Oorsprong van de beeldspraak kun je vinden bij:
Gisbertus Voetius
Alexander Comrie
Theodorus van der Groe
Oorsprong van de beeldspraak kun je vinden bij:
Ik citeer geen stuk waarin iemand zegt dat een ander wat gezegd heeft. Ik citeer een stukje van ds. Sonnvelt om aan te geven dat dit beeld breder in de GG gebruikt wordt.
Voor ingelogde gebruikers heeft Digibron een aardige AI die werkt met goede bronvermelding. Dit kreeg ik er uit:DDD schreef: ↑Gisteren, 20:35 Ik zou mij buitengewoon verbazen als Hellenbroek dit voorbeeld zou gebruiken. Daar geloof ik vooralsnog niets van. Dat zal wel een apocriefe toevoeging zijn. Waar kan ik dat vinden?
Het is een slimmigheidje van iemand die het woord erve/erfdeel wel wilde gebruiken, maar een andere invulling is gaan geven. Maar ik heb wel eens geprobeerd te zoeken wanneer dit is gestart. Dat is nog niet zo eenvoudig uit Digibron af te leiden. Het zou een mooi scriptie-onderwerp zijn.
Ik heb het even uitgezocht; dit staat in Hellenbroeks Voorbeeld:
Ik zou haast een Opgemerkt insturen. Wat een onzin allemaal.10.
V. Mag men dan ook kinderen dopen?
A. Ja. U komt de belofte toe, en uw kinderen
Bij delpher.nl is het boekje te lezen op https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMTS ... 242000:pdfwanneer wordt met betrekking tot de doop voor het eerst gesproken over het erf van het verbond als over het erf van een boerderij
Het concept van "het erf van het verbond" als een ruimtelijke voorstelling vergelijkbaar met het erf van een boerderij lijkt voor het eerst te zijn besproken in het boekje van ds. J. van Sliedregt getiteld 'Licht op uw pad', waarin hij spreekt over het erf als een omgeving waarin het heil van God ervaren wordt, maar waar men nog niet volledig in deelt [3A]. Deze voorstelling is niet zonder kritiek gebleven, zoals blijkt uit het argument dat het begrip 'erf' als een ruimtelijke analogie voor het verbond niet bijbels is, omdat het verbond geen ruimte maar een relatie betreft [3B]. De vergelijking van het erf van een boerderij en het erf van het verbond werd verder uitgewerkt door te wijzen op de begrenzing die het erf biedt ten opzichte van de boerderij zelf, waar men pas volledig tot behoren kan worden gerekend [3C].
Bronnen:
Over de doop gesproken Daniel · 31/3/1989 · E. van Heli & Arjen van Trigt
De doop De Saambinder · 26/6/2025 · M. Snellen-Nijsink
Volwassendoop en herdoop (7) De Waarheidsvriend · 31/10/1985 · C. Graafland
Het nieuwe testament Kerkblad · 27/8/2020 · ds. G.A. van den Brink
reflexen Theologia Reformata · 1/3/1988 · H. Jonker
Uit de geschiedenis van de gemeenten De Wachter Sions · 24/8/1995 · F. te S.
Ik heb je gevraagd naar een inhoudelijke reactie en er komt niets dan een citaat wat zogenaamd tegen het artikel van ds. V. in moet gaan.
Dank voor je uitleg. Ik deel dit deels.DDD schreef: ↑Gisteren, 21:28 Ik heb je een aantal citaten gegeven van de opsteller van de Catechismus.
Ik beweer overigens niet met Hendrien dat anders denken op dit punt gelijk buiten de perken van de reformatorische belijdenis gaat. Mijn probleem is meer dat het dit artikel zo ondoordacht is, zo oppervlakkig. Sommige zinnen zijn mijns inziens gewoon onzin. Dat zal met iets wat ik hier schrijf ook wel eens zo zijn, maar je kunt zo'n artikel toch eerst aan een andere deskundige predikant voorleggen?
Ik begrijp dat het vervelend is om zoiets hier te lezen als het je eigen tekst is, maar schrijf dan alleen over dingen waar je voldoende verstand van hebt.
Ds. C. den Boer schreef: Tweeërlei kinderen van het verbond
Nu komt echter nog de vraag, of we bij dit alles niet het gevaar lopen uit het oog te verliezen, dat er tweeërlei kinderen van het verbond zijn. Dat gevaar is er inderdaad. We kunnen immers niet volstaan met de prediking van de aanbieding van het heil, ook al zeggen we erbij, dat een mens heeft te geloven en roepen we hem op tot bekering. Maar als wij ons werkelijk zorgen maken over de uitwerking van deze prediking in het hart en leven van de hoorders (en dat mag waarlijk wel), dan zullen wij toch ook moeten zeggen, dat niet ieder verbondskind op dezelfde wijze in het verbond is. Er zijn uitwendige kinderen van het verbond die vreemdelingen blijven in hun eigen hart en die niet met een verbroken hart op Christus leerden hopen, ook al roemen zij in hun voorrechten en aanvaarden in verstandelijke redenering wat de Bijbel zegt.
Een oud-oosters huis was vaak gebouwd om een binnenplaats heen. Was men nu op die binnenplaats, dan was men in zekere zin in huis, althans binnen de bescherming van de muren van dat huis en ‘s avonds, als het donker was, ook in de lichtkring van het licht dat op die binnenplaats viel vanuit de kamers daaromheen.
De eigenaar van het huis en zijn huisgenoten waren echter nog op een andere manier in huis dan bijvoorbeeld een vreemdeling die op die binnenplaats overnachtte. Zij woonden, aten, sliepen in de kamers rondom die binnenplaats.
Een vreemdeling of een huisgenoot
Welnu, op deze tweevoudige wijze kan men ook in het verbond zijn. Zij die binnen de 1ichtkring van het verbond zijn, onder de prediking komen, de sacramenten gebruiken, een net leven leiden, enz. zijn nog niet altijd ware gelovigen die voor God vruchten dragen. Voor dat laatste is ons nodig, dat wij innerlijk omgezet worden door Gods Geest, dat wij door een waarachtig geloof ingaan in het verbond. Dan worden we van een mens, die slechts uitwendig is ingelaten in het verbond (de uitdrukking van W. à Brakel), van een vreemdeling op de binnenplaats, een mens die helemaal thuis mag zijn in het hart van het verbond, een huisgenoot van God en Zijn volk.