Hieronder een aardige column van Hans Wiegel, in De Pers:
Hans Wiegel schreef:SGP (II)
Twee maanden geleden
wijdde ik mijn column aan
de SGP.
De SGP, zo schreef ik, is diepgeworteld
in ons volk. Een partij
met veel leden, die zich verbonden
voelen. Op sociaal-economisch
en financieel gebied zeer
degelijk. Mijn conclusie twee
maanden terug: er is dus een verwantschap
tussen de SGP en de
VVD.
Toch aardig om te zien hoe
mijn woorden nu in daden hun
vertaalslag krijgen. Bij de vorige
week gehouden verkiezingen
voor de Eerste Kamer, kwam een
zodanige uitslag uit de bus dat de
SGP en haar senator Holdijk in de
schijnwerpers werden gezet.
Ook op de televisie, door nogal
wat SGP’ers van de oude snit gezien
als de kijkkast van de duivel.
Politiek links probeerde er een
doorzichtig slaatje uit te slaan.
PvdA-woordvoerder Cohen riep
dat de SGP ook buiten haar eigen
kring vrouwen van politieke posities
weert en probeerde zo zout
in de wonden van de VVD te wrijven.
Dat praatje voor de vaak klopt
niet. Zo was de SGP niet tegen de
benoeming van de PvdA’ster Verbeet
tot voorzitter van de Tweede
Kamer. En als de VVD mevrouw
Dupuis kandideert voor
het voorzitterschap der Eerste
Kamer zal, ziet SGP-leider Van
der Staaij geen obstakels.
Vorige week was senator Holdijk,
een fervent pijproker, uitgebreid
te zien en te horen. Bedachtzaam
(een tevreden roker is
geen onruststoker), evenwichtig,
zich rustig door de opgewonden
vragen van het journaille heenslaand.
Ik heb (de heer Holdijk zit al
zo’n 20 jaar in de Eerste Kamer)
hem daar nog meegemaakt. Een
goed jurist, de wetgeving kennend
en altijd in staat, in de weinige
spreektijd die hij gebruikt,
de kern van de onderwerpen te
raken en die te toetsen aan de
beginselen van zijn partij.
Een maand geleden sprak ik
bij toeval de oud-fractievoorzitter
van de SGP, Van der Vlies. Ik
zei tegen hem: ‘Jullie zitten bijna
in het centrum van de macht.’
Geestig als zo vaak, antwoordde
hij met een twinkle in the eye:
‘Ssst, niet verder vertellen.’
Nu weet iedereen het.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)