Gevonden op de website van de Hersteld Hervormde KerkDrie wegen?
Iemand stuurde mij het volgende toe: "Ik droomde eens over twee wegen. Die wegen bevonden zich op de aarde. Ze verbonden de eeuwigheid die achter lag, met de eeuwigheid die komen zou. De ene weg was breed en makkelijk begaanbaar, de andere weg daarentegen smal en moeilijk te bewandelen. Op beide wegen bevonden zich mensen, heel veel mensen, hoewel er zich op de brede weg veel meer bevonden dan op de smalle weg. Ik zag dat beide wegen bewandeld werden door allerlei soorten mensen: blanke en bruine, jonge en oude, begaafde en minder begaafde, rijke en arme. Al deze mensen vormden tezamen een ontelbare menigte, die zich allen voorwaarts spoedden. Maar waarheen? vroeg ik me af. Wat is hun bestemming? Toen ik de wegen wat beter bekeek, verbleekte ik, want ineens zag ik waar die brede weg eindigde. O, daar zag ik een poel, die brandde van vuur en sulfer. Ik hoorde daar geween en het knersen van tanden. Ook zag ik daar rook, afkomstig van gepijnigde mensen, die opging tot in eeuwigheid. Ik zag de eeuwige verdoemenis. Ik keek weer naar al die mensen die op de afschuwelijke, doodlopende weg liepen. Zagen zij dan niet wáár ze zich heen spoedden? Lang hoefde ik daar niet over te peinzen, want aan velen van hen was te zien dat ze inderdaad niet wisten waar deze weg eindigde. De meesten bekommerden zich daar ook totaal niet over. Ze genoten zo van al datgene wat aan weerszijden van de brede weg naar hun lonkte: rijkdom, plezier, macht, muziek, seks, drank en allerlei andere soorten van vermaak. Ik merkte dat verreweg de meesten van deze mensen maar één doel voor ogen hadden: laat ons eten, drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij! Wanhopig vroeg ik me af of er dan niemand was die zich bekommerde om deze menigte, die onherroepelijk verloren zou gaan. Toen zag ik ineens iets tussen de brede en de smalle weg staan. Het was een houten kruis. En aan dat kruis hing een Man. Een Man van smarten. Zijn handen waren doorboord. Zijn bloed vloeide. Zijn gelaat was getekend door smartelijk lijden. Maar o, dat gelaat straalde tegelijkertijd zóveel bewogenheid uit, dat het me diep, ja zeer diep ontroerde. Zijn blik ging over de zich naar het verderf voortspoedende mensen. Toen hoorde ik dat deze Man iets naar hen riep, met luide stem: "Wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer!" Toen begreep ik dat er wel Iemand was Die Zich bekommerde om verloren mensen. Het was het Lam Gods Zelf, Dat de zonden der wereld wegnam. Door het bloed dat vloeide uit de doorboorde handen van die Man was er dus wel een weg ter ontkoming. Mijn blik werd getrokken naar die weg, die smalle weg. Ik vroeg me af waar de mensen die op deze weg liepen, naar toe zouden gaan. Toch niet naar dezelfde bestemming als die anderen? Maar neen, wat ik daar, aan het eind van die weg zag, was zo anders, zo onnoemelijk anders. Ik zag daar een Gouden Stad. En iets in deze stad gaf licht, een licht zo groot en zo wonderlijk schoon. Ook hoorde ik er gezang, wat zo vreugdevol en zo heilig klonk, ja zo geheel anders dan die wanhopige kreten uit die afschuwelijke poel. Ik zag daar aanbidding, vreugde en geluk. Er was daar geen traan, geen droefheid, geen berouw en geen pijn te bespeuren. Ik zag daar de eeuwige gelukzaligheid. Haastig wendde ik me weer tot de menigte op de brede weg. De meesten zagen het kruis niet. Ook hoorden ze de stem van de Man van smarten niet. Ze liepen maar door en door … Geschokt, maar ook met een van blijdschap trillende stem riep ik hen toe: "Het Lam Gods heeft geen lust in uw dood, die u weliswaar verdient, maar daarin dat u zich bekeert en leeft! O mensen, een ieder die in Hem gelooft tot vergeving van zonden, zal niet verderven, maar eeuwig leven! Haast u en spoedt u toch naar het kruis. Die Man van smarten heeft gezorgd voor een weg ter ontkoming. Haast u om uws levens wil." Maar helaas, mijn stem ging grotendeels verloren in het rumoer en gedruis van de menigte. O jawel, een enkeling keek vluchtig op, stond een ogenblik stil, maar werd al snel weer meegevoerd met de stroom van mensen. Anderen stonden wat langer stil, bewogen zich naar het kruis, maar werden er toch weer vanaf gehouden door de verleidingen langs de weg. En zo bleven de meesten zich voortspoeden, regelrecht naar het verderf, regelrecht naar hun eeuwige ondergang.
- - -
Ineens zag ik dat er aan de rechterkant van de brede weg een soort afgebakend paadje liep.
Op dat paadje liepen ook mensen. Deze mensen gedroegen zich echter zo geheel anders dan die anderen op de weg. Hun gezichten stonden ernstig. Ze deden niet mee met al die genietingen van de anderen, van de wereld. Kennelijk wisten zij wél waar deze weg eindigde. En kennelijk wisten zij ook van het kruis en die smalle weg ter ontkoming, want velen van hen bleven er stilstaan en keken er van een afstand naar. Terwijl ze daar stonden, praatten ze druk met elkaar. Maar waarover spraken zij dan? vroeg ik me af. En waarom bleven er zovelen op een afstand? De eeuwigheid komt toch ook voor hen steeds dichterbij? Ik kwam naderbij en ging luisteren naar hun gesprekken. Ze spraken met elkaar over een weg, een weg naar het kruis dat voor hen stond. Ze legden elkaar uit wat er eerst moest gebeuren voordat ze naar dat Kruis mochten gaan. Ze konden precies uitleggen hoe die weg liep en hoe moeilijk begaanbaar die was. Ze spraken zo vol overtuiging dat het net leek alsof ze er zelf geweest waren. Maar, hoorde ik ze eerlijk zeggen, dat was niet zo. Ze hadden dat gehoord en gelezen. Ze discussieerden verder over allerlei zaken, zoals geopenbaarde en verborgen wil van God en aanbod van genade. Ik liep naar een andere groep mensen die ook voor het kruis stond en er over sprak. Er waren, zo merkte ik, heel wijze mensen bij. Ze hadden allerlei dikke boeken bestudeerd en konden daaruit heel veel citeren. Zij wisten zodoende precies hoe God werkte. Daardoor konden ze aangeven wie wel en wie niet naar het kruis mochten gaan. Ze vroegen de mensen die hun zondelast bij het kruis wilden neerwerpen of ze die last wel echt voelden en of zij er wel diep genoeg onder gebukt gingen. Het ging zomaar niet, zeiden ze. En veel mensen die naar hen luisterden, liepen door, want ja, dat hadden ze nog niet beleefd. Weer schrok ik, want zo hechtten ze meer waarde aan wat die mannen zeiden dan aan wat die Man aan het kruis sprak. Anderen vroegen zich af tot wie het Lam Gods nu eigenlijk sprak, daar aan het kruis. Tot allen, zeiden sommigen, maar je hebt niet veel aan die boodschap, vervolgden ze, als je niet aan jezelf ontdekt bent. Ze voegden er nog heel nadrukkelijk aan toe dat dat Gods werk is. Toen zag ik dat ook velen die naar hén luisterden, doorliepen, mismoedig, want God had hen nog niet aan zichzelf ontdekt. Ze begrepen dat niet echt, zo hoorde ik enkelen zeggen, want ze baden wel drie keer per dag om een nieuw hart en dat was hun nog steeds niet gegeven. En zo liepen ze verder, geen acht slaande op de stem die hun toeriep: Mijn zoon, geef Mij uw hart! Zij konden dat immers niet zelf? Anderen zeiden dat de boodschap maar voor enkelen op deze weg was. Natuurlijk niet voor allemaal, dat leren de "lichten", zo hoorde ik, de mensen die zich zo graag laten bedriegen en die met een ingebeelde hemel naar de hel zullen gaan. Nee, zeiden ze, laten wij maar veilig hier blijven, laten wij onszelf niet bedriegen met een aangepraat geloof. En ze vervolgden ook hun weg, hun weg naar het verderf. Ik bemerkte dat al deze ernstige mensen zich ook met veel andere godsdienstige zaken bezig hielden, terwijl de rampzaligheid met elke stap dichterbij kwam. Ze discussieerden over de schrijfwijze van een van de namen van de Zaligmaker, Here of Heere, over het wel of niet ritmisch zingen van Psalmen en over vele andere zaken die de vorm en het uiterlijk betroffen. Ook werd er zeer afkeurend gesproken over die goddeloze wereld, die mensen die zich alleen maar bezig hielden met vermaak, en over zogenaamde christenen, die juichende christenen, mensen die het zelf grepen en het altijd bezaten. Zijzelf waren zo heel anders, zij waren tenminste eerlijk onbekeerd. En zo zag ik tot mijn grote ontsteltenis ook velen van deze mensen zich voortspoeden op de brede weg, weliswaar aan de rechterkant ervan, maar toch op weg naar dezelfde bestemming, op weg naar een nimmer eindigende eeuwigheid. Geschokt riep ik hen toe: "Laat u toch met God verzoenen! Heden indien gij Zijn stem hoort, verhardt u niet, maar laat u leiden! O mensen, hoe zult gij ontvlieden indien ge op zo’n grote zaligheid geen acht geeft?" De meeste mensen keken daar echter niet van op. Ze kenden deze woorden zo goed, want ze bezaten het Woord van God. Ze hadden dat al vaak gelezen. Enkelen kwamen echter naar me toe en zeiden: "Meneer, die nodiging is niet voor ons allemaal, die is alleen voor de uitverkorenen en als we daarbij horen, dan zal God Zelf ons wel trekken. Anders heeft het echt geen zin als we ons tot God wenden" en vervolgens liepen ze verder. Dit had ik al eerder gehoord, toen ik luisterde naar hun gesprekken. Maar ik kon niet begrijpen dat dit er zo koud en zakelijk uitkwam. Wisten ze dan toch niet waar deze weg eindigde? Ik riep ze achterna: "Maar mensen, in de Bijbel staat dat God met vlammend vuur wraak zal doen over degenen die het Evangelie van de Heere Jezus Christus ongehoorzaam zijn. En er staat ook dat Hij zal lachen en spotten in uw verderf, omdat u geweigerd hebt u tot Hem te keren! Zal God dan lachen, spotten en zich op u wreken terwijl Hij zelf bepaald heeft dat u zou weigeren om op de nodiging in te gaan? Zou God zo onrechtvaardig zijn?" Een draaide zich nog om en zei: "U moet niet denken dat u het weet. Onze dominee zegt dit en ik voel gewoon dat dat de zuivere waarheid is." Ook hij liep verder, het verderf tegemoet. Anderen zeiden: "Wat wij aan het kruis horen is de uitwendige roeping. Zodra Hij ons inwendig roept, ja, dan kunnen we ons laten leiden. En weet u niet dat wij onszelf niet kunnen bekeren, dat God dat moet doen?" Ik antwoordde:"Ja dat is waar, maar God wìl het toch ook doen? Zie toch af van uzelf en uw ellendige bestaan en vertrouw geheel op Hem, dan zult u niet beschaamd uitkomen! O wend u toch naar Hem, Die alles in u wil werken wat uzelf niet kunt!" "Meneer", zo zeiden ze, "dat kan alleen door de werking van de Heilige Geest en als Die gaat werken, nou, dan komt het allemaal vanzelf, want Die werkt onwederstandelijk!" Ik antwoordde: "U heeft gelijk dat het de Heilige Geest is die harten wederbaart, maar dat ontslaat u toch niet van uw verantwoordelijkheid om u geheel aan de Heere Jezus over te geven? U kunt God toch straks niet verwijten dat u er niets aan kon doen dat u niet bekeerd bent, omdat de Heilige Geest het bij u niet wilde werken. Trouwens, weet u wel dat u het vermogen heeft om de Heilige Geest te wederstaan ... ?!" Maar ook zij draaiden zich om en vervolgden hun weg, hun weg richting de eeuwige rampzaligheid, zichzelf staande houdend met de gedachte dat ze het immers zelf niet konden. Weer iemand anders riep me toe: "Zeg, dat gaat zomaar niet. Wat moet ik bij het kruis doen? Ik moet eerst mijn zonde en onmacht echt beseffen, pas dan mag ik bij het Lam Gods komen. Onze dominee waarschuwt altijd voor mensen die zomaar naar de Heere Jezus gaan. Nee, eerst ellende, dan pas verlossing!" En ook hij vervolgde zijn weg. Ik riep hem nog achterna: "Maar meneer, het Woord van God geeft aan dat u ellendig bént, of u het beseft of niet! U zult uw onwaardigheid vanuit uzelf nooit volledig beseffen! Spoed u toch naar het kruis. Daar is Iemand Die u uw ogen voor uw ellendigheid wil openen, maar Die u ook wil laten zien Wie Hijzelf is! Werp toch een blik op de Verlosser … het is nog genadetijd!" Hij keerde zich nog een keer om en riep: "U dringt de mensen maar iets op … Een Jezus van vijf letters", waarna ook hij zich verder voortspoedde, langs het kruis, langs de Zaligmaker, op weg naar de hel. Keer op keer riep ik de mensen toe dat buiten de Heere Jezus geen leven is, maar een eeuwig zielsverderf en dat ze zich op weg naar de eeuwige rampzaligheid bevonden. Maar de meesten hadden hun argumenten om op de brede weg te blijven. En die argumenten klonken zo vroom, zo rechtzinnig. Ze gelóófden er echt in. En zo merkte ik tot mijn grote ontsteltenis dat ook de meesten van déze mensen op dat paadje aan de rechterzijde van de brede weg bléven lopen, langs het kruis en de smalle weg, waar ze zo dicht bij waren. Samen met die anderen. Samen het kruis voorbij. Samen geen acht slaande op die stem. Samen naar het verderf. Aan het eind zag ik de brede weg en en het smalle paadje aan de rechterkant ervan weer bij elkaar komen. O, daar zag ik al die mensen verenigd. De serieuze én de goddeloze goddelozen. Samen verenigd in die poel die brandde van vuur en sulfer. Toen bleek dat er in wezen toch geen verschil was tussen al die mensen. Of toch wel …? vroeg ik me af. Toen ik wat beter naar de poel keek, merkte ik dat de wroeging voor die serieuze goddelozen onverdraaglijker was dan voor die wereldse goddelozen, en ik begreep waarom. Die ernstige goddelozen wisten van de smalle weg, maar hadden die niet bewandeld. Hoe dan ook, nu was het voor hen allen te laat, voor eeuwig te laat … Al die mensen moesten voor eeuwig op die afgrijselijke plaats blijven. Ja, al degenen die niet gewild hadden dat het Lam Gods Koning over hen zou zijn en Hem verworpen hadden. Jawel, sommigen op een vrome manier, anderen op een goddeloze manier. Maar toch, beiden niet gewild … verworpen … Ik zag ook dat op die plaats inderdaad géén weg ter ontkoming meer was. Er was daar geen Man, geen Man van smarten meer, Die riep: Wend u naar Mij toe en word behouden. Er klonken wel andere stemmen, wanhopige stemmen: Had ik maar .., had ik maar ... Maar het was voor hen te laat, voor eeuwig te laat. De genadetijd was over. Toen ontwaakte ik.
- - -
O lezer, "had ik maar …, had ik maar …"; vult u zelf de rest in en breng dat nù in praktijk, voordat het ook voor u te laat is! HEDEN, INDIEN GIJ ZIJN STEM HOORT, VERHARDT UW HARTEN NIET!!! (Hebreeën 4 vers 7)"
We weten allen dat er geen drie wegen naar de eeuwigheid zijn, maar slechts twee: de brede weg en de nauwe weg. Alleen, wanneer we zien hoe iemand op die ene of op die andere weg wandelt, dan zijn er wel tienduizend verschillende paadjes op die brede weg, die met alle verschil toch op hetzelfde punt uitkomen. Zo goed als er ook vele weggetjes zijn waarin ieder kind van God weer op zijn of haar persoonlijke manier wordt geleid. Maar ook daarvan geldt: al die onderscheidene paden komen op hetzelfde punt uit. Alle paadjes van de brede weg komen uit in de verderfenis; alle paadjes van de nauwe weg komen uit in het eeuwige leven.
Vorige keer heb ik een heel stuk overgenomen waarin werd beschreven dat op de brede weg allerlei mensen op eigen paadjes lopen. Daar lopen niet alleen wereldse mensen in openbare zonden, maar ook lopen daar kerkmensen in degelijke schijn.
Tot zover is er met het verhaal van vorige week niets mis. Iedereen zal het er wel mee eens zijn dat rechtzinnige kerkmensen ook op de brede weg lopen al bezoeken ze geen café, bar, disco, dancing, enz.; zo lang ze niet door een waar geloof verenigd zijn met de Heere Jezus Christus. Alleen de vraagsteller heeft toch over de nadere invulling van het "droomverhaal" een paar vragen. Ik zal ze u hierbij voorleggen:
"Dit artikel lijkt zo bewogen (zal het wellicht ook zijn) het lijkt zo de weg, maar is het dat ook? Ja, er zijn zeker dingen die ik herken. Wat praten we soms veel en staan zo zelf in het middelpunt. Maar alleen de Heere Jezus Christus is het Middelpunt. Ook van uw en mijn verlangen? Hij schrijft dat we tot Jezus mogen gaan. Dominee, ik mocht wel, maar ik wilde niet met al mijn vrome praatjes, daarom is de volgende zin zo allerzaligst, zo oneindig groot en zo onbegrijpelijk. Die onwederstandelijke, mij overwinnende, trekkende liefde vanuit God de Vader! Dominee, is het onjuist dat ik huiverig ben over de teneur van dit artikel? Ik zou er nog veel meer over willen zeggen, maar dat wordt te lang. Eén ding weet ik heel zeker dat geloof een genadegave Gods is. Ik kon en kan niet geloven, onmogelijk,en het wordt elke dag weer aangevallen en tot mijn schande luister ik daar veel te vaak naar, en toch komt de Heere telkens weer onderwijs en bemoediging uit Zijn Woord te geven. Kent u dat boekje "de bijna christen ontdekt" van ds. Meade? Dat leert toch heel andere dingen?"
Tot zover de vraagsteller.
Het is moeilijk om de bedoeling van iemand te beoordelen. Iemand kan het heel goed bedoelen, en toch heel verkeerd zeggen. Andersom is ook mogelijk: iemand het heel goed zeggen, maar ondertussen een heel verkeerde bedoeling hebben.
Wat de schrijver van "De derde weg" bedoelt, weet ik niet. Netzomin als ik weet wat de vraagsteller bedoelt. Wat ze schrijven, weet ik wel. Daar zal ik dan ook op in gaan. Voorop stel ik dat de tegenwerpingen die de dromendromer ons voorstelt, als gedaan door al die "rechtswandelenden op de brede weg", helaas praktijk zijn: er zijn altijd wel ergens mensen die zoiets zeggen, waarbij ze met een beroep op Gods beschikking tot valse lijdelijkheid vervallen. Maar direct daarop stel ik ook dat dit niet rechtvaardigt om verkeerde argumenten te gebruiken om die tegensprekers de mond te snoeren. Is dat nu het punt, waarop de vraagsteller verschilt met de dromendromer?
Ik wil ingaan op de volgende zin: "… weet u wel dat u het vermogen heeft om de Heilige Geest te wederstaan ... ?!" Toen onze vaderen op de Dordtse Synode de leer der remonstranten onderzochten, kwamen ze ook bij hun uitspraak dat wij de Heilige Geest kunnen weerstaan. Deze uitspraak lijkt geheel en al op de Bijbel gegrond. Immers zegt Stefanus in Handelingen 7 tegen de leden van de hoge raad der joden: "Gij weerstaat altijd de Heilige Geest." Als mensen de Heilige Geest weerstaan, blijkt daaruit dat wij het vermogen hebben om Hem te weerstaan. Toch waren onze vaderen het niet met deze uitspraak van de remonstranten eens. Waarom niet? Omdat uiteindelijk de Heilige Geest deze weerstand weet te breken met Zijn almachtige genade, wanneer Hij het borgwerk van Jezus Christus aan Gods uitverkorenen gaat toepassen. Dan komt er een moment dat de felste weerstand het onderspit moet delven! De remonstranten ontkenden dit.
Dit is eigenlijk het enige wat ik uit de vermaningen van de dromendromer kan halen als voor verkeerde uitleg vatbaar. Maar ik haast mij te schrijven dat het heel niet zeker is dat hij het zo remonstrants bedoelt, en ik wil ook voluit toegeven dat het in het geheel niet nodig is om deze uitspraak zo uit te leggen.
Daarom is er van alles wat de schrijver van het betreffende stuk zegt, niets waarvan ik denk: het is onbijbels. Zelfs niet: het is halve waarheid. Nee, wat hij tegen de mensen zegt, is ten volle bijbels.
Toch begrijp ik dat de vraagsteller bezwaren overhoudt. Ik heb ze ook. Ze betreffen de manier waarop de dromendromer de gedachten en woorden beschrijft van de tegenwerpers. Een voorbeeld. Hij schrijft: "Ze spraken met elkaar over een weg, een weg naar het kruis dat voor hen stond. Ze legden elkaar uit wat er eerst moest gebeuren voordat ze naar dat kruis mochten gaan. Ze konden precies uitleggen hoe die weg liep en hoe moeilijk begaanbaar die was." En hij voegt er dan bij: "Ze spraken zo vol overtuiging dat het net leek alsof ze er zelf geweest waren. Maar, hoorde ik ze eerlijk zeggen, dat was niet zo. Ze hadden dat gehoord en gelezen."
Het gevaar bestaat nu dat de dromendromer met alle goede bedoelingen toch terecht komt bij een karikatuur, dat is: een tekening die de werkelijkheid geweld aandoet, die tekort doet aan de waarheid. Anders gezegd: de dromendromer loopt met deze en soortgelijke omschrijvingen het gevaar met het badwater het kind weg te gooien. Wat ik bedoel? Dit: er is een weg tot het kruis, en die weg is moeilijk. Dat mensen er met een verkeerde gezindheid over praten, neemt niet de waarheid van deze uitspraak weg. Wij worden – om zo te zeggen – niet geboren aan de voet van het kruis. We worden geboren in het land van satansheerschappij, zondedienst en zondelust, ongeloof en vijandschap. We worden daar niet alleen geboren, maar we voelen ons daar thuis en de Man aan het kruis haten wij.
Gaat het nu over de vraag of een God-hater tot Christus mag vluchten, dan zeg ik volmondig: ja! Gaat het over de vraag of een dienaar van het Evangelie alle hoorders mag / moet oproepen om onverwijld (zonder enig uitstel) tot Christus te vluchten, dan zeg ik even volmondig: ja! En toch …, dit is wel waarheid, maar niet de volle waarheid. De volle waarheid is dat ik ook deze twee uitspraken van de Heere Jezus ten volle tot hun recht laat komen, in Johannes 5 vers 40; 6 vers 44: "… gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben." "Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt."
Dat mensen misbruik van deze uitspraken maken, zal waar zijn. Is er wel ene uitspraak van onze dierbare Heere Jezus waarvan geen misbruik te maken is? Maar misbruik en verkeerde uitleg nemen niet weg dat er de onmogelijkheid is van onze kant om tot de Gekruisigde te komen.
De prijzenswaardige teneur van het artikel is de mens op het krachtigst te dringen om tot Jezus te komen, om hem al zijn tegenargumenten en uitvluchten uit handen te slaan. Dat daarbij een schrijver niet ontkomt aan zekere eenzijdigheden, is hem niet kwalijk te nemen. Dat hij in het vuur van zijn schrijven zekere mistekeningen op papier zet of met de tegenwerpingen ook een stukje waarheid verdacht maakt, wil ik niet ten kwade duiden. Maar ik wijs er wel op dat we altijd, als dienaren van Gods Woord en als zielenherders, in onze bewogenheid om mensen uit het vuur te rukken, moeten doen wat we kunnen om het evenwicht te bewaren. Een evenwicht dat we alleen kunnen bewaren, wanneer we zelf evenwichtig geloven (bewaren kun je immers alleen iets wat je reeds hebt). En in verband hiermee acht ik het onderwijs dat onze vaderen in de Drie Formulieren van Enigheid geven, waarop we als calvinisten toch aan te spreken zijn, van groot belang. Zij hebben in het vuur van hun strijdtonelen het rechte midden mogen bewaren (God alleen de eer!!), en zij helpen ons, onder Gods zegen, om dit ook in onze dagen te doen.
Wat hebben zij dan beleden aangaande deze zaak: onze verantwoordelijkheid en het eenzijdig Godswerk? Zij hebben beide laten staan, niet als tegenstellingen opgevat, maar ons geleerd dat het eenzijdige Godswerk onze verantwoordelijkheid niet opheft en dat onze verantwoordelijkheid niet tekort doet aan de eenzijdigheid van Gods heerlijk genadewerk.
Wilt u hierover wat evenwichtigs lezen? Hier volgt een stukje uit de Dordtse Leerregels: Wanneer God Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het dat Hij het Evangelie hun niet alleen uiterlijk doet prediken, en hun verstand krachtig door de Heilige Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen die des Geestes Gods zijn; maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen van de mens met de krachtige werking van die wederbarende Geest; Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij maakt zacht, dat hard is; Hij besnijdt, dat onbesneden is. In de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt die wil zo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen. En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, die God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, ook niet door aanrading, of zo’n manier van werking, dat, wanneer God Zijn werk volbracht heeft, het dan nog in de macht van de mens zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, die, naar het getuigenis der Schrift (die door de Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder of geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; zodat al diegenen in wier harten God op deze wonderlijke wijze werkt, zeker, onfeilbaar en krachtig wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En dan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen door God gedreven en bewogen, maar, door God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert. De manier van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomen begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben. Zo is dan het geloof een gave van God; niet omdat het aan de vrije wil van de mens door God wordt aangeboden, maar omdat het de mens metterdaad wordt meegedeeld, ingegeven en ingestort; ook niet daarom, dat God alleen de macht om te geloven zou geven, en daarna de toestemming of het daadwerkelijk geloven van de vrije wil des mensen zou verwachten; maar omdat Hij, Die werkt het willen en het werken, ja alles werkt in allen, in de mens teweegbrengt zowel de wil om te geloven als het geloof zelf. Deze genade is God aan niemand schuldig; want wat zou Hij schuldig zijn aan hen die Hem niets eerst geven kan, opdat het hem vergolden wordt? Ja, wat zou God hem schuldig zijn, die van zichzelf niets anders heeft dan zonde en leugen? Diegene dan, die deze genade ontvangt, die is God alleen daarvoor eeuwige dankbaarheid schuldig, en dankt Hem ook daarvoor; diegene die deze genade niet ontvangt, die acht ook deze geestelijke dingen helemaal niet en behaagt zichzelf in het zijne; of, zorgeloos zijnde, roemt hij ijdel dat hij heeft hetgeen hij niet heeft. Voorts, over diegenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, moet men naar het voorbeeld der apostelen het beste oordelen en spreken; want het binnenste van het hart is ons onbekend. En wat aangaat anderen die nog niet geroepen zijn, voor hen moet men God bidden, Die de dingen die niet zijn, roept alsof zij waren; en wij moeten ons geenszins tegenover hen verhovaardigen, alsof wij onszelf uitgezonderd hadden. Maar gelijk de mens door de val niet heeft opgehouden een mens te zijn, begiftigd met verstand en wil, en gelijk de zonde, die het ganse menselijk geslacht heeft doordrongen, de natuur van de mens niet heeft weggenomen, maar verdorven en geestelijker wijze gedood; zo werkt ook deze Goddelijke genade van de wedergeboorte in de mensen niet als in stokken en blokken, en vernietigt de wil en zijn eigenschappen niet, en dwingt die niet met geweld zijns ondanks, maar maakt hem geestelijk levend, heelt hem, verbetert hem, en buigt hem tegelijk lieflijk en krachtig; zodat, waar de weerspannigheid en tegenstand van het vlees tevoren ten enenmale de overhand hadden, daar nu een gewillige en oprechte gehoorzaamheid des Geestes de overhand begint te krijgen; waarin de waarachtige en geestelijke wederoprichting en vrijheid van onze wil gelegen is. En tenzij die wonderbare Werkmeester van al het goede op deze manier met ons handelde, de mens zou gans en al geen hoop hebben om uit de val te kunnen opstaan door zijn vrije wil, waardoor hij zichzelf toen hij nog stond, in het verderf heeft gestort. Gelijk ook die almachtige werking Gods, waardoor Hij ons natuurlijk leven voortbrengt en onderhoudt, niet uitsluit, maar vereist het gebruik der middelen, waardoor God naar Zijn oneindige wijsheid en goedheid Zijn kracht heeft willen uitoefenen; zo is het ook dat de voormelde bovennatuurlijke werking Gods, waardoor Hij ons wederbaart, geenszins uitsluit noch omstoot het gebruik van het Evangelie, hetwelk de wijze God tot een zaad van wedergeboorte en spijze der ziel ingesteld heeft. Daarom dan, gelijk de apostelen en de leraars die hen zijn gevolgd, aangaande deze genade van God het volk godzalig hebben onderricht, Hem ter eer, en tot nederdrukking van alle hoogmoed des mensen, en ondertussen nochtans niet hebben nagelaten hen door heilige vermaningen van het Evangelie te houden onder de oefening van het Woord, de Sacramenten en de kerkelijke tucht; zo moet het ook nu verre vandaar zijn, dat diegenen die anderen in de gemeente leren, of die geleerd worden, het zouden wagen God te verzoeken door het scheiden van die dingen die God naar Zijn welbehagen heeft gewild dat te zamen gevoegd zouden blijven. Want door de vermaningen wordt de genade meegedeeld; en hoe vaardiger wij ons ambt doen, des te heerlijker vertoont zich ook de weldaad Gods, Die in ons werkt; en Zijn werk gaat dan allerbest voort. Deze God komt alleen toe, zowel vanwege de middelen, als vanwege de zaligmakende vrucht en kracht daarvan, alle heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.
3 Wegen ?
- Bert Mulder
- Berichten: 9099
- Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
- Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
- Contacteer:
3 Wegen ?
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Hier staat het ook: http://www.afwachtenofverwachten.nl/websitesderde.htm
En wie hier gaat discussieren over hoeveel wegen er nou zijn heeft de boodschap niet begrepen :roll:
Mooi verhaal... en af en toe best herkenbaar, bij mezelf omdat ik wel van discussieren hou... en ook herkenbaar van gesprekken met anderen... Wat maken we het onszelf vaak ontzettend moeilijk... in plaats van " gewoon" die smalle weg te bewandelen.
Mooi verhaal... en af en toe best herkenbaar, bij mezelf omdat ik wel van discussieren hou... en ook herkenbaar van gesprekken met anderen... Wat maken we het onszelf vaak ontzettend moeilijk... in plaats van " gewoon" die smalle weg te bewandelen.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Doe niet zo moeilijk en ga gewoon lopen op die smalle weg!Marnix schreef:En wie hier gaat discussieren over hoeveel wegen er nou zijn heeft de boodschap niet begrepen :roll:
Mooi verhaal... en af en toe best herkenbaar, bij mezelf omdat ik wel van discussieren hou... en ook herkenbaar van gesprekken met anderen... Wat maken we het onszelf vaak ontzettend moeilijk... in plaats van " gewoon" die smalle weg te bewandelen.
Bestaat er nog zoiets als: ONWIL?
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Als je door het kleine poortje gaat van het geloof in Jezus Christus, zil je het smalle pad moeten en kunnen lopen.Oude Paden schreef:Doe niet zo moeilijk en ga gewoon lopen op die smalle weg!Marnix schreef:En wie hier gaat discussieren over hoeveel wegen er nou zijn heeft de boodschap niet begrepen :roll:
Mooi verhaal... en af en toe best herkenbaar, bij mezelf omdat ik wel van discussieren hou... en ook herkenbaar van gesprekken met anderen... Wat maken we het onszelf vaak ontzettend moeilijk... in plaats van " gewoon" die smalle weg te bewandelen.
Bestaat er nog zoiets als: ONWIL?
Alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft. Het gaat hier niet over de onwil. Christen vertrekt uit de stad verderf en er is niemand die tegen Bunyan zegt: "Bestaat er nog zoiets als onwil?"
En wat wil je dan dat we zeggen": oja, dat is waar ook. laat ik maar in de stad verderf blijven, want ik heb last van onwil.
Ook die onwil blijft achter als we door het poortje gaan. Jezus neemt de zondaars aan en weet ook wel raad met onwil.
Je kunt natuurlijk van alles verzinnen om jezelf in stand te houden, maar alle smoezen worden je uit handen geslagen als je eenmaal voor Gods troon staat. Daarbij is 'onwil' wel één van de slechtste smoezen. Juist op de wil doet God een beroep om tot Hem te gaan.Oude Paden schreef:Doe niet zo moeilijk en ga gewoon lopen op die smalle weg!Marnix schreef:En wie hier gaat discussieren over hoeveel wegen er nou zijn heeft de boodschap niet begrepen :roll:
Mooi verhaal... en af en toe best herkenbaar, bij mezelf omdat ik wel van discussieren hou... en ook herkenbaar van gesprekken met anderen... Wat maken we het onszelf vaak ontzettend moeilijk... in plaats van " gewoon" die smalle weg te bewandelen.
Bestaat er nog zoiets als: ONWIL?
Ik weet wel, dat een mens zichzelf wil handhaven, maar als je nu zo goed weet dat je niet wilt, en je leest Gods Woord dat Hij je alles wilt en kan geven, dan zal het je zwaar aangerekend worden als je blijft wie je bent.
Onder christenen? Waarom gaan die dan naar de kerk? Waarom doen ze aan Bijbelstudie? Blijkbaar willen ze wel. Ik ken wel christenen uit de zwaardere hoek die zeggen: Ik wil wel geloven... maar ik weet niet of ik uitverkoren ben, God moet het doen, ik kan het niet zelf. Dan is dit wel van toepassing. Ga niet zitten wachten, zeg niet: Ik kan het niet... want als je het wel wilt terwijl er van nature sprake is van onwil, dan houdt dat toch in dat God die mens al aan het trekken is en in hem aan het werk is, omdat zijn onwil is omgeslagen in wel willen?Oude Paden schreef:Doe niet zo moeilijk en ga gewoon lopen op die smalle weg!Marnix schreef:En wie hier gaat discussieren over hoeveel wegen er nou zijn heeft de boodschap niet begrepen :roll:
Mooi verhaal... en af en toe best herkenbaar, bij mezelf omdat ik wel van discussieren hou... en ook herkenbaar van gesprekken met anderen... Wat maken we het onszelf vaak ontzettend moeilijk... in plaats van " gewoon" die smalle weg te bewandelen.
Bestaat er nog zoiets als: ONWIL?
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Marnix, begrijp ik uit jouw woorden dat volgens jou iedereen die bekeerd wil worden, dus behouden is?Marnix schreef:Onder christenen? Waarom gaan die dan naar de kerk? Waarom doen ze aan Bijbelstudie? Blijkbaar willen ze wel. Ik ken wel christenen uit de zwaardere hoek die zeggen: Ik wil wel geloven... maar ik weet niet of ik uitverkoren ben, God moet het doen, ik kan het niet zelf. Dan is dit wel van toepassing. Ga niet zitten wachten, zeg niet: Ik kan het niet... want als je het wel wilt terwijl er van nature sprake is van onwil, dan houdt dat toch in dat God die mens al aan het trekken is en in hem aan het werk is, omdat zijn onwil is omgeslagen in wel willen?
Christenen uit de zware hoek die zeggen dat ze wel willen geloven zitten denk ik in de verkeerde hoek.Marnix schreef:Onder christenen? Waarom gaan die dan naar de kerk? Waarom doen ze aan Bijbelstudie? Blijkbaar willen ze wel. Ik ken wel christenen uit de zwaardere hoek die zeggen: Ik wil wel geloven... maar ik weet niet of ik uitverkoren ben, God moet het doen, ik kan het niet zelf. Dan is dit wel van toepassing. Ga niet zitten wachten, zeg niet: Ik kan het niet... want als je het wel wilt terwijl er van nature sprake is van onwil, dan houdt dat toch in dat God die mens al aan het trekken is en in hem aan het werk is, omdat zijn onwil is omgeslagen in wel willen?Oude Paden schreef:Doe niet zo moeilijk en ga gewoon lopen op die smalle weg!Marnix schreef:En wie hier gaat discussieren over hoeveel wegen er nou zijn heeft de boodschap niet begrepen :roll:
Mooi verhaal... en af en toe best herkenbaar, bij mezelf omdat ik wel van discussieren hou... en ook herkenbaar van gesprekken met anderen... Wat maken we het onszelf vaak ontzettend moeilijk... in plaats van " gewoon" die smalle weg te bewandelen.
Bestaat er nog zoiets als: ONWIL?
Wie dit zegt, ontkent de totale doodstaat van de mens.
En daarbij zal een door God getrokken mens ook niet spreken over wel te willen geloven omdat ongeloof de grootste kwaaddoener blijft.
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Marnix, begrijp ik uit jouw woorden dat volgens jou iedereen die bekeerd wil worden, dus behouden is?[/quote]Afgewezen schreef:[quote="Marnix.. want als je het wel wilt terwijl er van nature sprake is van onwil, dan houdt dat toch in dat God die mens al aan het trekken is en in hem aan het werk is, omdat zijn onwil is omgeslagen in wel willen?
Jezus zegt: Wie tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen.
De door jou ook wel eens geciteerde Perkins stelt zelfs dat God de wil voor de daad aanneemt.
God werkt het willen in ons, dus mogen we een geconstateerde wil als het werk van God aanmerken en Hem daarvoor danken.
Inderdaad, God is een beloner voor wie Hem ernstig zoeken, Hij wijst niet af wie zich op zijn Zoon beroepen. Ieder die in Hem gelooft wordt behouden... als je bij Hem komt en op die knieen gaat laat Hij je echt niet liggen. God zal tegen niemand die zich op het offer van zijn Zoon beroept zeggen: Jammer maar voor jou is er geen genade te krijgen.
Afgewezen, natuurlijk houdt dit niet in dat iedereen die wil geloven ook gered wordt. Ik ken de gelijkenis van de zaaier waarin het ook gaat over zaad dat in ondiepe aarde valt en eerst wel opgroeit maar dan verdord. Volgens de uitleg van Jezus zijn dit mensen die het geloof met blijdschap aanvaarden maar later afhaken. Echter, we weten niet of het zaad in goede aarde valt en het is niet de bedoeling dat we gaan afwachten of dat ook zo is... voor ons de taak om te geloven en te volharden... en als we dat doen mogen we ons gered weten.
Oude Paden, hoezo ontken je dan de totale doodstaat van de mens? Ik geloof en ik wil dat ook, hoewel ik wel regelmatig de fout in ga en zondig. Mijn oude natuur is verdorven maar sterft langzaam af, mijn nieuwe mens zegt me dat ik wel wil geloven. Het ene komt uit mezelf en de zonde, het ander van God. Dat ik in mijn hart wil geloven is gewoon een feit... dat dit van God komt ook... en dat ik de fout in ga ook. Je verhaal klopt dus niet, je vergeet dat de Geest mensen verandert en vernieuwt, ze blijven wel zondaars maar God veranderd ons willen wel en zodoende kan een christen het ook hebben over "willen geloven". Dat doe ik hier dus.
Ontken ik dan de totale doodstaat van de mens? Zoals je ziet niet. Het lijkt er echter meer op dat jij de verlossing en vernieuwing en heiliging, het sterven van de oude mens en het opstaan van de nieuwe, ontkent. Denk daar eens goed over na.
Afgewezen, natuurlijk houdt dit niet in dat iedereen die wil geloven ook gered wordt. Ik ken de gelijkenis van de zaaier waarin het ook gaat over zaad dat in ondiepe aarde valt en eerst wel opgroeit maar dan verdord. Volgens de uitleg van Jezus zijn dit mensen die het geloof met blijdschap aanvaarden maar later afhaken. Echter, we weten niet of het zaad in goede aarde valt en het is niet de bedoeling dat we gaan afwachten of dat ook zo is... voor ons de taak om te geloven en te volharden... en als we dat doen mogen we ons gered weten.
Oude Paden, hoezo ontken je dan de totale doodstaat van de mens? Ik geloof en ik wil dat ook, hoewel ik wel regelmatig de fout in ga en zondig. Mijn oude natuur is verdorven maar sterft langzaam af, mijn nieuwe mens zegt me dat ik wel wil geloven. Het ene komt uit mezelf en de zonde, het ander van God. Dat ik in mijn hart wil geloven is gewoon een feit... dat dit van God komt ook... en dat ik de fout in ga ook. Je verhaal klopt dus niet, je vergeet dat de Geest mensen verandert en vernieuwt, ze blijven wel zondaars maar God veranderd ons willen wel en zodoende kan een christen het ook hebben over "willen geloven". Dat doe ik hier dus.
Ontken ik dan de totale doodstaat van de mens? Zoals je ziet niet. Het lijkt er echter meer op dat jij de verlossing en vernieuwing en heiliging, het sterven van de oude mens en het opstaan van de nieuwe, ontkent. Denk daar eens goed over na.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Marnix,Marnix schreef:Inderdaad, God is een beloner voor wie Hem ernstig zoeken, Hij wijst niet af wie zich op zijn Zoon beroepen. Ieder die in Hem gelooft wordt behouden... als je bij Hem komt en op die knieen gaat laat Hij je echt niet liggen. God zal tegen niemand die zich op het offer van zijn Zoon beroept zeggen: Jammer maar voor jou is er geen genade te krijgen.
Afgewezen, natuurlijk houdt dit niet in dat iedereen die wil geloven ook gered wordt. Ik ken de gelijkenis van de zaaier waarin het ook gaat over zaad dat in ondiepe aarde valt en eerst wel opgroeit maar dan verdord. Volgens de uitleg van Jezus zijn dit mensen die het geloof met blijdschap aanvaarden maar later afhaken. Echter, we weten niet of het zaad in goede aarde valt en het is niet de bedoeling dat we gaan afwachten of dat ook zo is... voor ons de taak om te geloven en te volharden... en als we dat doen mogen we ons gered weten.
Oude Paden, hoezo ontken je dan de totale doodstaat van de mens? Ik geloof en ik wil dat ook, hoewel ik wel regelmatig de fout in ga en zondig. Mijn oude natuur is verdorven maar sterft langzaam af, mijn nieuwe mens zegt me dat ik wel wil geloven. Het ene komt uit mezelf en de zonde, het ander van God. Dat ik in mijn hart wil geloven is gewoon een feit... dat dit van God komt ook... en dat ik de fout in ga ook. Je verhaal klopt dus niet, je vergeet dat de Geest mensen verandert en vernieuwt, ze blijven wel zondaars maar God veranderd ons willen wel en zodoende kan een christen het ook hebben over "willen geloven". Dat doe ik hier dus.
Ontken ik dan de totale doodstaat van de mens? Zoals je ziet niet. Het lijkt er echter meer op dat jij de verlossing en vernieuwing en heiliging, het sterven van de oude mens en het opstaan van de nieuwe, ontkent. Denk daar eens goed over na.
Je zit op een ander spoor.
Voor de bekering wil er niemand. Daar hadden we het over!
en na de bekering is het : als ik het goede wil doen......enz.
en het goede dat ik wil dat doe ik niet........enz.
Niet willen.Oude Paden schreef:Voor de bekering wil er niemand. Daar hadden we het over!
en na de bekering is het : als ik het goede wil doen......enz.
en het goede dat ik wil dat doe ik niet........enz.
Oude Paden, als je dit weet, dan weet je dat ongetwijfeld vanuit de dogmatiek.
Hoe functioneert dit dan in de praktijk?
Afwachten tot je wel wilt?
Een voorwaarde scheppen: Eerst willen en dan geloven?
Dat kan niet. Want willen is een vrucht van het geloof.
Weten niet te willen, ondertussen gewoon doorwandelen of voorthollen op de brede weg?
Hoe zie je dat OP?
De eunuch of kamerling uit Morenland vraagt voor zijn bekering al om uitleg uit de Bijbel. En zo zijn er een hoop mensen die niet geloven... maar wel het geloof willen leren kennen, God leren kennen. Waar komt dit willen dan vandaan? Van God. Dan is God het dus die het willen in zo iemand werkt... En dat is al voor de bekering vaak zo. Hoe komt iemand tot geloof? Vaak omdat eerst het willen door God wordt gewerkt, zo iemand gaat zoeken... en Hem vindt. Ik ben het dus niet helemaal eens met de volgorde waar jij het over hebt.... voor de bekering kan het willen al gewerkt zijn/worden.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."