapitel
Die göttliche Vorherbestimmung und die Erwählung der Heiligen
Gott hat von Ewigkeit her ohne jedes Ansehen der Menschen frei und aus lauter Gnade die
Heiligen, die er in Christus selig machen will, vorherbestimmt oder erwählt, nach jenem
Apostelwort: „Gott hat uns in ihm erwählt vor Grundlegung der Welt“ (Eph. 1,4). Und ferner: „Gott hat uns errettet und mit heiliger Berufung berufen nicht auf Grund unserer Werke, sondern auf Grund seiner eigenen zuvor getroffenen Entscheidung und der Gnade, die uns in Christus Jesus verliehen worden ist vor ewigen Zeiten, jetzt dagegen geoffenbart worden ist durch das Erscheinen unseres Heilandes Christus Jesus“ (2.Tim. 1,9.10). Also hat uns Gott nicht ohne Mittel – allerdings nicht wegen irgendeines Verdienstes unsererseits sondern in Christus und um Christi willen erwählt, so dass diejenigen auch die Erwählten sind, die bereits durch den Glauben in Christus eingepflanzt wurden. Verworfen aber sind diejenigen, die außer Christus sind nach dem Apostelwort: Stellet euch selbst auf die Probe, ob ihr im Glauben seid; prüfet euch selbst! Oder erkennt ihr euch selbst nicht, dass Jesus Christus in euch ist? Ihr müsstet denn unbewährt (verworfen) sein“ (2.Kor. 13,5). Mithin hat Gott die Heiligen in Christus für ein bestimmtes Ziel auserwählt, worauf der Apostel mit den Worten hinweist: Er hat uns ja in ihm erwählt..., damit wir neugierig zu forschen, sondern bemüht euch, auf dem schmalen Weg in den Himmel einzugehen.
Daher können wir die gottlosen Reden gewisser Leute nicht billigen, die da sagen: „Wenige sind auserwählt, und da es nicht sicher ist, ob ich in jener Zahl der Auserwählten sei, will ich mir den Lebensgenuss nicht Verkümmern. Andere sagen: Wenn ich von Gott vorherbestimmt und erwählt bin, wird mich an der bereits sicher bestimmten Seligkeit nichts hindern, was ich auch immer verüben mag. Gehöre ich aber zu der Zahl der Verworfenen, so hilft mir kein Glaube und keine Buße, da der Ratschluss Gottes unabänderlich ist. Deshalb sind auch alle Belehrungen und Ermahnungen nutzlos.“ Denn gegen solche Leute ist jenes Apostelwort gerichtet: „Ein Knecht des Herrn ... sei geschickt zum Lehren, willig, Böses zu ertragen, mit Sanftmut die Widerspenstigen zurechtweisend, ob ihnen etwa Gott Sinnesänderung verleihe zur Erkenntnis der Wahrheit und sie wieder zur Besinnung kommen aus der Schlinge des Teufels heraus, nachdem sie von ihm gefangen worden sind für seinen Willen“ (2.Tim. 2,24-26). Aber auch Augustin zeigt im 14. und den folgenden Kapiteln des Buches über „Das Gut der Beharrlichkeit“, dass beides gepredigt werden muss: die freie Gnadenwahl und Vorherbestimmung und die heilsamen Ermahnungen und Belehrungen. Wir missbilligen deshalb das Verhalten jenem Menschen, die außerhalb des Glaubens an Christus Antwort suchen auf die Frage, ob sie von Ewigkeit her erwählt seien und was Gott vor aller Zeit über sie selbst beschlossen habe. Man muss eben die Predigt des Evangeliums hören und ihr glauben und darf nicht daran zweifeln: wenn du glaubst und in Christus bist, so bist du erwählt. Denn der Vater hat uns seinen ewigen Ratschluss der Vorherbestimmung in Christus offenbart, wie ich bereits mit dem Apostelwort 2.Tim. 1,9f erläutert habe. Man muss also vor allen Dingen lehren und beherzigen, welch große Liebe des Vaters gegen uns in Christus uns offenbart worden sei; man muss darauf hören, was der Herr selbst uns täglich im Evangelium predigt, indem er ruft und sagt: „Kommet her zu mir alle, die ihr mühselig und beladen seid, so will ich euch Ruhe geben“ [Mt. 11,28]. „So sehr hat Gott die Welt geliebt, dass er seinen einzigen Sohn gab, damit jeder, der an ihn glaubt, nicht verloren gehe, sondern ewiges Leben habe“ (Joh. 3,16). Ferner: Es ist nicht der Wille eures Vaters in den Himmeln, dass eines dieser Kleinen verloren gehe“ (Mt. 18,14). Daher sei Christus der Spiegel, in dem wir unsere Vorherbestimmung betrachten. Wir werden ein genügend deutliches und festes Zeugnis haben, dass wir im Buche des Lebens aufgeschrieben sind, wenn wir Gemeinschaft mit Christus haben und er im wahren Glauben unser ist, wir aber sein sind. Da nun kaum eine andere Anfechtung gefährlicher ist als die Anfechtung wegen der Vorherbestimmung, so
möge uns trösten, dass die Verheißungen Gottes allen Gläubigen gelten, weil er selbst sagt: „Bittet, so wird euch gegeben..., denn jeder, der bittet, empfängt“ (Luk. 11,9.10). Endlich, dass wir mit der ganzen Kirche bitten: „Unser Vater, der du bist in den Himmeln“, und dass wir durch die Taufe dem Leibe Christi eingepflanzt sind und wir in der Kirche oft mit seinem Fleisch und Blut gespiesen werden zum ewigen Leben. Also gestärkt sollen wir nach der Anweisung des Paulus unser Heil mit Furcht und Zittern schaffen (Phil. 2,12).
X. Kapitel
Die göttliche Vorherbestimmung und die Erwählung der Heiligen
Gott hat von Ewigkeit her ohne jedes Ansehen der Menschen frei und aus lauter Gnade die
Heiligen, die er in Christus selig machen will, vorherbestimmt oder erwählt, nach jenem
Apostelwort: „Gott hat uns in ihm erwählt vor Grundlegung der Welt“ (Eph. 1,4). Und ferner: „Gott hat uns errettet und mit heiliger Berufung berufen nicht auf Grund unserer Werke, sondern auf Grund seiner eigenen zuvor getroffenen Entscheidung und der Gnade, die uns in Christus Jesus verliehen worden ist vor ewigen Zeiten, jetzt dagegen geoffenbart worden ist durch das Erscheinen unseres Heilandes Christus Jesus“ (2.Tim. 1,9.10). Also hat uns Gott nicht ohne Mittel – allerdings nicht wegen irgendeines Verdienstes unsererseits sondern in Christus und um Christi willen erwählt, so dass diejenigen auch die Erwählten sind, die bereits durch den Glauben in Christus eingepflanzt wurden. Verworfen aber sind diejenigen, die außer Christus sind nach dem Apostelwort: Stellet euch selbst auf die Probe, ob ihr im Glauben seid; prüfet euch selbst! Oder erkennt ihr euch selbst nicht, dass Jesus Christus in euch ist? Ihr müsstet denn unbewährt (verworfen) sein“ (2.Kor. 13,5). Mithin hat Gott die Heiligen in Christus für ein bestimmtes Ziel auserwählt, worauf der Apostel mit den Worten hinweist: Er hat uns ja in ihm erwählt..., damit wir neugierig zu forschen, sondern bemüht euch, auf dem schmalen Weg in den Himmel einzugehen.
Daher können wir die gottlosen Reden gewisser Leute nicht billigen, die da sagen: „Wenige sind auserwählt, und da es nicht sicher ist, ob ich in jener Zahl der Auserwählten sei, will ich mir den Lebensgenuss nicht Verkümmern. Andere sagen: Wenn ich von Gott vorherbestimmt und erwählt bin, wird mich an der bereits sicher bestimmten Seligkeit nichts hindern, was ich auch immer verüben mag. Gehöre ich aber zu der Zahl der Verworfenen, so hilft mir kein Glaube und keine Buße, da der Ratschluss Gottes unabänderlich ist. Deshalb sind auch alle Belehrungen und Ermahnungen nutzlos.“ Denn gegen solche Leute ist jenes Apostelwort gerichtet: „Ein Knecht des Herrn ... sei geschickt zum Lehren, willig, Böses zu ertragen, mit Sanftmut die Widerspenstigen zurechtweisend, ob ihnen etwa Gott Sinnesänderung verleihe zur Erkenntnis der Wahrheit und sie wieder zur Besinnung kommen aus der Schlinge des Teufels heraus, nachdem sie von ihm gefangen worden sind für seinen Willen“ (2.Tim. 2,24-26). Aber auch Augustin zeigt im 14. und den folgenden Kapiteln des Buches über „Das Gut der Beharrlichkeit“, dass beides gepredigt werden muss: die freie Gnadenwahl und Vorherbestimmung und die heilsamen Ermahnungen und Belehrungen. Wir missbilligen deshalb das Verhalten jenem Menschen, die außerhalb des Glaubens an Christus Antwort suchen auf die Frage, ob sie von Ewigkeit her erwählt seien und was Gott vor aller Zeit über sie selbst beschlossen habe. Man muss eben die Predigt des Evangeliums hören und ihr glauben und darf nicht daran zweifeln: wenn du glaubst und in Christus bist, so bist du erwählt. Denn der Vater hat uns seinen ewigen Ratschluss der Vorherbestimmung in Christus offenbart, wie ich bereits mit dem Apostelwort 2.Tim. 1,9f erläutert habe. Man muss also vor allen Dingen lehren und beherzigen, welch große Liebe des Vaters gegen uns in Christus uns offenbart worden sei; man muss darauf hören, was der Herr selbst uns täglich im Evangelium predigt, indem er ruft und sagt: „Kommet her zu mir alle, die ihr mühselig und beladen seid, so will ich euch Ruhe geben“ [Mt. 11,28]. „So sehr hat Gott die Welt geliebt, dass er seinen einzigen Sohn gab, damit jeder, der an ihn glaubt, nicht verloren gehe, sondern ewiges Leben habe“ (Joh. 3,16). Ferner: Es ist nicht der Wille eures Vaters in den Himmeln, dass eines dieser Kleinen verloren gehe“ (Mt. 18,14). Daher sei Christus der Spiegel, in dem wir unsere Vorherbestimmung betrachten. Wir werden ein genügend deutliches und festes Zeugnis haben, dass wir im Buche des Lebens aufgeschrieben sind, wenn wir Gemeinschaft mit Christus haben und er im wahren Glauben unser ist, wir aber sein sind. Da nun kaum eine andere Anfechtung gefährlicher ist als die Anfechtung wegen der Vorherbestimmung, so
möge uns trösten, dass die Verheißungen Gottes allen Gläubigen gelten, weil er selbst sagt: „Bittet, so wird euch gegeben..., denn jeder, der bittet, empfängt“ (Luk. 11,9.10). Endlich, dass wir mit der ganzen Kirche bitten: „Unser Vater, der du bist in den Himmeln“, und dass wir durch die Taufe dem Leibe Christi eingepflanzt sind und wir in der Kirche oft mit seinem Fleisch und Blut gespiesen werden zum ewigen Leben. Also gestärkt sollen wir nach der Anweisung des Paulus unser Heil mit Furcht und Zittern schaffen (Phil. 2,12).
Voor wat achtergrond over Bullinger kan ik 'Creeds of Christendom' van Phillip Shaff aanraden, deze is ook online beschikbaar, o.a. op http://www.ccel.org . Verder is er online aardig wat te vinden over Bullinger.
Bullinger is trouwens zeker waard bestudeerd te worden. Hij was een zeer bekwaam theoloog, niet alleen vanwege zijn grote geleerdheid, maar ook vanwege zijn pastorale kwaliteiten, met name de gave om met mensen om te gaan (een gave waar sommige andere bekende reformatoren wat minder mee bedeeld waren).
Zoals uit het citaat van Niek hierboven uit de 2e Helvetische Confessie wel blijkt, was Bullinger een rechtzinnig theoloog, ook aangaande de leerstukken uitverkiezing en vrije wil.
Voor degenen die wat meer thuis zijn in Engels dan Duits, hier betreffend citaat in t Engels:
CHAPTER X
Of the Predestination of God and the Election of the Saints
GOD HAS ELECTED US OUT OF GRACE.
From eternity God has freely, and of his mere grace, without any respect to men, predestinated or elected the saints whom he wills to save in Christ, according to the saying of the apostle, "God chose us in him before the foundation of the world" (Eph. 1:4). And again: "Who saved us and called an with a holy calling, not in virtue of our works but in virtue of his own purpose and the grace which he gave us in Christ Jesus ages ago, and now has manifested through the appearing of our Savior Christ Jesus" (II Tim. 1:9 f.).
WE ARE ELECTED OR PREDESTINATED IN CHRIST.
Therefore, although not on account of any merit of ours, God has elected us, not directly, but in Christ, and on account of Christ, in order that those who are now engrafted into Christ by faith might also be elected. But those who were outside Christ were rejected, according to the word of the apostle, "Examine yourselves, to see whether you are holding to your faith. Test yourselves. Do you not realize that Jesus Christ is in you? -- unless indeed you fail to meet the test!" (II Cor. 13:5).
WE ARE ELECTED FOR A DEFINITE PURPOSE.
Finally, the saints are chosen in Christ by God for a definite purpose, which the apostle himself explains when he says, "He chose us in him for adoption that we should be holy and blameless before him in love. He destined us for adoption to be his sons through Jesus Christ that they should be to the praise of the glory of his grace" (Eph. 1:4 ff.).
WE ARE TO HAVE A GOOD HOPE FOR ALL.
And although God knows who are his, and here and there mention is made of the small number of elect, yet we must hope well of all, and not rashly judge any man to be a reprobate. For Paul says to the Philippians, "I thank my God for you all" (now he speaks of the whole Church in Phillippi), "because of your fellowship in the Gospel, being persuaded that he who began a good work in you will bring it to completion at the day of Jesus Christ. It is also right that I have this opinion of you all" (Phil. 1:3 ff.).
WHETHER FEW ARE ELECT.
And when the Lord was asked whether there were few that should be saved, he does not answer and tell them that few or many should be saved or damned, but rather he exhorts every man to "strive to enter by the narrow door" (Luke 13:24): as if he should say, It is not for you curiously to inquire about these matters, but rather to endeavor that you may enter into heaven by the straight way.
WHAT IN THIS MATTER IS TO BE CONDEMNED.
Therefore we do not approve of the impious speeches of some who say, "Few are chosen, and since I do not know whether I am among the number of the few, I will enjoy myself." Others say, "If I am predestinated and elected by God, nothing can hinder me from salvation, which is already certainly appointed for me, no matter what I do. But if I am in the number of the reprobate, no faith or repentance will help me, since the decree of God cannot be changed. Therefore all doctrines and admonitions are useless." Now the saying of the apostle contradicts these men: "The Lord's servant must be ready to teach, instructing those who oppose him, so that if God should grant that they repent to know the truth, they may recover from the snare of the devil, after being held captive by him to do his will" (II Tim. 2:23 ff.).
ADMONITIONS ARE NOT IN VAIN BECAUSE SALVATION PROCEEDS FROM ELECTION.
Augustine also shows that both the grace of free election and the predestination, and also salutary admonitions and doctrines, are to be preached (Lib. de Dono Perseverantiae, cap. 14 ff.).
WHETHER WE ARE ELECTED.
We therefore find fault with those who outside of Christ ask whether they are elected. [Ed. 1568 reads: "whether they are elected from eternity?"] And what has God decreed concerning them before all eternity? For the preaching of the Gospel is to be heard, and it is to be believed; and it is to be held as beyond doubt that if you believe and are in Christ, you are elected. For the Father has revealed unto us in Christ the eternal purpose of his predestination, as I have just now shown from the apostle in II Tim. 1:9-10. This is therefore above all to be taught and considered, what great love of the Father toward us is revealed to us in Christ. We must hear what the Lord himself daily preaches to us in the Gospel, how he calls and says: "Come to me all who labor and are heavy-laden, and I will give you rest" (Matt. 11:28). "God so loved the world, that he gave his only Son, that whoever believes in him should not perish, but have eternal life" (John 3:16). Also, "It is not the will of my Father that one of these little ones should perish" (Matt. 18:14).
Let Christ, therefore be the looking glass, in whom we may contemplate our predestination. We shall have a sufficiently clear and sure testimony that we are inscribed in the Book of Life if we have fellowship with Christ, and he is ours and we are his in true faith.
TEMPTATION IN REGARD TO PREDESTINATION.
In the temptation in regard to predestination, than which there is scarcely any other more dangerous, we are confronted by the fact that God's promises apply to all the faithful, for he says: "Ask, and everyone who seeks, shall receive" (Luke 11:9 f.) This finally we pray, with the whole Church of God, "Our Father who art in heaven" (Matt. 6:9), both because by baptism we are ingrafted into the body of Christ, and we are often fed in his Church with his flesh and blood unto life eternal. Thereby, being strengthened, we are commanded to work out our salvation with fear trembling, according to the precept of Paul.
Bullinger is trouwens zeker waard bestudeerd te worden. Hij was een zeer bekwaam theoloog, niet alleen vanwege zijn grote geleerdheid, maar ook vanwege zijn pastorale kwaliteiten, met name de gave om met mensen om te gaan (een gave waar sommige andere bekende reformatoren wat minder mee bedeeld waren).
Zoals uit het citaat van Niek hierboven uit de 2e Helvetische Confessie wel blijkt, was Bullinger een rechtzinnig theoloog, ook aangaande de leerstukken uitverkiezing en vrije wil.
Voor degenen die wat meer thuis zijn in Engels dan Duits, hier betreffend citaat in t Engels:
CHAPTER X
Of the Predestination of God and the Election of the Saints
GOD HAS ELECTED US OUT OF GRACE.
From eternity God has freely, and of his mere grace, without any respect to men, predestinated or elected the saints whom he wills to save in Christ, according to the saying of the apostle, "God chose us in him before the foundation of the world" (Eph. 1:4). And again: "Who saved us and called an with a holy calling, not in virtue of our works but in virtue of his own purpose and the grace which he gave us in Christ Jesus ages ago, and now has manifested through the appearing of our Savior Christ Jesus" (II Tim. 1:9 f.).
WE ARE ELECTED OR PREDESTINATED IN CHRIST.
Therefore, although not on account of any merit of ours, God has elected us, not directly, but in Christ, and on account of Christ, in order that those who are now engrafted into Christ by faith might also be elected. But those who were outside Christ were rejected, according to the word of the apostle, "Examine yourselves, to see whether you are holding to your faith. Test yourselves. Do you not realize that Jesus Christ is in you? -- unless indeed you fail to meet the test!" (II Cor. 13:5).
WE ARE ELECTED FOR A DEFINITE PURPOSE.
Finally, the saints are chosen in Christ by God for a definite purpose, which the apostle himself explains when he says, "He chose us in him for adoption that we should be holy and blameless before him in love. He destined us for adoption to be his sons through Jesus Christ that they should be to the praise of the glory of his grace" (Eph. 1:4 ff.).
WE ARE TO HAVE A GOOD HOPE FOR ALL.
And although God knows who are his, and here and there mention is made of the small number of elect, yet we must hope well of all, and not rashly judge any man to be a reprobate. For Paul says to the Philippians, "I thank my God for you all" (now he speaks of the whole Church in Phillippi), "because of your fellowship in the Gospel, being persuaded that he who began a good work in you will bring it to completion at the day of Jesus Christ. It is also right that I have this opinion of you all" (Phil. 1:3 ff.).
WHETHER FEW ARE ELECT.
And when the Lord was asked whether there were few that should be saved, he does not answer and tell them that few or many should be saved or damned, but rather he exhorts every man to "strive to enter by the narrow door" (Luke 13:24): as if he should say, It is not for you curiously to inquire about these matters, but rather to endeavor that you may enter into heaven by the straight way.
WHAT IN THIS MATTER IS TO BE CONDEMNED.
Therefore we do not approve of the impious speeches of some who say, "Few are chosen, and since I do not know whether I am among the number of the few, I will enjoy myself." Others say, "If I am predestinated and elected by God, nothing can hinder me from salvation, which is already certainly appointed for me, no matter what I do. But if I am in the number of the reprobate, no faith or repentance will help me, since the decree of God cannot be changed. Therefore all doctrines and admonitions are useless." Now the saying of the apostle contradicts these men: "The Lord's servant must be ready to teach, instructing those who oppose him, so that if God should grant that they repent to know the truth, they may recover from the snare of the devil, after being held captive by him to do his will" (II Tim. 2:23 ff.).
ADMONITIONS ARE NOT IN VAIN BECAUSE SALVATION PROCEEDS FROM ELECTION.
Augustine also shows that both the grace of free election and the predestination, and also salutary admonitions and doctrines, are to be preached (Lib. de Dono Perseverantiae, cap. 14 ff.).
WHETHER WE ARE ELECTED.
We therefore find fault with those who outside of Christ ask whether they are elected. [Ed. 1568 reads: "whether they are elected from eternity?"] And what has God decreed concerning them before all eternity? For the preaching of the Gospel is to be heard, and it is to be believed; and it is to be held as beyond doubt that if you believe and are in Christ, you are elected. For the Father has revealed unto us in Christ the eternal purpose of his predestination, as I have just now shown from the apostle in II Tim. 1:9-10. This is therefore above all to be taught and considered, what great love of the Father toward us is revealed to us in Christ. We must hear what the Lord himself daily preaches to us in the Gospel, how he calls and says: "Come to me all who labor and are heavy-laden, and I will give you rest" (Matt. 11:28). "God so loved the world, that he gave his only Son, that whoever believes in him should not perish, but have eternal life" (John 3:16). Also, "It is not the will of my Father that one of these little ones should perish" (Matt. 18:14).
Let Christ, therefore be the looking glass, in whom we may contemplate our predestination. We shall have a sufficiently clear and sure testimony that we are inscribed in the Book of Life if we have fellowship with Christ, and he is ours and we are his in true faith.
TEMPTATION IN REGARD TO PREDESTINATION.
In the temptation in regard to predestination, than which there is scarcely any other more dangerous, we are confronted by the fact that God's promises apply to all the faithful, for he says: "Ask, and everyone who seeks, shall receive" (Luke 11:9 f.) This finally we pray, with the whole Church of God, "Our Father who art in heaven" (Matt. 6:9), both because by baptism we are ingrafted into the body of Christ, and we are often fed in his Church with his flesh and blood unto life eternal. Thereby, being strengthened, we are commanded to work out our salvation with fear trembling, according to the precept of Paul.