„Al was u niet uitverkoren, u
hebt toch te geloven. Ga dan tot Hem, nú.
In de gewone prediking nu is deze eis des geloofs specifiek een eis om te geloven in de beloften van God. Maar men moet hier nu teder onderscheiden. In hoeverre namelijk zou hier nu sprake kunnen zijn van een juiste, alsook van een foutieve manier van deze prediking van de eis tot geloven. Want inderdaad de vorm is die van een eis. Als de stokbewaarder in zijn zielenood roept om reddende raad, dan antwoordt Paulus niet met een ’och mocht het je eens te beurt vallen’ of iets dergelijks; maar nu de nood werkelijk nood bleek te zijn, komt Paulus aan het woord niet met een lieve wens of hartelijke toebidding, maar beslist met een in de gebiedende wijs (zo staat het in de grondtaal) ten gehore gebrachte ontsluiting van de weg des heils. Paulus zegt: ‘geloof’ (gebiedende wijs) ‘in de Heere Jezus Christus’. Evenals in de Schrift ook de bekering als een eis wordt voorgehouden.
Maar bij beide is het een eis die tevens klinkt als een permissie, en als een verrassend nieuw iets, een artikel dat alleen op de markt van vrije genade te vinden is; maar dat ongelooflijk verrassend in zijn effect is. Vandaar die gebiedende aandrang, want God weet wat de resultaten zullen zijn: ‘en gij zult zalig worden’.
Predik het geloof ten deze en prijs het aan als iets ongehoords en iets niet weg te denken geweest verrassend nieuws, namelijk als weg waarin men ontvangt wat men anders nooit had verkregen; als de causa instrumentalis (de instrumentele oorzaak) van de schuldvergiffenis en verzoening met God. Paulus zegt ervan: wij bewegen de mensen tot het geloof. Dat klinkt meer als een verrukkelijk ongedacht goed, dan als een wettisch artikel. En zó is het ook.
Pas er voor op, dat deze eis dan ook niet naar voren wordt gebracht als een conditie ten leven op werkverbond-achtige manier. Dit zou uiteraard ook afstuiten op iedere waarlijk ontdekte ziel, die in ware ontdekking ook aan eigen onmacht is ontdekt, ook aan de aangeboren onmacht tot geloven. Hoe nu?
Zette men zulk een ziel dan ook ‘aan het werk’ op de manier van het werkverbond, dan bracht men andermaal Hagar op de plaats van Sara; met als vrucht... een woudezel.
Zulk een zielsbehandeling kan slechts verwaande zelfgerechtige mensen kweken, vol hoogmoed, en vol spot voor Izaäk, het kind der belofte. Trouwens het geloof is (zeiden we) het nieuwe, fonkelnieuwe artikel op de markt van vrije genade, hetwelk hierin zijn gans bijzondere uniciteit, voornaamheid, begeerlijkheid en recommandabele nuttigheid opluistert, dat het het ene en enige werk van alle werk is, doordat het... alle werk buitensluit.
Zo moet dan de eis waarmee het verbond der genade tot ons komt, zowel om te geloven als om godzalig te leven, niet gepredikt worden in wettische zin. Maar hoe dan wel? We zouden al dadelijk kunnen antwoorden: in evangelische zin. Het evangelie komt ook met een eis tot ons. Maar dit is iets anders dan een eis tot wettische gerechtigheid. Inderdaad, als het evangelie in gebiedende zin predikt: geloof in de Heere Jezus (zie de stokbewaarder), dan is dit (gelijk onder andere Love zo juist opmerkt) om als door die eis heen, door middel van deze klem van het geloof te bewegen, middellijkerwijs tot de daad van geloven.
Dan: God heeft er zulk een heilig recht op, dat we geloven. Als de Heere een weg van genade opent, moet de mens, hoe onmachtig hij ook in zichzelf is, toch terdege verstaan dat de Heere zo waardig is, dat we deze weg niet nonchalant bewandelen. Hij heeft er recht op, dat we die weg bewandelen. Geloven is ook een permissie, ge moet, maar ook ge mag geloven; maar zo, dat weigeren grote zonde is. Ook is het lokken van het evangelie een zalig dwingen. Voorts: de zondaar, ontdekt aan zijn rampzalige toestand, loopt nu gevaar, dat hij tot oplossing een verkeerde weg inslaat, een andere dan die van het geloof. Om te beginnen gaat het als met Adam, bij de nadering van God tot zijn behoudenis, vlucht hij van God weg; hij probeert liever eerst alle andere dingen, dan dat hij door geloof zou zalig willen worden. Daarom komt de Heere in gebiedende zin die ontdekte zondaar de enig ware en juiste weg te wijzen. Om al deze redenen dient het geloof als een onafwijsbare eis te worden voorgesteld.
(ds. G. Wisse)
Hier kan ik me wat meer in vinden. Ik zie in de evenwichtige samenvatting echt gewoon het 'geloven' als een MOETEN gepreekt worden en niet als een mogen of als een wonder.
Geloof je dat het heil voor jou is?
Ds. Pronk citeerde Maarten Luther:
Die het gelooft, heeft het!
In de Bijbel staat het anders: Die in
Hem gelooft heeft het.....eeuwige leven (het heil)...
[Veranderd op 9/9/02 door Refojongere]