Zoals ik al zei, ga niet allerlei speculatieve redeneringen opbouwen, met de vraagstelling wat er 'gemakkelijker' en 'moeilijker' is. Ik lees in deze psalmen ook niets over gemakkelijk of moeilijk.Miscanthus schreef:Ps 95: Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.
7 Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort,
8 Verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn;
9 Waar Mij uw vaders verzochten, Mij beproefden, ook Mijn werk zagen.
en Ps 99:
Weet, dat de HEERE is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide.
4 Gaat in tot Zijn poorten met lof, in Zijn voorhoven met lofgezang; looft Hem, prijst Zijn Naam.
5 Want de HEERE is goed; Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid, en Zijn getrouwheid van geslacht tot geslacht.
Is jezelf verharden dan makkelijker dan je te buigen voor God, de Heere die ons gemaakt heeft?
De prediking: bevel van geloof en bekering
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Misschien bedoelt hij dit: God sluit een verbond met ons... en hoezeer wij ook tegenwerken en ons misdragen, wat inderdaad in onze natuur zit, toch vergeet Hij het verbond niet... en zoekt ons telkens weer op als we weglopen. Wat preken we? Dat God ons uit de ellende moet halen omdat het niks wordt? Of wordt er gepreekt dat God ons uit de ellende HEEFT GEHAALD.... en worden we opgeroepen dankbaar te leven? Soms lijkt het in de preken alsof er nog een verbond moet worden gesloten met ons.... terwijl dat allang gebeurd is. En God vergeet dat verbond niet zomaar, Hij stelt alles in het werk om ons te redden. Misschien bedoelt Miscanthus dat.... en misschien zou dat ook meer aandacht moeten krijgen... in plaats van te doen alsof we verlorenen zijn die in de zonde liggen, eens benadrukken dat God ons bij de doop al opneemt in zijn verbond en ons uit die rotzooi haalt. Dit wordt ook prachtig omschreven in Ezechiel 16, het is een lang stuk maar misschien wel de moeite waard. Kijk eens naar de tegenstellingen tussen wat God doet en wat mensen doen... en hoe leifdevol en genadig God dan nog steeds is:Al moet ik zeggen dat er meer moeite voor nodig is om onwedergeboren te blijven dan wedergeboren te worden.
God, de HEER, richtte zich tot mij: 2 ‘Mensenkind, je moet Jeruzalem haar gruwelijke gedrag voor de voeten werpen. 3 Dit zegt God, de HEER, tegen haar: Van oorsprong ben je een Kanaänitische, je werd geboren uit een Amoritische vader en een Hethitische moeder. 4 Op de dag dat je geboren werd, was er niemand om je navelstreng door te snijden of om je schoon te wassen, niemand om je met zout in te wrijven of in doeken te wikkelen. 5 Niemand deed een van die dingen voor je, niemand keek naar je om, niemand had medelijden met je. Op de dag dat je geboren werd, werd je ergens op een akker achtergelaten, zo weinig waarde werd er aan je leven gehecht.
6 Toen kwam ik voorbij en zag hoe je in je bloed lag te spartelen. Ik zei tegen je, terwijl je onder het bloed zat: “Leef! Blijf in leven, bedekt met bloed als je bent.” 7 Ik liet je groeien als een bloem in het veld: je groeide, je werd groot en je werd hoe langer hoe mooier. Je kreeg stevige borsten, je kreeg schaamhaar, maar je was nog helemaal naakt. 8 Ik kwam voorbij en zag dat je rijp was voor de liefde, ik spreidde mijn mantel over je uit om je naaktheid te bedekken. Ik zwoer je trouw, ik sloot een verbond met je – spreekt God, de HEER – en je werd de mijne. 9 Ik waste je met water, ik spoelde het bloed van je af, ik wreef je in met olie. 10 Ik kleedde je in bonte kleuren, ik gaf je sandalen van zacht leer, een linnen sluier en zijden doeken. 11 Ik tooide je met sieraden, ik deed armbanden om je polsen en een ketting om je hals, 12 ik deed een ringetje door je neus, ik gaf je oorbellen en zette een prachtige kroon op je hoofd. 13 Jij tooide je met al dat goud en zilver, je kleren waren van linnen en zijde en hadden de mooiste kleuren, je eten werd bereid met fijn meel, met honing en olie, en heel, heel mooi werd je, als een koningin. 14 Je was bij alle volken beroemd om je schoonheid, en je schoonheid was volmaakt want ze kwam van mij – spreekt God, de HEER.
15 Maar je werd overmoedig omdat je zo mooi was en zo beroemd. Je was ontrouw en pleegde overspel met elke voorbijganger, je bood je aan iedereen aan! 16 Je trok je kleren uit en maakte er kleurige kussens van waarop je mij bedroog. Zoiets was nog nooit vertoond en zal nooit meer gebeuren. 17 Je gebruikte je prachtige sieraden, het goud en zilver dat ik je gegeven had, om er mannenbeelden van te maken, en ook daarmee pleegde je overspel. 18 Je kleedde ze aan met je mooie kleren, je bood ze mijn olie en wierook als offer aan. 19 Het voedsel dat ik je te eten gaf, dat bereid was met fijn meel, olie en honing, bood je hun aan als geurige gaven om hun te behagen. Zo heb je je gedragen, spreekt God, de HEER. 20 De zonen en dochters die je mij gebaard had offerde je aan hen zodat zij te eten hadden. Was je overspel dan nog niet genoeg? 21 Je slachtte mijn kinderen om ze aan hen te offeren. 22 Bij al deze gruweldaden, bij al dit overspel dacht je geen ogenblik aan de dagen dat je nog jong was en helemaal naakt, de dagen dat je in je bloed lag te spartelen. 23 Na al deze schanddaden – wee jou, wee! spreekt God, de HEER – 24-25 bouwde je ook nog op elk plein en ieder kruispunt een verhoging om daarop je schoonheid te vergooien. Je spreidde je benen voor elke voorbijganger, steeds weer pleegde je overspel. 26 Je hebt me bedrogen met je buurvolk, met de zwaargeschapen Egyptenaren; met al je ontrouw heb je mij diep gekrenkt. 27 Daarom heb ik me tegen je gekeerd, ik heb je rechten aangetast en je overgegeven aan de willekeur van de Filistijnse vrouwen, die je haten. Zelfs zij schaamden zich voor je schandelijke levenswijze! 28 Ook heb je me bedrogen met de Assyriërs, maar je was onverzadigbaar: al je overspel was nog niet genoeg. 29 Je ging naar de Chaldeeën, die handelaars, maar ook die konden je niet bevredigen. 30 Wat liet je je meeslepen door je hartstocht – spreekt God, de HEER – toen je al deze dingen deed: het was het werk van een hoer die zich van niemand iets aantrekt! 31 Je bouwde op elk kruispunt een verhoging, je installeerde je op elk plein, maar anders dan een hoer nam je geen beloning aan. 32 Je pleegde overspel en ontving vreemde mannen, terwijl je getrouwd was. 33 En waar hoeren geschenken krijgen, gaf jij zelf geschenken aan al je minnaars: je beloonde ze omdat je wilde dat ze van alle kanten naar je toe zouden komen, zodat jij overspel met hen kon plegen. 34 Je gedroeg je heel anders dan andere vrouwen: je was een hoer, maar niemand hoefde achter je aan te gaan, jij werd niet betaald, maar je betaalde zelf! Het was de omgekeerde wereld.
35 Luister daarom, hoer, naar de woorden van de HEER! 36 Dit zegt God, de HEER: Omdat je naakt was en nat van begeerte toen je mij met je minnaars bedroog, en omdat je voor je gruwelijke afgoden het bloed van je kinderen hebt vergoten, 37 zal ik je naakt tentoonstellen voor de ogen van alle minnaars aan wie je je gegeven hebt, de minnaars die je hebt liefgehad en de minnaars die je hebt gehaat. Ik zal ze overal vandaan halen; ze zullen je in al je naaktheid zien. 38 Ik zal je vonnissen volgens het recht dat geldt voor moordenaressen en overspelige vrouwen, en ik zal je in mijn woede en jaloezie een bloedige afstraffing geven. 39 Ik zal je aan je minnaars uitleveren, en die zullen alle verhogingen waarop jij je geïnstalleerd had afbreken, ze zullen jou je kleren uittrekken en je je prachtige sieraden afnemen, ze zullen je naakt achterlaten. 40 Dan zullen ze een mensenmassa op je afsturen die je zal stenigen en met zwaarden op je in zal hakken. 41 Ze zullen je huizen in de as leggen en je straffen, terwijl er vele andere vrouwen toekijken. Dan zul je je niet langer als een hoer gedragen en niet langer je minnaars betalen. 42 Pas dan zal ik niet langer woedend op je zijn, aan mijn jaloezie zal een einde komen, ik zal tot rust komen en niet meer verbolgen zijn. 43 Je dacht niet aan de dagen dat je nog jong was, je had geen ontzag voor mij toen je deed wat je deed, en daarom zal ik je voor je wangedrag laten boeten – spreekt God, de HEER –, want heb jij je niet gruwelijk en schandelijk misdragen?
44 Zo moeder zo dochter, luidt het spreekwoord in de mond van iedereen die je bespotten wil. 45 Je bent echt een dochter van je moeder: ook zij verachtte haar man en haar kinderen, en je bent net als je zusters: ook zij minachtten hun man en kinderen. Je moeder was een Hethitische, je vader een Amoriet; 46 Samaria was je grote zuster die ten noorden van je woonde, samen met haar dochters; en in het zuiden woonde je kleine zusje Sodom met haar dochters. 47 Je hebt net als zij gehandeld en je net zo gruwelijk misdragen. Al snel maakte je het zelfs nog erger! 48 Zo waar ik leef – spreekt God, de HEER –, je zuster Sodom en haar dochters hebben zich niet zo slecht gedragen als jij en je dochters. 49 Terwijl zij zich toch, omdat ze genoeg te eten hadden en onbezorgd van hun rust konden genieten, hoogmoedig gedroegen en niets deden voor de armen en de machtelozen. 50 Ze verhieven zich boven de anderen, wat ze deden vond ik gruwelijk. Ik zag het en heb hen weggevaagd. 51 En dan Samaria: ze heeft niet half zoveel misdreven als jij! Jouw gedrag was gruwelijker dan dat van haar; bij jou vergeleken waren je zusters rechtvaardig. 52 Jij moet je vernedering nu dragen, omdat de zonden van je zusters bij jouw daden verbleken; je hebt je zo veel gruwelijker misdragen dan zij dat het wel lijkt of zij onschuldig zijn. Schaam je en onderga nu je vernedering, want door jou lijken je zusters haast rechtvaardig.
53 Toch zal ik hun lot ten goede keren, het lot van Sodom en haar dochters en dat van Samaria en haar dochters, en ook jouw lot zal ik ten goede keren, (16:53) en ook jouw lot zal ik ten goede keren – Volgens de oudste vertalingen. MT: ‘en het lot, jouw lot’.net als dat van hen. 54 Je zult vernederd worden en je schamen voor alles wat je gedaan hebt, en zij zullen daar troost uit putten. 55 En als je zusters Sodom en Samaria met al hun dochters in ere zijn hersteld, zullen ook jij en je dochters in ere worden hersteld. 56 Was jij het niet die in je hoogmoed steeds kwaad sprak over je zuster Sodom? 57 Toen waren jouw wandaden nog niet aan het licht gekomen, zoals nu. Nu word je gehoond door de vrouwen van Aram en de aangrenzende landen, en door de Filistijnse vrouwen die om je heen wonen en op je neerkijken. 58 Nu zul je moeten boeten voor je schandelijk en gruwelijk gedrag – spreekt de HEER.
59 Dit zegt God, de HEER: Door je niet te houden aan ons verbond heb je je eed gebroken, en daarom zal ik je behandelen zoals je verdient. 60 Toch zal ik aan dat verbond blijven denken, het verbond dat ik met je gesloten heb in de dagen dat je nog jong was. Daarom zal ik nu een verbond met je sluiten dat eeuwig zal duren. 61 Als je grote en je kleine zusters weer bij je komen, zul je over je gedrag nadenken en je ervoor schamen. Je zult ze van mij als dochters krijgen, al maken zij van het verbond geen deel uit. 62 Als ik mijn verbond met jou heb gesloten, zul je beseffen dat ik de HEER ben 63 en overdenken wat je gedaan hebt; je zult je schamen, en zwijgen omdat je vernederd bent – maar ik vergeef je alles wat je hebt gedaan. Zo spreekt God, de HEER.’
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug