Om te doen gedenken...
Om te doen gedenken...
Het leek me goed om af en toe eens wat te vertellen over het "oude volk" wat hier zo weinig meer begrepen lijkt te worden. Daarom had ik gedacht om uit verchillende boekjes af en toe eens wat aan te halen over hun leven. Moge het terugzien op de genade die God in ons voorgeslacht wilde verheerlijken niet tot twistingen leiden, maar veel meer tot stichting zijn en tot jaloersheid verwekken. Ik wil om te beginnen een korte levensschets hier plaatsen van een oudeling die ik zelf nog gekend heb. Het is genomen uit het jubileumboek "Elk vehaalt zijn weg en zaken".
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
Hermannus Haase
(1898-1968)
Een van de personen die de gemeente gedurende een lange reeks van jaren mocht dienen, is Hermannus Haase. Hij wordt op 10 juli 1998 geboren te Rijssen. Op 21 februari 1920 treedt hij in het huwelijk met Hendrika Baan. Zij is op 6 februari 1898 geboren te Rijssen. Hun huwelijk wordt gezegend met 11 kinderen, waarvan er één op 3-jarige leeftijd overlijdt.
Om in zijn levensonderhoud te voorzien is Haase aanvankelijk werkzaam bij de jutefabriek van Ter Horst. Als hij zijn werk daar vanwege zijn gezondheid moet beëindigen, besluit hij met koffie en andere kruidenierswaren in een hondenkar langs de deuren te gaan. Later begint hij een kruidenierszaak aan de Baankamp.
Als Haase eind 1925 wordt gekozen tot ouderling, is het voor hem onmogelijk deze verkiezing aan te nemen. Terwijl hij op weg is om de kerkenraad van zijn besluit op de hoogte te stellen, maakt de Heere hem bekend dat hij niet mag bedanken. Zo wordt hij op 1 januari 1926 voor de eerste keer bevestigd in het ambt.
Binnen de kerkenraad neemt Haase al spoedig een gewaardeerde plaats in en wordt er veel werk door hem verzet.
Als de Walkerk zich in 1932 bij de Gereformeerde Gemeenten aansluit, is hij daar nauw bij betrokken. Ook de perikelen rondom ds. J. van Wier maakt hij van nabij mee. Vanwege de vele spanningen die beide zaken met zich meebrengen, moet Haase uiteindelijk met een ernstige vorm van eczeem in het ziekenhuis te Deventer worden opgenomen. Als alle middelen daar zijn beproefd maar niet hebben geholpen, blijft er nog één paardenmiddel over. Dit wordt zodanig door de Heere gezegend, dat hij volledig herstelt.
Vanuit de gemeente wordt er regelmatig een beroep op Haase gedaan. Als hij op zekere avond het bericht ontvangt dat er een vrouw in een inrichting moet worden opgenomen, ‘omdat ze gek geworden is’, spoedt hij zich daar naartoe. Nadat hij een gebed heeft gedaan, wordt de vrouw weggebracht.
Voor Haase houdt het daarmee echter niet op. Voortdurend gaan zijn verzuchtingen naar Boven en gaandeweg krijgt hij hoop dat de vrouw zal herstellen. Die nacht wordt dat ernstig door de satan bestreden. Hij moet er maar niet op rekenen dat deze vrouw nog beter wordt.
Als Haase het niet langer in bed kan uithouden, gaat hij naar de kamer en pakt hij de Bijbel. ‘Hier staat het, satan, de Heere is de Almachtige en Hij is in staat die vrouw te genezen’, zo houdt hij de satan voor. Enkele ogenblikken later trilt het huis zodanig op z’n fundamenten, dat zijn huisgenoten ervan wakker schrikken. Na deze laatste aanval van de satan moest hij echter wijken! Kort daarop mag de vrouw volledig hersteld naar huis terugkeren.
Een van de medebroeders met wie Haase een hechte band heeft, is ouderling H. Ligtenberg. Iedere zaterdag komt hij op bezoek. Veelal spreken ze dan met elkaar over de zaken aangaande het Koninkrijk Gods. Voor ouderling Ligtenberg vormen de gesprekken met Haase wel eens aanleiding om op te merken: “Ik heb mijn Elisa gevonden.”
De gaven waarmee Haase is bedeeld, blijven ook in breder verband niet onopgemerkt. Zo doet ds. G.H. Kersten op zeker moment een dringend beroep op hem om mee te gaan om een bepaalde kwestie op te lossen. Als Haase opmerkt dat hij vanwege zijn kruidenierszaak beslist geen tijd heeft, antwoordt ds. Kersten: “Je moet mee.” Als de predikant na de maaltijd het dankgebed uitspreekt en daar de bede aan toevoegt of de Heere Haase gewillig wil maken, is het pleit beslecht.
Ten aanzien van het hebben van een eigen predikant wordt Haase eens nadrukkelijk bepaald bij Jesaja 30:20b: “Uw leraars zullen niet meer als met vleugelen wegvliegen, maar uw ogen zullen uw leraars zien.” Voor hem is het een duidelijke aanwijzing dat de Heere altijd voor een predikant zal zorgen en dat de vacante periodes maar kort zullen zijn.
Als ds. P. Honkoop dan ook in vertrouwen opmerkt dat hij is uitgepreekt, is de reactie van Haase: “Dan komt er zeker een ander.”
De verhouding met ds. M. Blok is eveneens erg vriendschappelijk. “Als ze elkaar aankeken, wisten ze precies van elkaar wat ze dachten”, zo wordt later wel eens opgemerkt.
Als ds. Blok in 1961 in het ziekenhuis moet worden opgenomen en voelt dat zijn levenseinde nabij is, belt hij Haase op en zegt tegen hem: “We gaan afscheid nemen, ik ga morgen naar huis.” Voor Haase is dat een aangrijpende boodschap, die hem diep ontroert. “Ik zou wel mee willen”, zo merkt hij met tranen in de ogen op.
Als er tussen 1945 en 1950 meer dan 100.000 militairen worden ingezet om op Java en Sumatra een eind te maken aan de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, vertrekken er ook vanuit Rijssen verschillende jonge mannen naar ‘het verre Indië’. Vanuit de kerkenraad wordt er intens met hen meegeleefd en stuurt Haase hen regelmatig een brief. In deze brieven klinkt niet alleen oprechte zorg voor de militairen door, maar er is ook sprake van een hartelijk meeleven. “Jongens, geen groter goed kan U te beurt vallen dan door de Heere te worden aangesproken en stilgezet op het pad der zonden, om dan de ogen ten hemel te mogen slaan teneinde van Hem, Die alle macht gegeven is in de hemel en op de aarde, verlossing te begeren van Uw zonden. God moge U terugbrengen in Zijn zalige gemeenschap, dan zoudt ge driewerf gelukkig zijn. Hoe zalig is het volk dat het geklank kent, hetwelk Hij doet naderen tot Zijn voorhoven om zich in Hem te verblijden. Dat is de grootste blijdschap die maar gevonden kan worden. Zij zal onbepaald zijn. In de wereld heerst er vaak zondige blijdschap, doch daarvan zegt Christus, dat zij in droefenis eindigen zal. Maar Gods volk leert treuren over hun zonden en ongerechtigheid. Het heeft zo gezondigd tegen dat lieve Wezen Gods. Op Zijn tijd zal God die tranen van de ogen Zijner kinderen afwissen en zullen zij getroost worden. (...) In de gemeente gaat alles wel. Zowel in de kerkenraad als in de gemeente heerst vrede. De Heere betoont nog aan alles verbeurd en verzondigd hebbende mensenkinderen Zijn genade. Broeder Jan Altink is ernstig ziek en is opgenomen in het R.K.-Ziekenhuis te Almelo. Wij geloven dat hij zal overgaan uit de strijdende kerk in de eeuwige overwinnende. Welk een voorrecht. Jongens, de Heere zij met U. Hij beware Uw in- en uitgang. Hij moge U behoeden voor een onverwachte, maar bovenal voor een onverzoende dood. Hij beware U voor de grote verleiding der zonde en der wereld en geve U zo te wandelen onder alle omstandigheden, dat Zijn lieve Naam niet zal gelasterd maar veeleer geëerd en geprezen zal worden. Zijt in alles Hem bevolen. Hij gedenke U in al Uw wegen en zij U genadig. Moge het alles zijn ter verheerlijking van Zijn Naam.”
Op 1 januari 1966 herdenkt Haase zijn 40-jarig ambtsjubileum. Vijf dagen later wordt daar in een korte kerkdienst bij stilgestaan en bedient ds. A. Bregman het Woord uit Psalm 77:12: ‘Ik zal de daden des HEEREN gedenken, ja, ik zal gedenken Uw wonderen van oudsher.’ Enkele weken later ontvangt Haase een koninklijke onderscheiding.
Als Haase in 1968 op zekere dag wordt gevraagd hoe het met hem is, antwoordt hij: “Ach jongen, ik verlang toch zo om ontbonden te worden en met Christus te zijn. Al mijn vrienden zijn reeds Boven.” Kort daarop moet hij in Almelo in het ziekenhuis worden opgenomen. Zijn eerder uitgesproken wens om voor een lang ziekbed bewaard te mogen blijven, gaat daar in vervulling. Op 18 oktober 1968 neemt de Heere hem uit dit leven weg, op de leeftijd van 70 jaar. Met een glimlach op zijn gezicht mag hij heengaan om de Heere voor eeuwig groot te maken.
Vijf dagen later wordt hij onder grote belangstelling vanuit de Noorderkerk begraven. Tijdens de rouwdienst spreekt ds. A. Bregman over Openbaring 19:9: “En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams. En hij zeide tot mij: Deze zijn de waarachtige woorden Gods”.
In een persoonlijk woord tot de weduwe en de kinderen merkt ds. Bregman onder meer op: “U mocht met uw overleden man 48 jaar in de huwelijksband verkeren. U hebt samen met hem de moeiten van het leven doorgemaakt, maar ook bent u getuige geweest van de geestelijke worstelingen en van het voorrecht dat God hem te sterk werd. U hebt een geliefde man en de kinderen een vader verloren, die worstelde voor het heil van u en uw gezin. Maar in de gemeente zal hij ook worden gemist. Ruim 42 jaar heeft hij de gemeente met toewijding mogen dienen. Het welzijn van de gemeente heeft hij mogen beogen. Persoonlijk heb ik in mijn vierjarig verblijf hier veel goeds van hem ondervonden. Hij was een vaderlijke vriend voor mij, die mij tot grote steun was en gedurig moed insprak”.
Aan de geopende groeve roept ook ds. J. van Haaren enkele zaken in herinnering. “Als we aan deze plaats staan, gaat er veel in ons om. De familie is een geliefde man en vader kwijt. Wederzijdse liefde was er, en de overledene zocht het heil van u, weduwe, en van uw kinderen (…) Niet alleen in de familie, maar ook in de gemeente is een ledige plaats gekomen. Zelf stond hij honderden keren als ouderling bij de geopende graven van gemeenteleden. Ouderling Haase was een kind van God van de oude stempel. Menigmaal was hij mij tot grote steun en had ik hem tot een vaderlijke vriend. God trok hem uit het nachtelijk duister, om het licht in zijn hart te doen opgaan. Nu mag hij verkeren op die plaats, waarvan staat geschreven: “En aldaar zal geen nacht zijn.”
Nadat ds. G. Mouw nog enkele woorden namens de classis Kampen heeft gesproken, wordt op verzoek van ds. Bregman Psalm 68 vers 2 gezongen: Maar ’t vrome volk, in U verheugd, zal huppelen van zielenvreugd, daar zij hun wens verkrijgen. Teruggekeerd in het kerkgebouw mediteert ds. H. Ligtenberg jr. nog over 2 Timotheüs 4:1-18.
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
Hermannus Haase
(1898-1968)
Een van de personen die de gemeente gedurende een lange reeks van jaren mocht dienen, is Hermannus Haase. Hij wordt op 10 juli 1998 geboren te Rijssen. Op 21 februari 1920 treedt hij in het huwelijk met Hendrika Baan. Zij is op 6 februari 1898 geboren te Rijssen. Hun huwelijk wordt gezegend met 11 kinderen, waarvan er één op 3-jarige leeftijd overlijdt.
Om in zijn levensonderhoud te voorzien is Haase aanvankelijk werkzaam bij de jutefabriek van Ter Horst. Als hij zijn werk daar vanwege zijn gezondheid moet beëindigen, besluit hij met koffie en andere kruidenierswaren in een hondenkar langs de deuren te gaan. Later begint hij een kruidenierszaak aan de Baankamp.
Als Haase eind 1925 wordt gekozen tot ouderling, is het voor hem onmogelijk deze verkiezing aan te nemen. Terwijl hij op weg is om de kerkenraad van zijn besluit op de hoogte te stellen, maakt de Heere hem bekend dat hij niet mag bedanken. Zo wordt hij op 1 januari 1926 voor de eerste keer bevestigd in het ambt.
Binnen de kerkenraad neemt Haase al spoedig een gewaardeerde plaats in en wordt er veel werk door hem verzet.
Als de Walkerk zich in 1932 bij de Gereformeerde Gemeenten aansluit, is hij daar nauw bij betrokken. Ook de perikelen rondom ds. J. van Wier maakt hij van nabij mee. Vanwege de vele spanningen die beide zaken met zich meebrengen, moet Haase uiteindelijk met een ernstige vorm van eczeem in het ziekenhuis te Deventer worden opgenomen. Als alle middelen daar zijn beproefd maar niet hebben geholpen, blijft er nog één paardenmiddel over. Dit wordt zodanig door de Heere gezegend, dat hij volledig herstelt.
Vanuit de gemeente wordt er regelmatig een beroep op Haase gedaan. Als hij op zekere avond het bericht ontvangt dat er een vrouw in een inrichting moet worden opgenomen, ‘omdat ze gek geworden is’, spoedt hij zich daar naartoe. Nadat hij een gebed heeft gedaan, wordt de vrouw weggebracht.
Voor Haase houdt het daarmee echter niet op. Voortdurend gaan zijn verzuchtingen naar Boven en gaandeweg krijgt hij hoop dat de vrouw zal herstellen. Die nacht wordt dat ernstig door de satan bestreden. Hij moet er maar niet op rekenen dat deze vrouw nog beter wordt.
Als Haase het niet langer in bed kan uithouden, gaat hij naar de kamer en pakt hij de Bijbel. ‘Hier staat het, satan, de Heere is de Almachtige en Hij is in staat die vrouw te genezen’, zo houdt hij de satan voor. Enkele ogenblikken later trilt het huis zodanig op z’n fundamenten, dat zijn huisgenoten ervan wakker schrikken. Na deze laatste aanval van de satan moest hij echter wijken! Kort daarop mag de vrouw volledig hersteld naar huis terugkeren.
Een van de medebroeders met wie Haase een hechte band heeft, is ouderling H. Ligtenberg. Iedere zaterdag komt hij op bezoek. Veelal spreken ze dan met elkaar over de zaken aangaande het Koninkrijk Gods. Voor ouderling Ligtenberg vormen de gesprekken met Haase wel eens aanleiding om op te merken: “Ik heb mijn Elisa gevonden.”
De gaven waarmee Haase is bedeeld, blijven ook in breder verband niet onopgemerkt. Zo doet ds. G.H. Kersten op zeker moment een dringend beroep op hem om mee te gaan om een bepaalde kwestie op te lossen. Als Haase opmerkt dat hij vanwege zijn kruidenierszaak beslist geen tijd heeft, antwoordt ds. Kersten: “Je moet mee.” Als de predikant na de maaltijd het dankgebed uitspreekt en daar de bede aan toevoegt of de Heere Haase gewillig wil maken, is het pleit beslecht.
Ten aanzien van het hebben van een eigen predikant wordt Haase eens nadrukkelijk bepaald bij Jesaja 30:20b: “Uw leraars zullen niet meer als met vleugelen wegvliegen, maar uw ogen zullen uw leraars zien.” Voor hem is het een duidelijke aanwijzing dat de Heere altijd voor een predikant zal zorgen en dat de vacante periodes maar kort zullen zijn.
Als ds. P. Honkoop dan ook in vertrouwen opmerkt dat hij is uitgepreekt, is de reactie van Haase: “Dan komt er zeker een ander.”
De verhouding met ds. M. Blok is eveneens erg vriendschappelijk. “Als ze elkaar aankeken, wisten ze precies van elkaar wat ze dachten”, zo wordt later wel eens opgemerkt.
Als ds. Blok in 1961 in het ziekenhuis moet worden opgenomen en voelt dat zijn levenseinde nabij is, belt hij Haase op en zegt tegen hem: “We gaan afscheid nemen, ik ga morgen naar huis.” Voor Haase is dat een aangrijpende boodschap, die hem diep ontroert. “Ik zou wel mee willen”, zo merkt hij met tranen in de ogen op.
Als er tussen 1945 en 1950 meer dan 100.000 militairen worden ingezet om op Java en Sumatra een eind te maken aan de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, vertrekken er ook vanuit Rijssen verschillende jonge mannen naar ‘het verre Indië’. Vanuit de kerkenraad wordt er intens met hen meegeleefd en stuurt Haase hen regelmatig een brief. In deze brieven klinkt niet alleen oprechte zorg voor de militairen door, maar er is ook sprake van een hartelijk meeleven. “Jongens, geen groter goed kan U te beurt vallen dan door de Heere te worden aangesproken en stilgezet op het pad der zonden, om dan de ogen ten hemel te mogen slaan teneinde van Hem, Die alle macht gegeven is in de hemel en op de aarde, verlossing te begeren van Uw zonden. God moge U terugbrengen in Zijn zalige gemeenschap, dan zoudt ge driewerf gelukkig zijn. Hoe zalig is het volk dat het geklank kent, hetwelk Hij doet naderen tot Zijn voorhoven om zich in Hem te verblijden. Dat is de grootste blijdschap die maar gevonden kan worden. Zij zal onbepaald zijn. In de wereld heerst er vaak zondige blijdschap, doch daarvan zegt Christus, dat zij in droefenis eindigen zal. Maar Gods volk leert treuren over hun zonden en ongerechtigheid. Het heeft zo gezondigd tegen dat lieve Wezen Gods. Op Zijn tijd zal God die tranen van de ogen Zijner kinderen afwissen en zullen zij getroost worden. (...) In de gemeente gaat alles wel. Zowel in de kerkenraad als in de gemeente heerst vrede. De Heere betoont nog aan alles verbeurd en verzondigd hebbende mensenkinderen Zijn genade. Broeder Jan Altink is ernstig ziek en is opgenomen in het R.K.-Ziekenhuis te Almelo. Wij geloven dat hij zal overgaan uit de strijdende kerk in de eeuwige overwinnende. Welk een voorrecht. Jongens, de Heere zij met U. Hij beware Uw in- en uitgang. Hij moge U behoeden voor een onverwachte, maar bovenal voor een onverzoende dood. Hij beware U voor de grote verleiding der zonde en der wereld en geve U zo te wandelen onder alle omstandigheden, dat Zijn lieve Naam niet zal gelasterd maar veeleer geëerd en geprezen zal worden. Zijt in alles Hem bevolen. Hij gedenke U in al Uw wegen en zij U genadig. Moge het alles zijn ter verheerlijking van Zijn Naam.”
Op 1 januari 1966 herdenkt Haase zijn 40-jarig ambtsjubileum. Vijf dagen later wordt daar in een korte kerkdienst bij stilgestaan en bedient ds. A. Bregman het Woord uit Psalm 77:12: ‘Ik zal de daden des HEEREN gedenken, ja, ik zal gedenken Uw wonderen van oudsher.’ Enkele weken later ontvangt Haase een koninklijke onderscheiding.
Als Haase in 1968 op zekere dag wordt gevraagd hoe het met hem is, antwoordt hij: “Ach jongen, ik verlang toch zo om ontbonden te worden en met Christus te zijn. Al mijn vrienden zijn reeds Boven.” Kort daarop moet hij in Almelo in het ziekenhuis worden opgenomen. Zijn eerder uitgesproken wens om voor een lang ziekbed bewaard te mogen blijven, gaat daar in vervulling. Op 18 oktober 1968 neemt de Heere hem uit dit leven weg, op de leeftijd van 70 jaar. Met een glimlach op zijn gezicht mag hij heengaan om de Heere voor eeuwig groot te maken.
Vijf dagen later wordt hij onder grote belangstelling vanuit de Noorderkerk begraven. Tijdens de rouwdienst spreekt ds. A. Bregman over Openbaring 19:9: “En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams. En hij zeide tot mij: Deze zijn de waarachtige woorden Gods”.
In een persoonlijk woord tot de weduwe en de kinderen merkt ds. Bregman onder meer op: “U mocht met uw overleden man 48 jaar in de huwelijksband verkeren. U hebt samen met hem de moeiten van het leven doorgemaakt, maar ook bent u getuige geweest van de geestelijke worstelingen en van het voorrecht dat God hem te sterk werd. U hebt een geliefde man en de kinderen een vader verloren, die worstelde voor het heil van u en uw gezin. Maar in de gemeente zal hij ook worden gemist. Ruim 42 jaar heeft hij de gemeente met toewijding mogen dienen. Het welzijn van de gemeente heeft hij mogen beogen. Persoonlijk heb ik in mijn vierjarig verblijf hier veel goeds van hem ondervonden. Hij was een vaderlijke vriend voor mij, die mij tot grote steun was en gedurig moed insprak”.
Aan de geopende groeve roept ook ds. J. van Haaren enkele zaken in herinnering. “Als we aan deze plaats staan, gaat er veel in ons om. De familie is een geliefde man en vader kwijt. Wederzijdse liefde was er, en de overledene zocht het heil van u, weduwe, en van uw kinderen (…) Niet alleen in de familie, maar ook in de gemeente is een ledige plaats gekomen. Zelf stond hij honderden keren als ouderling bij de geopende graven van gemeenteleden. Ouderling Haase was een kind van God van de oude stempel. Menigmaal was hij mij tot grote steun en had ik hem tot een vaderlijke vriend. God trok hem uit het nachtelijk duister, om het licht in zijn hart te doen opgaan. Nu mag hij verkeren op die plaats, waarvan staat geschreven: “En aldaar zal geen nacht zijn.”
Nadat ds. G. Mouw nog enkele woorden namens de classis Kampen heeft gesproken, wordt op verzoek van ds. Bregman Psalm 68 vers 2 gezongen: Maar ’t vrome volk, in U verheugd, zal huppelen van zielenvreugd, daar zij hun wens verkrijgen. Teruggekeerd in het kerkgebouw mediteert ds. H. Ligtenberg jr. nog over 2 Timotheüs 4:1-18.
© -DIA- 33.630 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Om te doen gedenken...
mooi stukje. Ik heb het met genoegen gelezen.
- SecorDabar
- Berichten: 1541
- Lid geworden op: 14 okt 2011, 16:18
Re: Om te doen gedenken...
Ik sluit me aan wat Dennis schreef.
Toch een kanttekening: wij behoren straks ook tot een volk dat niet meer in leven is,
over kortere of langere tijd is het voor ons ook een verwisseling van de tijd naar de eeuwigheid.
Zou er dan ook over ons geschreven worden ?
Wat zou er over ons geschreven worden?
Dit zijn wel vragen waar we mee in verlegenheid kunnen raken...
Toch een kanttekening: wij behoren straks ook tot een volk dat niet meer in leven is,
over kortere of langere tijd is het voor ons ook een verwisseling van de tijd naar de eeuwigheid.
Zou er dan ook over ons geschreven worden ?
Wat zou er over ons geschreven worden?
Dit zijn wel vragen waar we mee in verlegenheid kunnen raken...
Secor Dabar = Gedenkt het Woord (Psalm 119:49)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
Re: Om te doen gedenken...
SecorDabar schreef:Ik sluit me aan wat Dennis schreef.
Toch een kanttekening: wij behoren straks ook tot een volk dat niet meer in leven is,
over kortere of langere tijd is het voor ons ook een verwisseling van de tijd naar de eeuwigheid.
Zou er dan ook over ons geschreven worden ?
Wat zou er over ons geschreven worden?
Dit zijn wel vragen waar we mee in verlegenheid kunnen raken...
Of er over mij geschreven wordt is toch hopelijk geen levensvraag? De vraag van McCheyne moet de onze worden.
Mijn ziele doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?”
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Re: Om te doen gedenken...
Dat is precies zoals SecorDabar het ook bedoelde, naar mijn mening. Niet zozeer: zál er over ons geschreven worden? Maar hij wilde meer de klemmende vraag stellen: hóe zal er dan over ons geschreven (kunnen) worden?huisman schreef:SecorDabar schreef:Ik sluit me aan wat Dennis schreef.
Toch een kanttekening: wij behoren straks ook tot een volk dat niet meer in leven is,
over kortere of langere tijd is het voor ons ook een verwisseling van de tijd naar de eeuwigheid.
Zou er dan ook over ons geschreven worden ?
Wat zou er over ons geschreven worden?
Dit zijn wel vragen waar we mee in verlegenheid kunnen raken...
Of er over mij geschreven wordt is toch hopelijk geen levensvraag? De vraag van McCheyne moet de onze worden.
Mijn ziele doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?”
- Bonny
- Berichten: 2512
- Lid geworden op: 03 aug 2007, 16:29
- Locatie: In partibus infidelium
- Contacteer:
Re: Om te doen gedenken...
Ik ga er niet vanuit dat er ooit iemand energie in zal steken om mijn biografie te gaan schrijven. Zo interessant ben ik niet en zal ik ook niet worden. Vanitas vanitatum, omnia vanitas
The Groom's still waiting at the altar
Re: Om te doen gedenken...
Dank voor het posten, Dia.
www.psalmenzingen.nl: 150 psalmen in de berijming-1773.
Re: Om te doen gedenken...
Fijn om dit te lezen!
Re: Om te doen gedenken...
Over ieder van ons wordt geschreven. Maar niet door een menselijke hand ...Bonny schreef:Ik ga er niet vanuit dat er ooit iemand energie in zal steken om mijn biografie te gaan schrijven. Zo interessant ben ik niet en zal ik ook niet worden. Vanitas vanitatum, omnia vanitas
- Bonny
- Berichten: 2512
- Lid geworden op: 03 aug 2007, 16:29
- Locatie: In partibus infidelium
- Contacteer:
Re: Om te doen gedenken...
Deze biografieën (hagiografieën zo je wilt) worden door mensen geschreven
The Groom's still waiting at the altar
Re: Om te doen gedenken...
Ik hoop dat over mij niet geschreven wordt, maar over Christus. In bekeringsgeschiedenissen staat zo vaak de mens centraal. Daar kan niemand mee zalig worden. Daarom maar steeds heen wijzen naar het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt.
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
Re: Om te doen gedenken...
Het is allemaal wel mooi, maar er is ook een 'jong volk' die een leven met God toch wat anders invult en niet zo heel veel aan deze soort verhalen heeft.-DIA- schreef:Het leek me goed om af en toe eens wat te vertellen over het "oude volk" wat hier zo weinig meer begrepen lijkt te worden.
En hoe erg is het als je het 'oude volk' niet zou begrijpen? Het zijn tenslotte maar mensenverhalen.
Wie zegt 'er is geen waarheid' heeft groot gelijk, want die bestaat wél.
Re: Om te doen gedenken...
In principe is er geen verschil tussen het oude volk en het jonge volk. Dus als het goed is, is er herkenning, ondanks de afstand in tijd.jakobmarin schreef:Het is allemaal wel mooi, maar er is ook een 'jong volk' die een leven met God toch wat anders invult en niet zo heel veel aan deze soort verhalen heeft.-DIA- schreef:Het leek me goed om af en toe eens wat te vertellen over het "oude volk" wat hier zo weinig meer begrepen lijkt te worden.
En hoe erg is het als je het 'oude volk' niet zou begrijpen? Het zijn tenslotte maar mensenverhalen.
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
Re: Om te doen gedenken...
Herkenning wat betreft de belangrijkste zaken ja, de rest is vaak cultuur, de tijdgeest, overtuiging, etc.Afgewezen schreef:In principe is er geen verschil tussen het oude volk en het jonge volk. Dus als het goed is, is er herkenning, ondanks de afstand in tijd.jakobmarin schreef:Het is allemaal wel mooi, maar er is ook een 'jong volk' die een leven met God toch wat anders invult en niet zo heel veel aan deze soort verhalen heeft.-DIA- schreef:Het leek me goed om af en toe eens wat te vertellen over het "oude volk" wat hier zo weinig meer begrepen lijkt te worden.
En hoe erg is het als je het 'oude volk' niet zou begrijpen? Het zijn tenslotte maar mensenverhalen.
Gister vertelde mijn vader nog dat het in zijn 'jonge' tijd het heel gebruikelijk was dat tijdens een ledenvergadering de asbakken in de kerkbanken stonden en iedereen rookte. Nu is dat ondenkbaar.
Wie zegt 'er is geen waarheid' heeft groot gelijk, want die bestaat wél.
Re: Om te doen gedenken...
Ja, maar over die asbakken gaat het ook niet. Een flauw voorbeeld.jakobmarin schreef:Herkenning wat betreft de belangrijkste zaken ja, de rest is vaak cultuur, de tijdgeest, overtuiging, etc.Afgewezen schreef:In principe is er geen verschil tussen het oude volk en het jonge volk. Dus als het goed is, is er herkenning, ondanks de afstand in tijd.jakobmarin schreef:Het is allemaal wel mooi, maar er is ook een 'jong volk' die een leven met God toch wat anders invult en niet zo heel veel aan deze soort verhalen heeft.-DIA- schreef:Het leek me goed om af en toe eens wat te vertellen over het "oude volk" wat hier zo weinig meer begrepen lijkt te worden.
En hoe erg is het als je het 'oude volk' niet zou begrijpen? Het zijn tenslotte maar mensenverhalen.
Gister vertelde mijn vader nog dat het in zijn 'jonge' tijd het heel gebruikelijk was dat tijdens een ledenvergadering de asbakken in de kerkbanken stonden en iedereen rookte. Nu is dat ondenkbaar.
Dat het taalgebruik hier en daar cultuur- en tijdgebonden is, is een andere kwestie. Maar ook dat hoeft in principe geen vervreemding op te roepen.