'Open brief'
Geplaatst: 30 okt 2002, 16:07
Deze brief behoeft weinig toelichting. Toch wil ik ook hierop graag jullie reacties horen:
‘ OPEN BRIEF ’
Voordat ik hierover wat wil schrijven, met name in het kader van de discussie rondom de Jongerenavonden wil ik nadrukkelijk zeggen dat ikzelf op geen enkele wijze betrokken ben bij het comité maar dat ik dit schrijf uit een bewogenheid tot die jongeren maar ook vanuit een verontrusting over het geestelijk klimaat wat we helaas steeds meer tegenkomen in Nederland.
Eén van de goudaders van de Reformatie was het ‘Sola Scriptura’! Laten we dit toch vasthouden. Ook onze NBG spreekt hier zeer duidelijk van: ‘De kerk mag deze boeken (apocriefen) wel lezen en ervan leren, voor zover zij overeenstemmen met de canonieke boeken. Zij hebben echter niet zo’n kracht en gezag, dat men door het getuigenis van deze boeken enig punt van het geloof of van de christelijke godsdienst zou kunnen bevestigen; laat staan dat zij het gezag van de andere, de heilige boeken, zouden kunnen verminderen.’ Inderdaad spreekt de NBG hiervan de apocriefen maar zouden de geschriften van tegenwoordig méér zijn dan die apocriefen? Met de geschriften bedoel ik de ervaringsverhalen die tegenwoordig gretig aftrek vinden maar ook de uitspraken van gezaghebbende personen binnen diverse kerkverbanden. Het lijkt wel alsof ze gelijk de paus van Rome ‘ex cathedra’ spreken. Hebben we dan niet met gezag op te zien? Jazeker maar wel zolang ze spreken naar Gods Woord. Laten we toch alles toetsen aan Gods Woord. Alles wat dat niet kan, zal geen dageraad hebben. Ook lijkt het wel alsof ze niet kunnen dwalen, immers ze spreken ‘ex cathedra’. Laten we ons eens te luister leggen bij de Schrift:
Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is , hetwelk is Jezus Christus en indien iemand op dit fondament bouwt: goud, zilver, kostelijke stenen , hout, hooi, stoppelen; (...) Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur. 1 Kor. 3:11-15
Ik vond het wel belangrijk om hiermee te beginnen, immers kritisch zijn, kritiek hebben betekent nog niet dat wij mogen twijfel aan iemands genadestaat, immers wie oordeelt zal zal zelf alrede geoordeeld worden.
Toch spreekt de Schrift hier wel over hele wezenlijke maar ook vreselijke zaken, immers zij (de godzaligen) zijn dan de oorzaak van de verdoemenis van andere mensen. Dit houdt heel wat in, daarom kan en mag onze prediking niets anders zijn dan het kruisevangelie van Jezus Christus. Paulus betuigt immers in zijn brief aan de Galaten: ‘Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.’ Betekent dit dan voor mij persoonlijk dat ik hierdoor iedere predikant veroordeel als zijnde vervloekt? Geenszins, maar iedere predikant mag zichzelven narekenen of hij betracht heeft om niets anders te prediken dan ‘Jezus Christus en Dien gekruisigd’. Gaat dat dan altijd gemakkelijk of is dit eenvoudig? O, nee, immers Jesaja betuigde al ‘Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga ! dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is;’
Zo moeten we dus dit kruisevangelie verkondigen, klevende aan de genadetroon omdat wij mensen zijn, ja God betuigde immers zelf door Zijn knecht Paulus, door de dwaasheid der prediking, maar nochtans door deze dwaasheid der prediking heeft God het behaagd Zijn Zoon Jezus Christus te verkondigen tot een rantsoen voor velen.
Laten we nu maar stoppen met die beschrijvende christenprediking die door zovelen liefkozend genoemd wordt ‘bevindelijke of onderwerpelijke prediking’, want diegenen die dit bevindelijk noemen verstaan het onderscheid voorwerpelijk/onderwerpelijk niet! Bevinding is niets anders dan wat we ook vinden in Ezechiël: ‘Daarom zal Ik Mijn hand over hen uitstrekken , en zal het land woest maken, ja, woester dan de woestijn naar Diblath henen, in al hun woningen; en zij zullen bevinden, dat Ik de HEERE ben’, maar ook in Psalm 46 ‘Een lied op Alamoth, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach . (-) God is ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden.’ Bevinding is de ervaring van zijn volk zoals God dat in Zijn Woord heeft laten optekenen en zoals we bij de psalmen Gods volk in het hart kijken zo moet het ook zijn bij onze bevinding. Ook hier geldt kan het de toetsteen van Gods Woord verdragen? Goed, weer verder over een voorwerpelijke/onderwerpelijke prediking:
Immers de prediker kan in zijn liefde (die hij moet bezitten) tot zijn hoorders de Christus der Schriften voorstellen. Hij kan zoals anderen zeggen de Christus aan uw oren neerleggen, ja tot aan uw hart, maar de rest moeten we aan God overlaten, Hij is immers de ware Landman. Gods Geest schenkt de kracht om het gelovig amen op de beloften Gods verkondigd in het Evangelie te zeggen. De prediking op zich zal nooit iets meer kunnen zijn dan een voorwerpelijke prediking! Het onderwerpelijke is Gods werk!
Want waarom hoort men toch zo graag die bevindelijke of onderwerpelijke prediking? Is dan om zichzelf op te bouwen in een staat die wijlen Ds. van der Groe verfoeide? Wil men zich dan toch bouwen op grond van enige kenmerken? Weet men dan niet dat Gods Woord ons leert dat de enige grond van zaligheid ligt in Jezus Christus alleen? Getuigt Gods Woord niet dat die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe en, vreselijke waarheid, dat die in Hem niet gelooft alrede veroordeeld is?
Is het misschien niet zo dat die liefhebbers van deze prediking de prediking haten die separeert. Deze prediking die alleen wil weten van het leven in Christus en de dood buiten Christus zet hen immers buiten spel. Zijn ze dan gelijk de Farizeeën die hun oren toestopten toen die zalige Stefanus uitriep ‘Ziet, ik zie de hemelen geopend, en den Zoon des mensen, staande ter rechter hand Gods.’
Als dat zo is, ja als uw hart nog berst bij die prediking die niets anders kan dan Christus centraal te stellen, ja een prediking die bij Samuël Rutherford droop van het bloed van Christus, dan is onze ernstige vraag, verhardt uw harten niet maar laat u leiden. Door wie, ja door Wie kunnen wij ons laten leiden dan alleen door Hem die éénmaal de pers heeft getreden, door Hem die op Golgotha’s heuvel uitriep in de totale Godverlatenheid ‘Mijn God, Mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten’. Door Hem waartegen het zwaard van Gods toorn ontwaakt was (vgl. Zach. 13:7). Door Hem die nu aan uw hart klopt, ja u hartelijk nodigt ‘die dorst heeft die kome en neme het water des levens om niet’!
Als dat nu onze prediking was, zouden dan de jongerenavonden gedijen? Welnee, dan was de oorzaak weggenomen. We lazen van wijlen Ds. van der Poel dat hij eens tijdens een predikatie stilviel na de woorden ‘Jezus, zoete Jezus’, ja er werd toen gevoeld dat Christus aanwezig was in dat kerkgebouw. Dan kan de prediking in alle gebrek zijn, maar dan kan niet anders zijn dat we prediken ‘Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven maar een eeuwig zielfsverderf’.
Het verwijt dat de kleinen geschopt wordt snijdt echt geen hout, immers de kleinen in de genade, juist die kleinen worden in alle liefde gewezen op de Christus der Schriften. Waar vinden we in Gods Woord dat onze prediking beschrijvend moet zijn, waar vinden we in de Schrift dat we juist die kleinen de Christus niet moeten prediken? Wat kan het hart toch opspringen van vreugde als we horen van Hem, ja als huppelende over de bergen! Natuurlijk hoeft dat niet altijd zo te zijn, maar nochtans is dat de opdracht!
Toch wil ik nog even verder gaan op het schoppen van de kleinen, want dat is nogal wat immers de Schrift zelf betuigt ‘indien gij één van deze kleinen ergert’. Maar was het ook Ds. Du Marchie van Voorthuysen niet die dit verwijt kreeg? Wat is de diepere gedachte die schuil gaat achter deze beschuldiging? Ik hoop dat het is, uit ware zorg voor de kleinen, ja diegenen die volgens de Schrift gevoed moeten worden met de ware onvervalste melk. Hoopt ik dat? Ja, dat hoop ik want anders is het een verschrikkelijk verwijt, immers dan leert men de onbewuste wedergeboorte of de veronderstelde bekering!
Wat is dat nu weer, hoor ik velen denken? Nou, die mensen leren dat Gods volk van eeuwigheid gerechtvaardigd is, en dat is nog waar ook! Maar en nu komt het, de rechtvaardigende daad op zich kan onbewust gebeuren, ja, ja onbewust alsof een vrouw onbewust kan baren! Op die onbewuste daad moet dan nog wel volgen de zogeheten vierschaarbeleving of te wel iets bijzonders,iets visionairs! Ik hoef niet te betuigen dat dit volstrekt in strijd is met onze vaderen (DL) maar ook zeker met Gods Woord. Ik hoef u niet te schrijven dat dit een hele gevaarlijke leer is! Immers als men onbewust gerechtvaardigd is, dan kan men uit de wereld getrokken zijn, men kan netjes gaan leven, men kan trouw ter kerke gaan, men kan een traantje plengen, ja dit alles kan, zonder dat de geloofsdaad heeft plaatsgehad zoals de Schrift dat heel duidelijk leert! Die geloofsdaad kan nog volgen, want men leert dat pas in Zondag 23 men dadelijk gerechtvaardigd is, dan heeft men, het liefst door een bijzondere openbaring, de zekerheid van het geloof. Beste mensen, de zekerheid van het geloof is hier altijd ten dele, veelal is de zekerheid van het geloof gehuld in het gewaad van de hoop wat biddende verkregen wordt (citaat de Reuver).
Je kan toch wel begrijpen dat deze mensen, deze tussenmensen, de bevindelijke of beschrijvende prediking heeft liefgekregen, immers daar horen ze kenmerken die ze soms ook wel op zichzelf kunnen toepassen!
Hoe deze leer is ontstaan weet ik niet, of beter gezegd kan ik alleen vermoeden. Volgens mij is de leer van de nu zalige Comrie steeds meer verkeerd begrepen en heeft men van de Comriaanse onderscheidigen ‘habitus’ en ‘actus’ een scheiding gemaakt. Comrie onderscheidde ze binnen het geloofsleven, tegenwoordig heeft men ze gescheiden!
Moet ik verder gaan om te schrijven dat men dan graag spreekt over ‘met schrik in de hemel vallen’? Immers als men niet heeft kunnen getuigen middels een vierschaarbeleving is men niet geheel zeker van de zaak, maar ja ook helaas is twijfel weer normatief geworden voor de echtheid van onze bekering. De twijfel van het pausdom aangaande de zekerheid van het geloof is weer teruggehaald.
Mensen, laat deze leer los! Ondanks dat er ook hieronder mensen zitten die genade kennen, ja die kinderen Gods zijn, geeft deze leer avondsmaalmijding en zorgt ervoor dat velen van Gods kinderen in het donker blijven. Ja, deze leer zorgt ervoor dat het licht niet meer schijnende is op de kandelaar, ook is men geen zoutend zout meer, immers over levende geloofsbrieven wil men niet meer spreken, dan ben je een zekere christen en dat is veel te hoog gegrepen! Hierover wil ik één advies geven, lees het boekje Leven met Christus van Mary Winslow!
Wat is dan wel de leer die naar Gods Woord is? Dat de mens in de geloofsdaad Christus omhelst in het gewaad van Zijn Woord. Immers de wedergeboorte, wat Gods werk is, wordt altijd gevolgd door de geloofsdaad van de mens (ook deze geloofsdaad is een geschonken daad van Gods kant). Dit geloof is wat onze Heidelberger zo kostelijk schrijft ‘een stellig weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil.’ Is dit dan het geloof wat hoge christenen maakt? Welnee, ook dit geloof moet iedere keer weer als bedelaar met een lege hand naar de troon van Gods genade geoefend worden! Deze geloofsoefening gaat dwars tegen de mens in, immers op deze school van de Heilige Geest moet de mens iedere keer een klas terug want Gods Woord betuigt ‘Hij moet wassen en ik moet minder worden’. Dit is de ware geloofsoefening, dit is de praktijk van de dag. Dit doet ook die mens meezuchten met Paulus ‘het goede wat ik niet wil, dat doe ik’, maar dit geloof weet er ook van wat de bruid jubelt in het Hooglied ‘ik ben zwart, ja zwart van de zonde, maar lieflijk, ja lieflijk in Christus’.
Laten we dan niet strijden maar laten we bemoedigd zijn dat zovele jongeren in deze tijd nog plaats willen nemen onder dat Woord en laat ons gedachtig zijn aan de waarschuwing die Jezus onszelf gaf, nl. ‘Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en dan komt de oogst? Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten.’ Weest dan bewogen over al die zielen die ook geschapen zijn voor een eindeloze eeuwigheid en vanuit die liefdevolle bewogenheid hun prediken ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’
N. Donselaar
‘ OPEN BRIEF ’
Voordat ik hierover wat wil schrijven, met name in het kader van de discussie rondom de Jongerenavonden wil ik nadrukkelijk zeggen dat ikzelf op geen enkele wijze betrokken ben bij het comité maar dat ik dit schrijf uit een bewogenheid tot die jongeren maar ook vanuit een verontrusting over het geestelijk klimaat wat we helaas steeds meer tegenkomen in Nederland.
Eén van de goudaders van de Reformatie was het ‘Sola Scriptura’! Laten we dit toch vasthouden. Ook onze NBG spreekt hier zeer duidelijk van: ‘De kerk mag deze boeken (apocriefen) wel lezen en ervan leren, voor zover zij overeenstemmen met de canonieke boeken. Zij hebben echter niet zo’n kracht en gezag, dat men door het getuigenis van deze boeken enig punt van het geloof of van de christelijke godsdienst zou kunnen bevestigen; laat staan dat zij het gezag van de andere, de heilige boeken, zouden kunnen verminderen.’ Inderdaad spreekt de NBG hiervan de apocriefen maar zouden de geschriften van tegenwoordig méér zijn dan die apocriefen? Met de geschriften bedoel ik de ervaringsverhalen die tegenwoordig gretig aftrek vinden maar ook de uitspraken van gezaghebbende personen binnen diverse kerkverbanden. Het lijkt wel alsof ze gelijk de paus van Rome ‘ex cathedra’ spreken. Hebben we dan niet met gezag op te zien? Jazeker maar wel zolang ze spreken naar Gods Woord. Laten we toch alles toetsen aan Gods Woord. Alles wat dat niet kan, zal geen dageraad hebben. Ook lijkt het wel alsof ze niet kunnen dwalen, immers ze spreken ‘ex cathedra’. Laten we ons eens te luister leggen bij de Schrift:
Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is , hetwelk is Jezus Christus en indien iemand op dit fondament bouwt: goud, zilver, kostelijke stenen , hout, hooi, stoppelen; (...) Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur. 1 Kor. 3:11-15
Ik vond het wel belangrijk om hiermee te beginnen, immers kritisch zijn, kritiek hebben betekent nog niet dat wij mogen twijfel aan iemands genadestaat, immers wie oordeelt zal zal zelf alrede geoordeeld worden.
Toch spreekt de Schrift hier wel over hele wezenlijke maar ook vreselijke zaken, immers zij (de godzaligen) zijn dan de oorzaak van de verdoemenis van andere mensen. Dit houdt heel wat in, daarom kan en mag onze prediking niets anders zijn dan het kruisevangelie van Jezus Christus. Paulus betuigt immers in zijn brief aan de Galaten: ‘Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.’ Betekent dit dan voor mij persoonlijk dat ik hierdoor iedere predikant veroordeel als zijnde vervloekt? Geenszins, maar iedere predikant mag zichzelven narekenen of hij betracht heeft om niets anders te prediken dan ‘Jezus Christus en Dien gekruisigd’. Gaat dat dan altijd gemakkelijk of is dit eenvoudig? O, nee, immers Jesaja betuigde al ‘Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga ! dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is;’
Zo moeten we dus dit kruisevangelie verkondigen, klevende aan de genadetroon omdat wij mensen zijn, ja God betuigde immers zelf door Zijn knecht Paulus, door de dwaasheid der prediking, maar nochtans door deze dwaasheid der prediking heeft God het behaagd Zijn Zoon Jezus Christus te verkondigen tot een rantsoen voor velen.
Laten we nu maar stoppen met die beschrijvende christenprediking die door zovelen liefkozend genoemd wordt ‘bevindelijke of onderwerpelijke prediking’, want diegenen die dit bevindelijk noemen verstaan het onderscheid voorwerpelijk/onderwerpelijk niet! Bevinding is niets anders dan wat we ook vinden in Ezechiël: ‘Daarom zal Ik Mijn hand over hen uitstrekken , en zal het land woest maken, ja, woester dan de woestijn naar Diblath henen, in al hun woningen; en zij zullen bevinden, dat Ik de HEERE ben’, maar ook in Psalm 46 ‘Een lied op Alamoth, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach . (-) God is ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden.’ Bevinding is de ervaring van zijn volk zoals God dat in Zijn Woord heeft laten optekenen en zoals we bij de psalmen Gods volk in het hart kijken zo moet het ook zijn bij onze bevinding. Ook hier geldt kan het de toetsteen van Gods Woord verdragen? Goed, weer verder over een voorwerpelijke/onderwerpelijke prediking:
Immers de prediker kan in zijn liefde (die hij moet bezitten) tot zijn hoorders de Christus der Schriften voorstellen. Hij kan zoals anderen zeggen de Christus aan uw oren neerleggen, ja tot aan uw hart, maar de rest moeten we aan God overlaten, Hij is immers de ware Landman. Gods Geest schenkt de kracht om het gelovig amen op de beloften Gods verkondigd in het Evangelie te zeggen. De prediking op zich zal nooit iets meer kunnen zijn dan een voorwerpelijke prediking! Het onderwerpelijke is Gods werk!
Want waarom hoort men toch zo graag die bevindelijke of onderwerpelijke prediking? Is dan om zichzelf op te bouwen in een staat die wijlen Ds. van der Groe verfoeide? Wil men zich dan toch bouwen op grond van enige kenmerken? Weet men dan niet dat Gods Woord ons leert dat de enige grond van zaligheid ligt in Jezus Christus alleen? Getuigt Gods Woord niet dat die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe en, vreselijke waarheid, dat die in Hem niet gelooft alrede veroordeeld is?
Is het misschien niet zo dat die liefhebbers van deze prediking de prediking haten die separeert. Deze prediking die alleen wil weten van het leven in Christus en de dood buiten Christus zet hen immers buiten spel. Zijn ze dan gelijk de Farizeeën die hun oren toestopten toen die zalige Stefanus uitriep ‘Ziet, ik zie de hemelen geopend, en den Zoon des mensen, staande ter rechter hand Gods.’
Als dat zo is, ja als uw hart nog berst bij die prediking die niets anders kan dan Christus centraal te stellen, ja een prediking die bij Samuël Rutherford droop van het bloed van Christus, dan is onze ernstige vraag, verhardt uw harten niet maar laat u leiden. Door wie, ja door Wie kunnen wij ons laten leiden dan alleen door Hem die éénmaal de pers heeft getreden, door Hem die op Golgotha’s heuvel uitriep in de totale Godverlatenheid ‘Mijn God, Mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten’. Door Hem waartegen het zwaard van Gods toorn ontwaakt was (vgl. Zach. 13:7). Door Hem die nu aan uw hart klopt, ja u hartelijk nodigt ‘die dorst heeft die kome en neme het water des levens om niet’!
Als dat nu onze prediking was, zouden dan de jongerenavonden gedijen? Welnee, dan was de oorzaak weggenomen. We lazen van wijlen Ds. van der Poel dat hij eens tijdens een predikatie stilviel na de woorden ‘Jezus, zoete Jezus’, ja er werd toen gevoeld dat Christus aanwezig was in dat kerkgebouw. Dan kan de prediking in alle gebrek zijn, maar dan kan niet anders zijn dat we prediken ‘Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven maar een eeuwig zielfsverderf’.
Het verwijt dat de kleinen geschopt wordt snijdt echt geen hout, immers de kleinen in de genade, juist die kleinen worden in alle liefde gewezen op de Christus der Schriften. Waar vinden we in Gods Woord dat onze prediking beschrijvend moet zijn, waar vinden we in de Schrift dat we juist die kleinen de Christus niet moeten prediken? Wat kan het hart toch opspringen van vreugde als we horen van Hem, ja als huppelende over de bergen! Natuurlijk hoeft dat niet altijd zo te zijn, maar nochtans is dat de opdracht!
Toch wil ik nog even verder gaan op het schoppen van de kleinen, want dat is nogal wat immers de Schrift zelf betuigt ‘indien gij één van deze kleinen ergert’. Maar was het ook Ds. Du Marchie van Voorthuysen niet die dit verwijt kreeg? Wat is de diepere gedachte die schuil gaat achter deze beschuldiging? Ik hoop dat het is, uit ware zorg voor de kleinen, ja diegenen die volgens de Schrift gevoed moeten worden met de ware onvervalste melk. Hoopt ik dat? Ja, dat hoop ik want anders is het een verschrikkelijk verwijt, immers dan leert men de onbewuste wedergeboorte of de veronderstelde bekering!
Wat is dat nu weer, hoor ik velen denken? Nou, die mensen leren dat Gods volk van eeuwigheid gerechtvaardigd is, en dat is nog waar ook! Maar en nu komt het, de rechtvaardigende daad op zich kan onbewust gebeuren, ja, ja onbewust alsof een vrouw onbewust kan baren! Op die onbewuste daad moet dan nog wel volgen de zogeheten vierschaarbeleving of te wel iets bijzonders,iets visionairs! Ik hoef niet te betuigen dat dit volstrekt in strijd is met onze vaderen (DL) maar ook zeker met Gods Woord. Ik hoef u niet te schrijven dat dit een hele gevaarlijke leer is! Immers als men onbewust gerechtvaardigd is, dan kan men uit de wereld getrokken zijn, men kan netjes gaan leven, men kan trouw ter kerke gaan, men kan een traantje plengen, ja dit alles kan, zonder dat de geloofsdaad heeft plaatsgehad zoals de Schrift dat heel duidelijk leert! Die geloofsdaad kan nog volgen, want men leert dat pas in Zondag 23 men dadelijk gerechtvaardigd is, dan heeft men, het liefst door een bijzondere openbaring, de zekerheid van het geloof. Beste mensen, de zekerheid van het geloof is hier altijd ten dele, veelal is de zekerheid van het geloof gehuld in het gewaad van de hoop wat biddende verkregen wordt (citaat de Reuver).
Je kan toch wel begrijpen dat deze mensen, deze tussenmensen, de bevindelijke of beschrijvende prediking heeft liefgekregen, immers daar horen ze kenmerken die ze soms ook wel op zichzelf kunnen toepassen!
Hoe deze leer is ontstaan weet ik niet, of beter gezegd kan ik alleen vermoeden. Volgens mij is de leer van de nu zalige Comrie steeds meer verkeerd begrepen en heeft men van de Comriaanse onderscheidigen ‘habitus’ en ‘actus’ een scheiding gemaakt. Comrie onderscheidde ze binnen het geloofsleven, tegenwoordig heeft men ze gescheiden!
Moet ik verder gaan om te schrijven dat men dan graag spreekt over ‘met schrik in de hemel vallen’? Immers als men niet heeft kunnen getuigen middels een vierschaarbeleving is men niet geheel zeker van de zaak, maar ja ook helaas is twijfel weer normatief geworden voor de echtheid van onze bekering. De twijfel van het pausdom aangaande de zekerheid van het geloof is weer teruggehaald.
Mensen, laat deze leer los! Ondanks dat er ook hieronder mensen zitten die genade kennen, ja die kinderen Gods zijn, geeft deze leer avondsmaalmijding en zorgt ervoor dat velen van Gods kinderen in het donker blijven. Ja, deze leer zorgt ervoor dat het licht niet meer schijnende is op de kandelaar, ook is men geen zoutend zout meer, immers over levende geloofsbrieven wil men niet meer spreken, dan ben je een zekere christen en dat is veel te hoog gegrepen! Hierover wil ik één advies geven, lees het boekje Leven met Christus van Mary Winslow!
Wat is dan wel de leer die naar Gods Woord is? Dat de mens in de geloofsdaad Christus omhelst in het gewaad van Zijn Woord. Immers de wedergeboorte, wat Gods werk is, wordt altijd gevolgd door de geloofsdaad van de mens (ook deze geloofsdaad is een geschonken daad van Gods kant). Dit geloof is wat onze Heidelberger zo kostelijk schrijft ‘een stellig weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil.’ Is dit dan het geloof wat hoge christenen maakt? Welnee, ook dit geloof moet iedere keer weer als bedelaar met een lege hand naar de troon van Gods genade geoefend worden! Deze geloofsoefening gaat dwars tegen de mens in, immers op deze school van de Heilige Geest moet de mens iedere keer een klas terug want Gods Woord betuigt ‘Hij moet wassen en ik moet minder worden’. Dit is de ware geloofsoefening, dit is de praktijk van de dag. Dit doet ook die mens meezuchten met Paulus ‘het goede wat ik niet wil, dat doe ik’, maar dit geloof weet er ook van wat de bruid jubelt in het Hooglied ‘ik ben zwart, ja zwart van de zonde, maar lieflijk, ja lieflijk in Christus’.
Laten we dan niet strijden maar laten we bemoedigd zijn dat zovele jongeren in deze tijd nog plaats willen nemen onder dat Woord en laat ons gedachtig zijn aan de waarschuwing die Jezus onszelf gaf, nl. ‘Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en dan komt de oogst? Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten.’ Weest dan bewogen over al die zielen die ook geschapen zijn voor een eindeloze eeuwigheid en vanuit die liefdevolle bewogenheid hun prediken ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’
N. Donselaar