In vergelijking van verschillende vertalingen liep ik aan tegen de term 'voorhoofdsiersel'. Wat moet ik me daarbij voorstellen? In mijn naïviteit dacht ik altijd dat een voorhoofdsiersel op je voorhoofd zat, maar dat hoeft niet zo te zijn, lijkt het. Veel vertalingen geven iets in de richting van 'neusring'.
Een vergelijking van de teksten die ik vond:
Richteren 8:24 SV: voorhoofdsierselen, HSV: ringen, KJ: earrings
Richteren 8:24/25 idem
Gen 24:22 idem
Richteren 8:24: idem
Job 42:11
Jes 3:21 SV: voorhoofdsierselen, HSV: ring, KJ: nose jewels.
Gen 24:47 SV: voorhoofdsiersel op haar aangezicht, HSV: ring in haar neus, KJ: earring upon her face
Hosea 2:12 idem
Ezechiel 16:12: voorhoofdsiersel aan uw aangezicht, HSV: ring door uw neus, KJ: jewel on thy forehead
Daarnaast zijn er nog wat teksten in Genesis (35:4), Exodus (32:2, 3, 22) en Spreuken (25:12) die spreken over oorsierselen.
Het is niet echt van enorm wezenlijk belang, maar ik vroeg me toch even af waar de opmerkelijke verschillen vandaan komen. De huidige terughoudendheid in reformatorische kringen ten opzichte van oorbellen en piercings (je mag je lichaam niet verminken) lijkt niet erg gesteund te worden door Ezechiel 16:12.
voorhoofdsiersel
Re: voorhoofdsiersel
ik dacht zelf altijd aan een soort diadeem, maar dan op het voorhoofd gedragen
Re: voorhoofdsiersel
En niet te vergeten de tekst uit Spreuken 11:12: Een schone vrouw, die van rede afwijkt, is een gouden bagge in een varkenssnuit.Zita schreef:Daarnaast zijn er nog wat teksten in Genesis (35:4), Exodus (32:2, 3, 22) en Spreuken (25:12) die spreken over oorsierselen.
Waarbij hetzelfde grondwoord gebruikt wordt, namelijk nèzèm (zover ik kan zien, heb hier de grondteksten niet bij de hand).
Ik zou dat niet precies weten.Zita schreef:Wat moet ik me daarbij voorstellen?
De kanttekenaren merken bij Gen 24:22 op:
Het Hebreeuwse woord betekent hier voorhoofdsiersel, gelijk blijkt vers 47. Jes. 3:21. Ez. 16:12. Somtijds betekent het ook een oorring, of oorsiersel, Gen. 35:4. Ex. 32:2, 3.
En bij het 47e vers:
Of: op haar neus, zodat het van het voorhoofd nederwaarts hing op den neus.
En bij Richteren 8:24:
Hebr. een voorhoofdsiersel of oorsiersel van zijn roof. Het Hebreeuwse woord wordt gebruikt van beide, zo van gouden sieraad aan het voorhoofd, als aan de oren. Zie Gen. 24:22, 47; 35:4.
Versieren is wel wat anders dan verminken. Misschien mis ik iets, maar uit deze Bijbelse gegevens lees ik nergens, dat er sprake is van verminking.Zita schreef:De huidige terughoudendheid in reformatorische kringen ten opzichte van oorbellen en piercings (je mag je lichaam niet verminken) lijkt niet erg gesteund te worden door Ezechiel 16:12.
Re: voorhoofdsiersel
Zie ook deze blog , met een foto hoe een Ethiopisch bruidje eruit ziet, wat volgens de schrijver een redelijk beeld geeft hoe Rebekka eruit zou hebben kunnen zien.
Re: voorhoofdsiersel
Tegen oorbellen en andere piercings wordt als argument gebruikt dat je geen gaatjes in je lichaam mag aanbrengen, dat is verminking van je lichaam (dat is tenminste in mijn omgeving het meestgebruikte argument). In de Bijbel zien we dat een neusring en oorringen juist als symbool van schoonheid worden gezien, waarbij Ezechiel 16 wel het meest duidelijk positief spreekt.Tiberius schreef:Versieren is wel wat anders dan verminken. Misschien mis ik iets, maar uit deze Bijbelse gegevens lees ik nergens, dat er sprake is van verminking.Zita schreef:De huidige terughoudendheid in reformatorische kringen ten opzichte van oorbellen en piercings (je mag je lichaam niet verminken) lijkt niet erg gesteund te worden door Ezechiel 16:12.
Re: voorhoofdsiersel
dankje voor de link! Die blog kende ik nog niet.Tiberius schreef:Zie ook deze blog , met een foto hoe een Ethiopisch bruidje eruit ziet, wat volgens de schrijver een redelijk beeld geeft hoe Rebekka eruit zou hebben kunnen zien.
Het geeft wel aan dat de Statenvertalers zich een beetje ongemakkelijk leken te voelen met die neusring.
Re: voorhoofdsiersel
Jawel, dat ben ik wel met je eens.Zita schreef:Tegen oorbellen en andere piercings wordt als argument gebruikt dat je geen gaatjes in je lichaam mag aanbrengen, dat is verminking van je lichaam (dat is tenminste in mijn omgeving het meestgebruikte argument). In de Bijbel zien we dat een neusring en oorringen juist als symbool van schoonheid worden gezien, waarbij Ezechiel 16 wel het meest duidelijk positief spreekt.Tiberius schreef:Versieren is wel wat anders dan verminken. Misschien mis ik iets, maar uit deze Bijbelse gegevens lees ik nergens, dat er sprake is van verminking.Zita schreef:De huidige terughoudendheid in reformatorische kringen ten opzichte van oorbellen en piercings (je mag je lichaam niet verminken) lijkt niet erg gesteund te worden door Ezechiel 16:12.
Maar er staat toch nergens dat er daarvoor gaatjes gemaakt werden? Oftewel het lichaam verminkt wordt?
Re: voorhoofdsiersel
Hoe wil je dan een oorbel of neusring bevestigen?
Zie de geplaatste afbeelding, daar zitten wel degelijk gaatjes in de oren... en een in de neus. Hoe komen we er eigenlijk bij dat dit onder "verminking" zou vallen?
Zie de geplaatste afbeelding, daar zitten wel degelijk gaatjes in de oren... en een in de neus. Hoe komen we er eigenlijk bij dat dit onder "verminking" zou vallen?
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Re: voorhoofdsiersel
Ik denk niet dat het ongewoon was een gaatje in het lichaam te maken
te denken valt aan het doorboren van het oor van een vrijwillige slaaf
(maar ik weet niet of dit perse ook gold voor de gedragen sieraden; al denk ik dat het wat beter blijft hangen. Oorringen zou je evt om je oor kunnen dragen als je eerst je oren omvouwt; maar dan wordt het automatisch allemaal wat overdadiger)
te denken valt aan het doorboren van het oor van een vrijwillige slaaf
(maar ik weet niet of dit perse ook gold voor de gedragen sieraden; al denk ik dat het wat beter blijft hangen. Oorringen zou je evt om je oor kunnen dragen als je eerst je oren omvouwt; maar dan wordt het automatisch allemaal wat overdadiger)
Re: voorhoofdsiersel
Een ring om je hele oorschelp zou ik me nog kunnen voorstellen, maar bij een neus wordt dat best ingewikkeld.helma schreef:Ik denk niet dat het ongewoon was een gaatje in het lichaam te maken
te denken valt aan het doorboren van het oor van een vrijwillige slaaf
(maar ik weet niet of dit perse ook gold voor de gedragen sieraden; al denk ik dat het wat beter blijft hangen. Oorringen zou je evt om je oor kunnen dragen als je eerst je oren omvouwt; maar dan wordt het automatisch allemaal wat overdadiger)
Re: voorhoofdsiersel
Zelfde geldt voor "clipjes" maar dat blijft ook minder hangen lijkt mij. Maar goed, waar keurt te Bijbel het af om een gaatje in je oren of neus te maken (je kan zeggen: je mag jezelf niet verminken, maar iemand die sieraden mooi vindt zal dit denk ik niet als verminking zien)
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Re: voorhoofdsiersel
Interessante bijbeltekst in dit geheel is Ezechiel:
Ezechiël 16
Jeruzalems ontrouw, straf en herstel
16
1 Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
2 Mensenkind, maak Jeruzalem haar gruwelen bekend,
3 En zeg: Alzo zegt de Heere HEERE tot Jeruzalem: Uw handelingen en uw geboorten zijn uit het land der Kanaänieten; uw vader was een Amoriet en uw moeder een Hethietische.
4 En aangaande uw geboorten: ten dage, als gij geboren waart, werd uw navel niet afgesneden; en gij waart niet met water gewassen, toen Ik u aanschouwde; gij waart ook geenszins met zout gewreven, noch in windselen gewonden.
5 Geen oog had medelijden over u, om u een van deze dingen te doen, om zich over u te erbarmen; maar gij zijt geworpen geweest op het vlakke des velds, om de walgelijkheid van uw ziel, ten dage, toen gij geboren waart.
6 Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef!
7 Ik heb u tot tien duizend, als het gewas des velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid, en groot geworden, en zijt gekomen tot grote sierlijkheid; uw borsten zijn vast geworden, en uw haar is gewassen, doch gij waart naakt en bloot.
8 Als Ik nu bij u voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde Ik Mijn vleugel over u uit, en dekte uw naaktheid; ja, Ik zwoer u, en kwam met u in een verbond, spreekt de Heere HEERE en gij werdt de Mijne.
9 Daarna wies Ik u met water, en Ik spoelde uw bloed van u af, en zalfde u met olie.
10 Ik bekleedde u ook met gestikt werk, en Ik schoeide u met dassenvellen, en omgordde u met fijn linnen, en bedekte u met zijde.
11 Ook versierde Ik u met sieraad, en deed armringen aan uw handen, en een keten aan uw hals.
12 Desgelijks deed Ik een voorhoofdsiersel aan uw aangezicht, en oorringen aan uw oren, en een kroon der heerlijkheid op uw hoofd.
13 Zo waart gij versierd met goud en zilver, en uw kleding was fijn linnen, en zijde, en gestikt werk; gij at meelbloem, en honig, en olie, en gij waart gans zeer schoon, en waart voorspoedig, dat gij een koninkrijk werdt.
14 Daartoe ging van u een naam uit onder de heidenen om uw schoonheid; want die was volmaakt door Mijn heerlijkheid, die Ik op u gelegd had, spreekt de Heere HEERE.
15 Maar gij hebt vertrouwd op uw schoonheid, en hebt gehoereerd vanwege uw naam; ja, hebt uw hoererijen uitgestort aan een ieder, die voorbijging; voor hem was zij.
Nu heeft de Statenvertaling hier oorringen aan uw oren, maar las je kijkt naar het maken van het gouden kalf, wordt er duidelijk gesproken over ringen in de oren van uw vrouwen, dochters en zonen. Ik denk maar zo dat dit hetzelfde soort oorringen zijn. Als God zelf dit gebruikt als metafoor voor Zijn goede zorgen, zal er op zich niets mis mee zijn, denk ik maar zo. Als je dan kijkt naar vers 15, weet je waar het mis kan gaan. Alleen zou je dan dus ook geen armbanden om moeten doen of mooie kleren aantrekken..
Ezechiël 16
Jeruzalems ontrouw, straf en herstel
16
1 Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
2 Mensenkind, maak Jeruzalem haar gruwelen bekend,
3 En zeg: Alzo zegt de Heere HEERE tot Jeruzalem: Uw handelingen en uw geboorten zijn uit het land der Kanaänieten; uw vader was een Amoriet en uw moeder een Hethietische.
4 En aangaande uw geboorten: ten dage, als gij geboren waart, werd uw navel niet afgesneden; en gij waart niet met water gewassen, toen Ik u aanschouwde; gij waart ook geenszins met zout gewreven, noch in windselen gewonden.
5 Geen oog had medelijden over u, om u een van deze dingen te doen, om zich over u te erbarmen; maar gij zijt geworpen geweest op het vlakke des velds, om de walgelijkheid van uw ziel, ten dage, toen gij geboren waart.
6 Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef!
7 Ik heb u tot tien duizend, als het gewas des velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid, en groot geworden, en zijt gekomen tot grote sierlijkheid; uw borsten zijn vast geworden, en uw haar is gewassen, doch gij waart naakt en bloot.
8 Als Ik nu bij u voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde Ik Mijn vleugel over u uit, en dekte uw naaktheid; ja, Ik zwoer u, en kwam met u in een verbond, spreekt de Heere HEERE en gij werdt de Mijne.
9 Daarna wies Ik u met water, en Ik spoelde uw bloed van u af, en zalfde u met olie.
10 Ik bekleedde u ook met gestikt werk, en Ik schoeide u met dassenvellen, en omgordde u met fijn linnen, en bedekte u met zijde.
11 Ook versierde Ik u met sieraad, en deed armringen aan uw handen, en een keten aan uw hals.
12 Desgelijks deed Ik een voorhoofdsiersel aan uw aangezicht, en oorringen aan uw oren, en een kroon der heerlijkheid op uw hoofd.
13 Zo waart gij versierd met goud en zilver, en uw kleding was fijn linnen, en zijde, en gestikt werk; gij at meelbloem, en honig, en olie, en gij waart gans zeer schoon, en waart voorspoedig, dat gij een koninkrijk werdt.
14 Daartoe ging van u een naam uit onder de heidenen om uw schoonheid; want die was volmaakt door Mijn heerlijkheid, die Ik op u gelegd had, spreekt de Heere HEERE.
15 Maar gij hebt vertrouwd op uw schoonheid, en hebt gehoereerd vanwege uw naam; ja, hebt uw hoererijen uitgestort aan een ieder, die voorbijging; voor hem was zij.
Nu heeft de Statenvertaling hier oorringen aan uw oren, maar las je kijkt naar het maken van het gouden kalf, wordt er duidelijk gesproken over ringen in de oren van uw vrouwen, dochters en zonen. Ik denk maar zo dat dit hetzelfde soort oorringen zijn. Als God zelf dit gebruikt als metafoor voor Zijn goede zorgen, zal er op zich niets mis mee zijn, denk ik maar zo. Als je dan kijkt naar vers 15, weet je waar het mis kan gaan. Alleen zou je dan dus ook geen armbanden om moeten doen of mooie kleren aantrekken..
let sin never hold true, that Love never broke through.
Re: voorhoofdsiersel
Althans: er niet op vertrouwen.Geduld schreef:Alleen zou je dan dus ook geen armbanden om moeten doen of mooie kleren aantrekken..
(Niet dat ik me aangesproken voel: ik draag sporadisch armbanden en trek ook niet vaak mooie kleren aan.)
Re: voorhoofdsiersel
Je hebt gelijk, ik was een stapje vergeten. Namelijk dat je, als je uit voorzorg dan oorbellen maar wilt verbieden ook de rest maar niet moet doen. Dus inderdaad er niet op moet vertrouwen, noch op je natuurlijke schoonheidTiberius schreef:Althans: er niet op vertrouwen.Geduld schreef:Alleen zou je dan dus ook geen armbanden om moeten doen of mooie kleren aantrekken..
(Niet dat ik me aangesproken voel: ik draag sporadisch armbanden en trek ook niet vaak mooie kleren aan.)
.Maar ik vraag me nog wel af hoe jij denkt dat de oorringen bevestigd werden.
let sin never hold true, that Love never broke through.
Re: voorhoofdsiersel
Dat zou ik niet weten.Geduld schreef:Maar ik vraag me nog wel af hoe jij denkt dat de oorringen bevestigd werden.
Wel weet ik, dat het ook nu wel mogelijk is om oorversierselen te dragen zonder gaatjes, bijvoorbeeld met een clipje of via magneten.