Domimee Bregman drukte het eens zo eenvoudig uit: Gods volk krijgt voelhorens.
Ik weet niet of Gods volk voelhorens krijgt. Ik lees daar in de Schrift niets van.
En als dat zo was dan waren er vast veel minder scheuringen, schisma's, en ruzies geweest.
Gods volk blijft gewoon zich zelf ook na ontvangene genade.
In de Bijbel lezen we toch ook regelmatig dat er op dit gebied vergissingen begaan worden
Eli had niet bepaald voelhorens toen hij Hanna bestrafte
Samuël ook niet toen hij de zonen van Jesse langs zich zag komen.
De discipelen die ook tijdens de omwandeling van de Heere Jezus een te snel oordeel klaar hadden
(de zondares aan de voeten van Jezus, de Kananese vrouw)
Ook wisten zij niet dat Judas geen echte volgeling was; integendeel; toen Jezus zei: één van u zal Mij verraden zeiden ze allemaal: Ben ik het Heere? (!!!)
De Heere roept ons op om niet te oordelen: Matth. 7 1 Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.
2 Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden.
Jacobus 4:12 Er is een enig Wetgever, Die behouden kan en verderven. Doch
wie zijt gij, die een anderen oordeelt?
(DL 3/4, par. 15): „Voorts, van diegenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, moet men naar het voorbeeld der apostelen het beste oordelen en spreken; want het binnenste des harten is ons onbekend.”
Moeten we niet héél voorzichtig zijn om op ons oordeel af te gaan? Wij moeten toch van onszelf ook belijden dat we maar mensen zijn? Als we nauwelijks in staat zijn om ons eigen hart te oordelen; hoe zouden we het over een ander doen?
Jeremia 17: 9 Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?
10 Ik, de HEERE, doorgrond het hart, beproef de nieren,
en dat om ieder te geven overeenkomstig zijn wegen,
overeenkomstig de vrucht van zijn daden.
We zouden ons kunnen vergissen en een plantje beschadigen wat wel Gods werk is.
"Wie Mijn volk aanraakt raakt Mijn oogappel aan" Zach 2:8
Matth 18: 6 Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee.
Ik hoor het Ds Roos (GGiN) nog zeggen tijdens een bevestigingsdienst van ambtsdragers: zult u niet te snel oordelen broeders? want o die molensteen, die molensteen......