De Civitate

gerrit de 2e
Berichten: 754
Lid geworden op: 15 dec 2003, 22:38
Contacteer:

De Civitate

Bericht door gerrit de 2e »

Voor de lezers van de Saambinder het stuk waar Ds. van Aalst op ingaat van het CSFR.



Van Calvijn tot Kersten
Over lijdelijkheid, verbond en verkiezing


‘Nee, laat die leugen u maar nooit wijs maken dat God een reddingskoord naar de mens gooit en dat wij geroepen en verplicht zijn om dat koord vast te grijpen en dat wij dit dan in eigen kracht kunnen’
-W.C. Lamain, Uit het Overjordaanse, p. 106

‘Menig zondaar ligt jaar in jaar uit buiten de deur van Gods genade te bevriezen omdat hij nooit alle moeite heeft gedaan het Koninkrijk der hemelen met geweld te nemen’
-C.H. Spurgeon (Bron: K. van der Zwaag, Afwachten of verwachten, p. 19)

‘Het is in het christendom om crazy te worden. Er is niet één principe. Er zijn er vele tegelijk. Dat maakt het ons, hoeveel logische denkwegen we ook afleggen, onmogelijk om tot een gesloten systeem te komen. Het is al zo moeilijk. Voor een complete dogmatiek de goede volgorde van de losse loci te vinden. Laat staan, dat we een gesloten systeem, vanuit één principe opgebouwd, zouden kunnen uitdenken. We moeten er wel naar zoeken. Mét dat we denken, zijn we op het systeem uit. Maar we moeten niet doen, alsof we het kunnen vinden. Daarvoor is het evangelie te rijk, te zeer vertakt’
-prof. A.A. van Ruler, ‘Ultra-Gereformeerd en Vrijzinnig (Bron: Wapenveld online)

Amicae amicique,

In dit thema-nummer over passiviteit en lijdelijkheid mag uiteraard geen artikel ontbreken over de lijdelijkheid zoals men die vindt in tal van bevindelijk-gereformeerd georienteerde kerkelijke gemeenten. Deze lijdelijkheid bestaat hoofdzakelijk hieruit dat men iedere zondag in de kerk zit, zonder van zichzelf te durven zeggen dat men ‘bekeerd’ is. Dit probleem kent een aantal oorzaken die ik in dit artikel wil proberen te schetsen. De belangrijkste oorzaak is van theologische aard, er zijn echter ook oorzaken aan te wijzen van psychologische aard. Na deze oorzaken geschetst te hebben wil ik u wijzen op de vergaande gevolgen van dit lijdelijk afwachten tot men bekeerd is en tenslotte wil ik proberen aan te geven waarin naar mijn idee de oplossing van het probleem te zoeken is.

Het probleem

In een aantal van de kerken waaruit de C.S.F.R.-leden in hoofzaak afkomstig zijn, (concreet: het bevindelijk-gereformeerde deel van kerkelijk Nederland) heerst er een omvangrijk probleem. Het vervelendste is echter misschien nog wel dat het probleem niet als zodanig onderkend wordt door de kerkelijke leiding. Het laat zich als volgt het beste omschrijven: binnen iedere kerkelijke gemeente bevindt zich een grote groep mensen die van zichzelf zeggen onbekeerd te zijn en niet te weten hoe ze dit kunnen veranderen. Zondag aan zondag zitten zij in de kerk, door de week leven zij als een ‘refo’, niet zelden hebben zij rond hun twintigste belijdenis gedaan en enkelen zullen zelfs deel uitmaken van de kerkenraad. Hoe is dit mogelijk? Hoe heeft het ooit zover kunnen komen dat mensen niet weten hoe ze bekeerd moeten worden? Hoe komt het dat mensen lijdelijk afwachten tot ze bekeerd worden?

Mijn stellingname is dat dit probleem wortelt in een verkeerde opvatting over de verhouding tussen het verbond en de verkiezing. Hoe deze verhouding zich in de theologie sinds de reformatie heeft ontwikkeld, wil ik in de onderstaande paragraaf proberen weer te geven.

De theologische ontwikkeling

Bij Calvijn vinden we voor het eerst in de geschiedenis van de kerk en uitgebreide beschrijving van de verkiezingsleer. In zijn Institutie, waar hij gedurende zijn hele leven aan werkt, groeit het hoofdstuk van de verkiezing voortdurend. In de eerste uitgave is er niet eens een apart hoofdstuk aan gewijd, in de vierde uitgave (de uitgave zoals wij hem kennen) zijn er vier hoofdstukken aan gewijd. Dit achtte hij noodzakelijk in de polemiek met tegenstanders. Toch is het niet zo dat de verkiezing alle verdere terreinen van de theologie beheerst: in de Institutie mag het dan zo lijken, in zijn preken komen wij een andere Calvijn tegen: ‘hier is de spanning voelbaar. Calvijn laat Gods eeuwig besluit onaangetast. Maar de christen mag desniettegenstaande het goede willen voor alle mensen. En die op het heil van alle mensen gerichte wil beheerst zijn gebed, die beheerst ook zijn prediking, waarin de belofte aan allen zonder onderscheid mag en moet worden verkondigd’. In zijn preken gaat het er dan ook ‘maximaal verbondsmatig aan toe. In dat kader kan zelfs gezegd worden, dat ‘het verbond slechts een ander woord is voor het evangelie’’.

Na Calvijn vindt echter al snel een ontwikkeling plaats die de verkiezing doet domineren boven het verbond. Bij Th. Beza vinden we al een systematisering van de verkiezingsleer om de aanvallen van tegenstanders beter te kunnen weerstaan. Het verbond wordt bij hem volledig geabsorbeerd door de verkiezing. Graafland beschrijft hoe dit proces heeft geleid tot een cumulatief reactieproces waarin tegenstanders hun posities steeds ongenuanceerder en harder tegen elkaar verdedigen. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is Arminius, die het orthodox-gereformeerde denken over de verkiezing te eenzijdig vond en meer ruimte wilde geven aan de menselijke verantwoordelijkheid. De synode van Dordrecht heeft zich als reactie hierop vrijwel alleen bezig gehouden met de verkiezing en heeft haar nog meer tot de kern van de gereformeerde theologie verheven. Terwijl de inzet van de reformatie toch de rechtvaardiging van de zondaar door het geloof in Christus was! Terecht noemt Graafland dit de tragiek van de geschiedenis van het dogma der verkiezing in de Gereformeerde traditie.

De synode van Dordrecht heeft uiteindelijk de voorzet gegeven voor de ‘oudvaders’ en de ‘puriteinen’ zoals wij die kennen. In Engeland ontwikkelde zich na de Westminster Assembly (1643 – 1649) een eigen theologie met een eigen visie op de verhouding tussen verkiezing en verbond. Deze visie wordt vooral uitgewerkt door Thomas Boston en de gebroeders Erskine. In hun theologie is er sprake van twee verbonden: het werkverbond en het genadeverbond. Dat laatste is niet met de uitverkorenen maar voor hen in Christus gesloten. Hier keert de spanning tussen verbond en verkiezing dus in al haar hevigheid terug. Dit heeft onder meer geleid tot felle conflicten, zoals de onenigheid tussen anti- en neonomianen. Toch zien we bij de puriteinen weer iets terug van de spanning die er bij Calvijn nog in zat en die bij Beza verdwenen was. Het belang hiervan zien we verderop in het artikel.

In Nederland ontwikkelt zich tegelijkertijd een theologie die samenhangt met de Schotse theologie: onder leiding van mannen als J. Koelman, W. à Brakel, W. Teellinck en G. Voetius, die allen op hun eigen wijze de verkiezing in hun theologie verwerkten. Deze theologen zijn gematigd te noemen wanneer we onze blik slaan op A. Comrie, wiens accenten de dominerende lijn hebben bepaald binnen de ontwikkeling van de Gereformeerde theologie. Comrie heeft de zogenaamde ‘eeuwigheidstheologie’ het licht doen zien. In deze theologie is er niet alleen sprake van een verkiezing van eeuwigheid maar ook van een rechtvaardiging van eeuwigheid. Dit is te zien als een nog verdere radicalisering van het denken vanuit de Raad Gods. Niet alleen de verkiezing, maar ook het verbond gaat uit de tijd naar de eeuwigheid. ‘Het heilshistorisch karakter van intreden in het verbond wordt vrijwel geheel vervluchtigd tot een individueel-innerlijke ervaring van noëtische aard’.

De ideeën van Comrie zijn uiteindelijk de basis geweest voor de theologie van G.H. Kersten en C. Steenblok. In 1931 heeft de synode van de Gereformeerde Gemeenten een zestal leeruitspraken gedaan die hierop neerkomen: het verbond staat onder de beheersing van de verkiezing. Er zijn twee verbonden: het verbond der werken met Adam als hoofd en het verbond der genade met Christus als hoofd. Het verbond der werken is met alle mensen opgericht, het verbond der genade is door Christus met de Zijnen (de uitverkorenen) opgericht. Zij worden door geloof en wedergeboorte in dit verbond ingelijfd. De verworpenen die in de kerk zitten zijn wel onder de bediening van het verbond, maar niet in het wezen. Tenslotte rust de verantwoordelijkheid van de mens in de schepping. God eist van de gevallen mens zijn beeld terug.
Deze leeruitspraken hebben de definitieve basis gelegd voor de prediking zoals die in het merendeel van de gereformeerde gemeenten, maar ook in de rechterflank van de hervormde kerk en zeker in de afgescheiden kerken rechts van de gereformeerde gemeenten te horen is.

Deze leeruitspraken hebben grote conscequenties voor de visie op de doop: door de doop komen de kinderen niet in het wezen van het verbond, maar nog slechts op het erf. Door wedergeboorte en geloof komen zij pas in het wezen. Dit moet ook wel, want God sluit geen verbond met verworpenen. Hij kan namelijk geen verbondsweldaden beloven wanneer Hij die uiteindelijk niet zal geven. En Hij kan ze niet geven want verworpenen hebben geen deel aan de verbondsweldaden.
Ook de gemeentevisie wordt er sterk door bepaald: er zit een groep in de kerk die ‘Gods volk’ wordt genoemd terwijl de rest onbekeerd is. Het is dan ook uit den boze om de gemeente als verbondsgemeente aan te spreken, laat staan als gemeente van de Heer Jezus Christus. Deze gemeentevisie vindt u kenmerkend verwoord in het volgende citaat:
‘De prediking moet separerend zijn, tussen bekeerd en onbekeerd, tussen twee reeksen van verbondskinderen. Er is onderscheid tussen de uitwendig aangeboden genade en de toegepaste genade door de krachtdadige roeping. Wie zo preekt, preekt vanzelf kenmerkend, gericht op de gangen van de Geest in de orde des heils. Een voorwerpelijke prediking houdt het historisch geloof voor zaligmakend en maakt van het geloof een soort afgod. Men kweekt dan een gemeente van gelovigen terwijl men niet ontdekt, niet verbrijzeld is. Men wekt de natuur op om gelovig te zijn. Men vlucht tot Jezus om zichzelf met Jezus te helpen. Er kan veel geloof zijn in een onherboren mens dat niet opkomt uit de wederbarende daad van de Heilige Geest. Je moet geloven, hoor je, maar hoe dat gaat, hoor je niet. De godsdienstige mens moet verloren gaan onder het recht Gods.’
De ons niet onbekende discussie over de ‘toe-eigening van het heil’ is een direct gevolg van deze theologie. De vraag naar de rol van de mens in het ‘toe-eigeningsproces’ is ten diepste ook een vraag naar de verhouding van verkiezing en verbond. De discussie die over dit onderwerp gevoerd wordt is dan ook kenmerkend voor hét kerkgenootschap waar de leeruitspraken van 1931 bepalend zijn voor de prediking: de Gereformeerde Gemeenten. Wanneer men de stap waagt naar de Gereformeerde Bond, kan men ervan verzekerd zijn direct vrijwel niets meer over deze problematiek te vernemen, een enkele uitzondering daargelaten. Het is spijtig te moeten constateren dat de voorzetten die in verschillende publicaties gegeven zijn, slechts op de voorspelbare kritiek in de Saambinder kunnen rekenen. Toch moeten we mijns inziens een stapje dieper dan de discussie over de toe-eigening van het heil, namelijk ‘wat is de verhouding tussen de verkiezing en het verbond?’ Hierover in de laatste paragraaf meer.

De psychologische achtergrond van het probleem

Bij Dietrich Bonhoeffer kwam ik in zijn boek ‘Navolging’ een alleraardigste beschrijving tegen van een probleem dat naar mijn inzicht ook zeker betrekking heeft op onze problematiek. In het eerste hoofdstuk noemt hij het onderscheid tussen ‘goedkope genade’ en ‘kostbare genade’. In onze tijd, zo stelt hij, zijn er teveel mensen die denken te kunnen leven van de goedkope genade. Zij gaan er van uit dat in hun leven niets hoeft te veranderen. De genade van God is zo groot dat onze zonden altijd vergeven worden. Bonhoeffer verafschuwt dit denken echter. ‘Goedkope genade is genade die wij voor ons zelf hebben. Goedkope genade is prediking van de vergeving zonder verootmoediging; doop zonder de tucht van de gemeente; avondmaal zonder belijdenis van zonden; absolutie zonder persoonlijke biecht.’
Vervolgens maakt hij zich sterk voor de kostbare genade, die noopt tot navolging. Tot verandering van het leven. Tot radicale verandering.
De lijn die ik hierin waardevol vond voor mijn artikel is Bonhoeffers constatering dat de mens het liefste dezelfde blijft als die hij is. De problematiek die hij schetst is een andere dan die waar dit artikel over gaat. Maar toch is de oorzaak hetzelfde: de mens is niet bereid tot verandering. Wanneer de mens zijn eigen leven kan blijven leiden, zal hij er veel voor over hebben om dit daadwerkelijk te doen.
Ook bij Thomas Boston vinden we deze aanklacht. Hij klaagt dat ‘velen slapend naar de hemel zouden willen reizen’.

Deze luiheid is dus één ding. Maar binnen de kerken die we onder het kopje ‘probleem’ noemden is er nog een veel indringender probleem: men hoort namelijk als onbekeerde bij de grote groep van onbekeerden. En wat gebeurt er wanneer het merendeel van de kerkgangers niet aan het avondmaal gaat? Dan is het voor jou als individu wel erg gemakkelijk om ook te blijven zitten. Temeer wanneer de dominee ook nog eens zijn ongenoegen uit over de ‘volle avondmaalstafels’ in andere kerken. Dit groepsproces versterkt dus nog eens de luiheid die de ‘natuurlijke mens’ al heeft.

Tenslotte wordt er ook niet bepaald een juiste inschatting gemaakt van het niveau van het luisterende kerkvolk. De preken zijn vaak doorspekt met terminologieën die voor de gemiddelde luisteraar volslagen onbegrijpelijk zijn. De preek bestaat voor een groot deel uit de tale Kanaäns, waar men dan wel mee vertrouwd is maar waarvan ik me afvraag of men werkelijk begrijpt hetgeen men hoort. Deze vorm van prediking stompt enorm af en leidt ertoe dat men apathisch in de kerk zit zonder de boodschap te begrijpen, laat staan te doorgronden. Het verwijt dat men te moeilijk preekt wordt overigens zeer eenvoudig weerlegd: het is een teken van geestelijk verval dat er zoveel onkunde en verwarring heerst. Een tekenend citaat: ´Er is veel begripsverwarring rond wedergeboorte, geloof en bekering. De verwarring is terug te leiden tot onkunde, het niet willen buigen voor de Schrift en belijdenis. De verwarring is ook terug te leiden tot het iets willen leggen in de mens, iets wat God alleen kan werken.’

De concrete gevolgen

Het gevolg van de hierboven geschetste theologie, die uiteraard haar weerklank vindt in de prediking, is verwoestend. Mensen horen hun hele leven lang dat ze bekeerd moeten worden, maar hebben geen flauw idee hoe dat zou kunnen gebeuren. Ze weten hoe het werkt aangezien de gangen van Gods volk niet zelden aan hun oor voorbijtrekken, maar geloven dat ze zelf niets anders kunnen doen dan er veel om vragen. Het aanbod van genade, zoals dat nog wel genoemd wordt, verschraald tot het melden dat iedereen, zoals die in de kerk aanwezig is, bekeerd kan worden. Het enige dat wij daar echter aan kunnen doen is bidden en afwachten.
Toch zijn er maar weinigen die het echt ‘tot nood’ is dat ze nog onbekeerd zijn. Ze zijn het al hun hele leven en het grootste deel van de kerk is het ook. En het is immers altijd goed wat God besluit te doen? Dit determinisme vindt haar wortels in het uitgaan van de Raad Gods als beginpunt in het denken. Er zijn er zelfs die zeggen: ‘laat mij maar verloren gaan, als God maar aan Zijn eer komt’. Zonder te beseffen dat de eer van God en het heil van de mens een onverbrekelijke twee-eenheid vormen.
Vaak heeft men wel een oordeel over de preek. Twee kenmerkende oordelen zijn: ‘de dominee wist het weer mooi te zeggen’ en ‘het was een ruime preek’. Het eerste oordeel is typerend voor wat ik onder het kopje ‘psychologie’ behandelde: men hoort de vertrouwde klanken die al het gehele leven gehoord zijn en beoordeelt het dus als ‘goed’. Het tweede oordeel is vaak een indicatie dat het niet zo’n hele slechte preek was. Er werd niet alleen dood en verdoemenis gepreekt, hel en oordeel, maar er mocht ook iets van Christus gehoord worden. Van de mogelijkheid tot bekering, ook voor de onwaardigste onder de zondaren. Het bittere is echter vaak dat men alleen gehoord heeft dat men bekeerd kan worden, het hoe blijft een onbeantwoorde vraag.
Een ander gevolg van deze theologie wordt door prof. van Ruler genoemd in zijn artikel ‘Ultra-Gereformeerd en Vrijzinnig’. De focus ligt volledig op het moment van wedergeboorte waarbij de focus op de heiliging van het leven totaal uit het oog verloren wordt. ‘Deze stand van zaken is bij de ultra-gereformeerden verdwenen. De dynamiek van het leven in worstelingen van de heiliging is tot stilstand gebracht. Ze is vervangen door een zekere statiek van ten eerste het lijdelijk wachten op het grote ogenblik, het ‘stondetje der minne’, ten tweede de blikseminslag van de Geest senkrecht von oben, en ten derde de genietende zekerheid van de eeuwige verkiezing en de eeuwige zaligheid.’

Het gereformeerde antwoord

Al een aantal keer heeft u mij horen reppen over de oorzaak van de problematiek: een onjuiste verhouding tussen het verbond en de verkiezing. De vraag is dan echter wat de juiste verhouding tussen deze twee belangrijke onderdelen van de christelijke theologie is. Een mogelijk antwoord vindt u in het citaat van prof. van Ruler dat ik boven dit artikel heb geplaatst: als mens moeten we er eens niet van uitgaan dat wij het christendom kunnen herleiden tot een logisch, gesloten systeem. En dus, u voelde hem al aankomen, moeten we de verkiezing en het verbond als volwaardige partners naast elkaar laten staan. Ik zal proberen uiteen te zetten hoe dit naar mijn inzicht mogelijk is.

Het geheim ligt in de acceptatie van het feit dat het gezichtspunt van God een fundamenteel andere is dan ons menselijk gezichtspunt. Ik las laatst ergens dat er een groot verschil is tussen dat wat wij van God weten en dat wat God van zichzelf weet. Zo weten wij dat God verkiest. Van Ruler drukt dit als volgt uit: ‘De waarheid van de praedestinatie is ook zonder meer aan de Heilige Schrift af te lezen. De levende God is een willende en een handelende God. Verkiezend en verwerpend gaat Hij door de geschiedenis heen. De léér van de verwerping moge dan niet zo vaak of misschien wel helemaal niet in de Schrift voorkomen. Dat is wel vaker het geval met de leer. Dogma’s plegen niet in de Schrift te staan. Maar kan men denkend werkelijk de volle inhoud van de Schrift bevatten zonder te gaan denken in de banen van de dubbele praedestinatie?’
Maar hoe God verkiest, dat weten wij niet. Wij weten wel dat Hij oproept tot geloof en bekering. Niet ‘u moet bekeerd worden’, maar ‘bekeert u!’. Gebiedende wijs! En daar komt het moment dat wij moeten accepteren dat wij mogen pleiten op de beloften van God. Hij heeft toch gezegd, dat Hij opendoet voor hem die klopt? Dat een ieder die gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn zalig zal worden? Geloof dat dan! En houd Hem dat onder de neus. Een schotse schrijver heeft ooit gezegd dat wij de beloften van God als een bos bloemen onder Zijn neus moeten houden, zodat Hij verleid wordt door de heerlijke geur ervan.
Er is dus een verkiezing. Maar dat is geen verhindering om te geloven! De verkiezing is de grond van het geloof, aldus Calvijn. Dus als je gelooft, kun je blijkbaar constateren dat je verkozen bent. Maar wat is dan dat geloof? En moet daar dan geen wedergeboorte aan vooraf gaan? Dat zou kunnen. Maar ik keer me faliekant tegen een bewuste wedergeboorte als voorwaarde. Calvijn ook trouwens. Een Paulusbekering zag hij als de vervelendste bekering die een mens kon meemaken. Bij de meeste mensen die opgroeien met de Bijbel is de wedergeboorte iets dat plaatsvindt rond het 20e levensjaar. Dit is een gedachte die we ook bij een aantal oudvaders tegenkomen. W. à Brakel, Boston, McCheyne, allen spreken ze over een bekering tussen de 14 en 25 jaar. De vragen die het volwassen-worden met zich meebrengt leiden tot een verpersoonlijken van het geloof. Het toe-eigenen van het heil. Op grond van Christus’ verlossingswerk, uiteraard. Maar juist daarom zo kinderlijk eenvoudig. Wanneer Calvijn spreekt over de verkiezing, spreekt Hij altijd over de verkiezing in Christus. Zodat de keuze valt bij het accepteren van Christus’ verlossingswerk voor jou persoonlijk. Het gevaar van een verkeerd gebruik van de verkiezing is dat men bij de verkiezing begint in plaats van bij de roeping: ‘Laat dit voor ons de weg van het onderzoek zijn, dat wij beginnen bij Gods roeping en in haar eindigen’
Het gevaar dat door velen wordt gezien is dat er een te grote plaats aan de mens wordt toegekend. Het is immers God die in ons werkt, beide het willen en het werken? Ik denk uiteraard dat dit waar is. Maar werkt Zijn Geest dan echt altijd zo, dat wij direct begrijpen dat het de Geest is? Moeten we het werk van de Geest niet als een gegeven zien, waar we van uit kunnen gaan, maar wat we niet perse hoeven te ervaren als ‘werk van de Geest’? F.G. Immink illustreert in zijn boek ‘in God geloven’ het samenspel van goddelijk handelen en menselijk antwoorden zeer treffend. ‘Dat werk van God in ons komt niet in mindering op de iustificatio (rechtvaardiging van de goddeloze, M.L.). Het gaat juist om de communio cum Christo, maar nu als gestalte in ons. Zeker, dat geloof wordt gewekt door de Heilige Geest en in die zin is er opnieuw sprake van een komen van God tot de mens, nu op de wijze van het pneuma. Maar wil het geloof ook werkelijk geloof zijn, dan zal het menselijk subject daar wel op de één of andere manier in mee komen. Wanneer de mens zich innerlijk gewonnen geeft, zal er ook een actie van de geest zijn. Ook als we het geloof in de lijn van Maarten Luther benaderen vanuit de iustificatio, en als we het geloof ontdoen van elk inhoudelijk menselijk vermogen, dan blijft toch dit gelden, dat de mens het oordeel Gods billijkt. De mens geeft zich gewonnen aan het belofte- en genadewoord van God in Jezus Christus. Als we dit laatste restje menselijk oordeel in de vorm van instemming ook nog weghalen, dan halen we het geloof als zodanig weg en dan houden we uiteindelijk alleen de openbaring in Jezus Christus over. Dan doet de mens er verder ook niet meer toe. Die conscequentie lijkt mij absurd.

Mijns inziens moeten wij dus gehoor geven aan de oproep tot geloof en bekering, waarbij we uitgaan van het gegeven dat we niets doen zonder de wil van de hemelse Vader. Daarbij kan het geloof uiteraard niet zonder vruchten blijven. Want ook ín het geloof kunnen wij passieve en futloze wezens worden. Maar wie gelooft dat Jezus Christus de Zoon van God is, en wie Hem –in het geloof- aanneemt als verlosser (Joh. 1:12), mag pleitend op de beloften weten dat hij verkoren is ten eeuwigen leven.

Zo beschouwd is het spreken over de verkiezing als voorwaarde in de prediking dus niet alleen zinloos, maar ook nog eens zeer schadelijk. Het zorgt ervoor dat mensen het gaan zien als een drempel, terwijl het zo nooit is bedoeld. De verkiezing is, zoals Van Ruler stelt, een waarheid in de dogmatische zin, maar ook niet meer dan dat. Wij hebben de prediking van Jezus Christus, wij hebben de beloften van het verbond en die geven ons de vrijheid om tot God te gaan. Wetend dat wij het niet verdienen, uiteraard, wetend dat wij een verlosser nodig hebben. En wie heeft een verlosser nodig dan diegene die beseft dat de zonde van Adam ook hem heeft beroofd van het beeld van God. Maar dat God vergeving en genade schenkt aan ieder die tot Hem komt, is een zekerheid die wij niet mogen opgeven. Het sleutelwoord blijkt een te meer vertrouwen.

Tot slot

U hebt mij heel wat horen beweren in dit artikel. Ook beschuldigingen die niet voor de poes zijn. Beschuldigingen naar een kerkverband waar velen van u deel van uitmaken. Toch kunt u mij niet verwijten slechts te hebben willen schoppen naar het kerkverband waar ook ik uit afkomstig ben (jaja). Het is veel meer de bewogenheid met hen die het slachtoffer zijn van de prediking en zich volledig passief opstellen voor wat betreft hun bekering, die mij deze analyse heeft doen maken. Want ook in mijn naaste omgeving zijn er mensen die wachten op die inslag van de Geest. Die zoeken naar hun ellendekennis. Die denken dat ze niet anders kunnen dan afwachten. De prediking en theologie die er de oorzaak van zijn dat er op deze manier gedacht wordt heb ik aan de kaak willen stellen. Ik heb geprobeerd dit gedachtegoed in een historisch kader te plaatsen. Ook heb ik aangegeven welke psychologische factoren volgens mij aangeven. Tenslotte heb ik willen laten zien dat er een antwoord is, een bijbels antwoord, ja sterker nog, een gereformeerd antwoord!

Een bekende spreuk in dit verband is, dat de bekering 100 % godswerk is en tegelijkertijd 100% mensenwerk. Het is gemakkelijk als cliché te gebruiken en is ook gemakkelijk te duiden als een nietszeggende opmerking. Toch geeft het iets aan van de gespannen voet waarop verkiezing en verbond met elkaar leven. Beiden lijken zij 100% een antwoord te geven en beiden zijn het bijbelse noties. Toch bestaan zij naast elkaar en leveren samen 100% op. In het accepteren van deze inconscequentie, die door een predikant onlangs een heilige inconscequentie genoemd werd, ligt het geheim van het christelijke leven. ‘Het evangelie roept ons terug uit dergelijke woestijnen van de logica. Het wil ons bekeren. Dát is het! Het is een echte bekering, om niet langer logisch op de loop te gaan met de praedestinatie-idee, maar in te keren in de onbegrijpelijke overvloed en vastheid van het evangelie. Is het dan geen ketterij, als men deze overvloed en vastheid kwijt is? Ook al is dat het geval door de gedachte aan de praedestinatie? Is men dan van pure gereformeerdheid niet on-gereformeerd geworden?

Aan u het antwoord.


Amicaliter,

Mark Louter
Huize Decima, Leiden


Literatuur:
-D. Bonhoeffer, Navolging, Baarn 2001
-C. Graafland, Van Calvijn tot Barth, ’s Gravenhage 1987
-C. Graafland, Van Calvijn tot Comrie, Zoetermeer 1996
-F.G. Immink, In God geloven, Zoetermeer 2003
-A.A. van Ruler, Ultra-gereformeerd en Vrijzinnig, Utrecht 1970
-C.A. van der Sluys, Kantelend belijden in kantelende tijden, in: J. van der Graaf, Belijden met hoofd en hart, Kampen 2003
-K. van der Zwaag, Afwachten of verwachten, Heerenveen 2003
-diverse artikelen uit het ‘Reformatorisch Dagblad’ en ‘De Saambinder’



[Aangepast op 20/3/04 door gerrit de 2e]
limosa

Bericht door limosa »

Oorspronkelijk gepost door gerrit de 2e
Voor de lezers van de Saambinder het stuk waar Ds. van Aalst op ingaat van het CSFR.
Interessant Gerrit, bedankt! Kan iemand voor de niet-saamgebonden OSW-ers het artikel van Ds. Van Aalst plaatsen?
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 24718
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Bericht door refo »

Ik heb het niet digitaal. Maar ds van Aals gaat o.a. hier op in:
Deze luiheid is dus één ding. Maar binnen de kerken die we onder het kopje ‘probleem’ noemden is er nog een veel indringender probleem: men hoort namelijk als onbekeerde bij de grote groep van onbekeerden. En wat gebeurt er wanneer het merendeel van de kerkgangers niet aan het avondmaal gaat? Dan is het voor jou als individu wel erg gemakkelijk om ook te blijven zitten. Temeer wanneer de dominee ook nog eens zijn ongenoegen uit over de ‘volle avondmaalstafels’ in andere kerken. Dit groepsproces versterkt dus nog eens de luiheid die de ‘natuurlijke mens’ al heeft.
Hij haalt dan een voorbeeld aan van een meisje dat geestelijke vragen heeft rondom het Avondmaal. Ze is blijkbaar nog niet aangegaan. Ds van Aalst vraagt zich af of hij nu tegen dat meisje moet zeggen dat ze 'geestelijk lui' is.

Kan die man niet lezen?
Orckie

Bericht door Orckie »

een zoveelste uitdrukkelijke en onverbloemde poging om verdeeldheid te zaaien in de Gereformeerde Gemeenten.
Waar komen al die nestbevuilers toch vandaan?
Een teken der tijden?
Dieptriest dat zo'n jongeman die bij de waarheid is weggegroeid pogingen doet om andere jongelui wegtehalen bij hun kerkverband. Veel jongeren hebben wat houvast nodig en zijn makkelijk te beïnvloeden, en het is deze meneer Louter dan ook zeer kwalijk te nemen dat hij zo misbruik maakt van zijn positie als vooraanstaand persoon binnen de CSFR.
Ik vond dat ds. Van Aalst best scherper had mogen zijn en lidmaatschap van de CSFR stellig af moet raden aan studenten vanuit de Geref. Gemeenten. Er zijn wel alternatieven.

Als het werk van de Geest vanzelfsprekend gaat worden (want dat propageert Louter) en zalig worden geen Godswonder meer is, wedergeboorte geen uur van Gods welbehagen, waar blijven we dan?
Louter zou het boekje "Louter genade" eens moeten lezen.

[Aangepast op 23/3/04 door Orckie]
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Heb je ook inhoudelijke argumenten tegen het artikel? Zou je dat puntsgewijs willen onderbouwen?
Orckie

Bericht door Orckie »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Heb je ook inhoudelijke argumenten tegen het artikel? Zou je dat puntsgewijs willen onderbouwen?
Mijn grootste bezwaar is al zeer inhoudelijk geformuleerd:

Als het werk van de Geest vanzelfsprekend gaat worden (want dat propageert Louter) en zalig worden geen Godswonder meer is, wedergeboorte geen uur van Gods welbehagen, waar blijven we dan?
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Als het werk van de Geest vanzelfsprekend gaat worden (want dat propageert Louter)
Kun je daarvan een citaat aangeven?
Orckie

Bericht door Orckie »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Als het werk van de Geest vanzelfsprekend gaat worden (want dat propageert Louter)
Kun je daarvan een citaat aangeven?

"Moeten we het werk van de Geest niet als een gegeven zien, waar we van uit kunnen gaan, maar wat we niet perse hoeven te ervaren als ‘werk van de Geest’?"
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Beste Orckie,

"Moeten we het werk van de Geest niet als een gegeven zien, waar we van uit kunnen gaan, maar wat we niet perse hoeven te ervaren als ‘werk van de Geest’?"

Dit is misschien op zichzelf wat ongelukkig uitgedrukt. Maar het is voornamelijk gericht tegen dat wat hij verder aanhaalt:

"Want ook in mijn naaste omgeving zijn er mensen die wachten op die inslag van de Geest."

Maar vooral in zijn verband wordt die uitspraak redelijk: "Maar werkt Zijn Geest dan echt altijd zo, dat wij direct begrijpen dat het de Geest is?"

Waarom? Nu, ik denk dat hij hiermee probeert aan te geven dat als de mens overtuigd wordt van zonde, gerechtigheid en oordeel, deze mens niet doorheeft dat hij bekeerd wordt, nee, hij wordt voor zijn gevoel zo onbekeerd en ongelukkig als het maar zijn kan. Dan denkt hij echt niet: Gelukkig, God is met mij begonnen en werkt in mij met Zijn Geest. Nee, hij denkt dan juist: Ik ben God kwijt en ben verder van Hem weg dan ooit, ik ben onverzoend en geestelijk dood.

Hoe vind je de uitspraak van Louter in dit verband?

Beste Adrianus,

Artikel uit De Civitate bewijst dat de R uit CSFR definitief als Remonstants (of welke latijnse vervoeging daarvan dan ook) moet worden gelezen.

Stel dat er een lid van de Geref. Gem. of een dominee daarvan iets onschriftuurlijks zegt, bijvoorbeeld dat er geen aanbod van genade voor iedereen is. Is daarmee het hele kerkverband hypercalvinistisch en dus af te doen als 'fout'? Waarom doe je dit wel bij de CSFR?
Orckie

Bericht door Orckie »

>>Waarom? Nu, ik denk dat hij hiermee probeert aan te geven dat als de mens overtuigd wordt van zonde, gerechtigheid en oordeel, deze mens niet doorheeft dat hij bekeerd wordt, nee, hij wordt voor zijn gevoel zo onbekeerd en ongelukkig als het maar zijn kan. Dan denkt hij echt niet: Gelukkig, God is met mij begonnen en werkt in mij met Zijn Geest. Nee, hij denkt dan juist: Ik ben God kwijt en ben verder van Hem weg dan ooit, ik ben onverzoend en geestelijk dood. <<


Nou dat lijkt me juist niet, RJ. Want zoals jij het formuleert, zo wordt er in de GG gepreekt. Maar daar keert deze scribent zich juist tegen! Hij vind dat iemand die het moeilijk heeft met de toe-eigening niet zo zwaar moet doen, maar gewoon het heil aangrijpen en dan ben je er. Het werk van de Geest is een gegeven, je bent toch kerkelijk en je bent gedoopt.
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Beste Orckie,
Nou dat lijkt me juist niet, RJ. Want zoals jij het formuleert, zo wordt er in de GG gepreekt. Maar daar keert deze scribent zich juist tegen! Hij vind dat iemand die het moeilijk heeft met de toe-eigening niet zo zwaar moet doen, maar gewoon het heil aangrijpen en dan ben je er. Het werk van de Geest is een gegeven, je bent toch kerkelijk en je bent gedoopt.
Nee, ik denk juist dat de schrijver het wel zo bedoeld. Als de Geest in je bezig is, dan heb je het niet door. Dus moet je met het Woord aan de gang.

Zal ik zijn standpunt (zoals het volgens mij is) proberen te verduidelijken a.d.h.v. een stukje van ds. Pieters over "Gods toezeggingen"?

Nu vraagt de briefschrijver: 'Moet een mens maar altijd wachten tot er iets met kracht in het hart komt, of mag een mens op de toezeggingen in het Woord zich verlaten?' Duidelijk is voor een ieder die het Woord kent, dat wij niet hoeven te wachten tot er iets met kracht in het hart komt. Ja, wij mogen daar niet eens op wachten. We mogen en we moeten ons verlaten op of toevertrouwen en overgeven aan Gods toezeggingen, dat is: Zijn beloften in Zijn Woord

Oftewel: Met het "Ga ervanuit dat het werk van de Geest een gegeven is" bedoelt hij te zeggen dat je niet moet wachten totdat je zeker weet dat de Geest in je bezig is. Daar moet je je niet mee bezighouden, hou je bezig met het Woord.

Het is ongelukkig uitgedrukt, maar de bedoeling is goed. Concentreer je op het Woord, wacht niet op een bijzondere ervaring van de Geest.

Ben ik duidelijk?
Refojongere
Orckie

Bericht door Orckie »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Beste Orckie,
Nou dat lijkt me juist niet, RJ. Want zoals jij het formuleert, zo wordt er in de GG gepreekt. Maar daar keert deze scribent zich juist tegen! Hij vind dat iemand die het moeilijk heeft met de toe-eigening niet zo zwaar moet doen, maar gewoon het heil aangrijpen en dan ben je er. Het werk van de Geest is een gegeven, je bent toch kerkelijk en je bent gedoopt.
Nee, ik denk juist dat de schrijver het wel zo bedoeld. Als de Geest in je bezig is, dan heb je het niet door. Dus moet je met het Woord aan de gang.

Zal ik zijn standpunt (zoals het volgens mij is) proberen te verduidelijken a.d.h.v. een stukje van ds. Pieters over "Gods toezeggingen"?

Nu vraagt de briefschrijver: 'Moet een mens maar altijd wachten tot er iets met kracht in het hart komt, of mag een mens op de toezeggingen in het Woord zich verlaten?' Duidelijk is voor een ieder die het Woord kent, dat wij niet hoeven te wachten tot er iets met kracht in het hart komt. Ja, wij mogen daar niet eens op wachten. We mogen en we moeten ons verlaten op of toevertrouwen en overgeven aan Gods toezeggingen, dat is: Zijn beloften in Zijn Woord

Oftewel: Met het "Ga ervanuit dat het werk van de Geest een gegeven is" bedoelt hij te zeggen dat je niet moet wachten totdat je zeker weet dat de Geest in je bezig is. Daar moet je je niet mee bezighouden, hou je bezig met het Woord.

Het is ongelukkig uitgedrukt, maar de bedoeling is goed. Concentreer je op het Woord, wacht niet op een bijzondere ervaring van de Geest.

Ben ik duidelijk?
Refojongere

je bent heel duidelijk; maar dit is toch ECHT niet de context waarin het stuk van Louter geschreven is. Zoals ds. Pieters het zegt zeggen veel GG-predikanten het ook. Maar wat Louter zegt, presenteert hij als kritiek op iets wat mis zou zijn in de GG, en als je de overstap maakt naar Geref. Bond zou je daar van af zijn.
Snap je?
Het gaat om het verschil tussen een waar geloof en een verstandsgeloof.
Plaats reactie