MarthaMartha schreef:Tiberius schreef:Zeg maar wat ik over het hoofd ziet, want volgens mij doet hij dat niet.
Geeft niet, zoek ik het even voor je op:
En bedoelt Ruth daar nu mee dat ze mag behoren tot dat volk? dat volk van God, van Israël? en dat ze deel heeft aan die God? nee, ze spreekt hier haar begeerte uit om tot dat volk te behoren en om die God ook te mogen leren kennen als haar God. Het is een uitdrukking van de keuze die in haar hart gevallen is. (1) Dat ze reeds tot dat volk behoort, en dat ze reeds voor rekening is voor de God van Israël, och gemeente, dat weet ze nog niet, maar dat is wel waar. en dat zal ook bevestigd worden in het leven van Ruth als ze straks Boaz zal leren kennen, als ze door Boaz gelost zal worden. Dat ze voor rekening van die Boaz straks door het leven zal gaan.
Het moet ook in Ruth's leven naar de kennis van Boaz. En naar die kennis moet het ook toe in het leven van degenen die de Heere heeft stilgezet en geroepen uit het Moab van de zonden en onderweg zijn naar Kanaän. En dan kan er heel veel tegenop komen, en toch, de zijde van God te mogen kiezen in nood en in dood. (2) En toch, tot die kennis van Christus leidt God al zijn kinderen, want Hij doet geen half werk op de aarde. De keuze van Ruth komt openbaar, het komt openbaar in wie de Heere zijn werk verheerlijkt.
(3) en dan legt hij verder uit hoe deze Ruths de stillen in de lande zijn, de bekommerden, degenen met het lampje op de rug, die het van zichzelf niet geloven kunnen, maar waar soms de mond opengaat in deze schone geloofsbelijdenis.
En dan zegt Paulus in de romeinenbrief hoofdstuk 9 vers 25 tegen de christenen in Rome, (4) en hij zegt het ook nu tegen die levendgemaakte zielen, die zo ongetroost over de aarde kunnen gaan, die zich bij het volk van God niet durven rekenen en die zeggen: wat zal het zijn als ik straks zal komen bij de grenzen van Kanaän, om dan nog weggewezen te worden omdat het geen waarheid bij mij is geweest, nu zegt Paulus (5) tegen hen, die toch niet kunnen ontkennen dat die onberouwelijke keuze in hun hart is gedaan, gelijk ook Hosea zegt: Ik zal degene die niet mijn volk was, mijn volk noemen, en die niet bemind was, mijn beminde. Want immers heeft Hij hen liefgehad met een eeuwige liefde.
Ruth heeft dus een keuze gemaakt die niet inhoudt dat ze erbij hoort, maar dat dat het verlangen van haar hart is.
(6) ze is nu een bekommerde, iemand met het lampje op de rug, iemand die Boaz nog niet kent, nog geen vrede heeft in haar hart.
Ze is wel kind van God blijkbaar, want God zal zijn kinderen brengen tot de kennis van Boaz.
Dan stelt hij toch gerust? Hij spreekt al die Ruths aan in de toepassing, de zoekende zielen, de ongetroosten....
Zij zijn als Ruth, kinderen van God, en Christus zullen ze leren kennen, God heeft ze liefgehad met een eeuwige liefde, God noemt hen "mijn volk".
Maar Christus kennen ze niet.
(7) (overigens is je voorbeeld van Paulus niet overtuigend. ten eerste staat nergens dat hij op weg naar Damascus Christus niet leerde kennen, er pleit meer voor dat het wel zo is, want Paulus roept uit: wie zijt Gij? en dan openbaart Christus zich aan hem als "Ik ben Jezus die gij vervolgt. Er staat ook nergens dat hij pas in Damascus Christus leerde kennen, er staat alleen dat er iemand naar hem toegestuurd wordt om hem te onderwijzen, dat hebben al Gods kinderen nodig. Ik hoop dat je duidelijker schriftbewijzen hebt voor levend zonder Christus, want dit overtuigd mij nog niet)
Ik heb je punten even genummerd, zodat het wat makkelijker praat.
Verder neem ik aan, dat je notie genomen hebt van mijn commentaar over de verweving; die herhaal ik dus niet steeds bij elk punt.
Ad 1) Hier zegt hij toch een waarheid? Als een mens levendgemaakt is, vanaf de eerste levenssnik hoort hij al bij Gods volk. Alleen kunnen ze het daar nog niet voor houden, en terecht, want het moet een afgesneden zaak worden, het moet op Christus aan. Onze oude dominee zei wel eens: "de zaken moeten afgehandeld worden, voor die tijd verkeert men nog in het beweeglijke koninkrijk". Dan kan het nog alle kanten op. Maar van Gods kant ligt het vast.
Daarom "dat weet ze nog niet", dat weet niemand nog op dat moment.
Ad 2) Hier valt mijns inziens de scheiding: wanneer God iemand niet tot die kennis van Christus leidt, is het nooit uit Hem geweest. De keuze van Ruth komt openbaar, inderdaad.
Ad 3) Dit is volgens mij een citaat van jou, niet van desbetreffende predikant. Maar die bekommerden, diegenen met dat lampje op de rug, die soms wel eens een schone belijdenis kunnen doen, daarvan zegt hij toch niet: "Het is goed, zo, rust maar op je bekommernis".?
Ad 4 en 5) (Deze neem ik even samen). Nu heeft hij m.i. over levendgemaakten zoals Heman. Die wel kunnen zeggen "Gij God mijns heils", maar verder zo ongetroost leven. Hunkerend naar de eerdere dagen.
Ad 6) Hetzelfde als bij 1. De zondaar is vanaf dat moment een kind van God, vanaf het moment van levendmaking, omdat die liefde tot God al in zijn hart ligt. Maar ze kan het er zelf niet voor houden. Evenals Paulus: toen de Heere hem tegenkwam in Damascus, was hij een kind van God, in de dadelijkheid levengemaakt.
Ad 7) Ananias mag hem in de naam van Christus opwekken (pas in Damascus) om zich te laten dopen
tot vergeving der zonden. Dan pas kan hij Christus omhelzen als Degene Die voor hem geleden en gestorven had.
In de tussentijd was het in zijn leven dat hij niet at, niet dronk, maar wel getuigde God van hem "Zie, hij bidt".