Erasmiaan schreef:De prediking van de Gereformeerde Gemeente is niet veranderd. De predikanten met wie Luther niet door één deur kan preken niet anders dan ds. Kersten, ds. Honkoop, ds. Barth, ds. Fraanje, ds. Lamain, ds. Heikoop, ds. Van Reenen, ds. Bel, ds. L. Vogelaar, enz., enz. (zie dit artikel
http://bit.ly/NlMrpl; was niet ten tijde van deze prediking de bloeitijd?).
Waarom gebruik je de uitdrukking 'niet door één deur kunnen'. Het gaat er helemaal niet om of ík met iemand door één deur kan. De vraag was van Anker om te beargumenteren waarom DIA's kritiek niet juist was. Ik had me tot dan toe beperkt tot een oproep om dit topic dicht te zetten, omdat ik wist dat openheid van zaken (die ik uiteindelijk gaf) tot een forse confrontatie zou leiden. De predikanten die je noemt, hielden deels inderdaad preken zoals ik daar kritische opmerkingen bij geplaatst heb. Omdat dit grotendeels eenvoudige mannen waren, met weinig scholing, kan ik dat op z'n merites beoordelen. Maar wat deze mannen ook in ruime mate hadden, was een ruime nodiging in de prediking van de beloften van het Evangelie, net zoals je dat bij de door jou genoemde oudvaders tegen komt. Denk inderdaad aan Smytegelt. En dan bleef dat niet steken in wensen, maar in nodigen, in klem-zetten. Niet altijd, maar wel geregeld.
Erasmiaan schreef:Tja, dan is er echt een kloof die groter is dan tussen de het westen en het oosten. Want ik mis bij sommige door Luther geroemde predikanten het stukje van hoe ik tot Christus kom.
Ja, dan vraag ik me echt af wat je wilt horen. Enkele citaten uit een preek over de Kananese vrouw:
ds. J. IJsselstein schreef:Gemeente, wees eens eerlijk voor uzelf: Kent u dit toestemmen, die ‘amen’ zeggen? Heere Christus, ja, amen, ik ben een hond!? Niet: kijk eens wat ik allemaal heb gedaan, wie ik ben, hoe goed ik ben! Nee! Maar: Kijk, Heere, ik ben een hond. U mag de hardste dingen zeggen, U hebt gelijk. Ja, Heere, ik ben een hond. Maar… ik wil zo graag Uw hondje zijn..! Ik ben liever een hondje van U, dan een lieveling van de duivel.Denk ook maar eens aan de verloren zoon:
Vader, ik heb gezondigd tegen den hemel, en voor u, en ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden.
Zet me maar in de buitenste kring, want ik heb geen recht. Alle recht is verspeeld. Maar ik kan niet meer zonder u.
Ik ben een hond…! Maar…, mag ik uw hond zijn? Ik zoek een andere baas, ik zoek een andere meester!
Jongelui, zoek je een andere baas? Zoek je een andere meester?
Hier is de beste Meester van heel de wereld. O, kom en buk toch aan Zijn voeten!
Gemeente, is het ooit uw verlangen geworden, en uw verlangen gebleven: Heere, liever een kruimel van U, dan het feestmaal van de wereld?
Maar, het geloof van deze moeder doet meer. Het neemt argumenten uit wat Christus zegt.
Het neemt als het ware het Woord uit Zijn mond en grijpt zich eraan vast. Het geloof pleit op het Woord van de Heere Zelf, hoewel het geen enkel recht heeft.
Het is waar, Heere, ik ben een hond. Maar de hondjes eten toch ook van de kruimeltjes die vallen van de tafel van hun…vader? Nee: van hun heren!
Hoort u wat ze zegt? Ik ben geen kind, ik ben een hond. Maar… wilt u mijn baas, mijn meester, mijn heer zijn?
U bent een heer! U bent een schatrijke heer. Want alleen zo’n schatrijke heer geeft zelfs zijn honden te eten.
Hier is een grond om te pleiten. Al eten alle kinderen hun buikjes rond, dan nog is er bij u zoveel overvloed, dan nog steeds vallen er brokjes en kruimels van uw tafel.
Bij een arm man was geen hond. Die spaarde zijn kruimels voor zijn kinderen, voor zijn vrouw, voor zichzelf. Alleen waar overvloed was, daar vielen brokjes en kruimels van de tafel.
Hier is een krachtig geloofspleiten van een bedelende moeder:
Als u dan zoveel hebt, o schatrijke Heere Jezus, dat er altijd kruimels vallen Uw tafel, dan hebt U alle macht! Dan kunt U ook mij helpen!
Dan hebt U alle macht over mij, en ook over mijn kind!
Ontferm U dan over mij, ontferm U dan over mijn kind, want het is door de duivel bezeten!
Weet u wat het wonder is? Jezus kan Zich niet verbergen voor zulke bidders. Leest u maar mee in vers 28:
Toen antwoordde Jezus…
Hij antwoordde. Bidders krijgen antwoord. God zal antwoorden Zijn tijd. Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven.
In de tweede plaats is in deze geschiedenis een boodschap te vinden voor allen die God zoeken. Deze boodschap: houdt aan, grijpt moed!
Alles schijnt wel tegen te zijn, en uw hart moet u veroordelen.
Maar bedenkt, het roepen van zondaren klinkt als hemelse muziek in de oren van de Zaligmaker. O, klem u dan als een verlorene, als een zondaar, als een onwaardige, als een bedelaar, als een hond, vast aan Zijn voeten. En: Hij zal u niet laten gaan!
U zegt, het is net iets anders: ik zal Hem niet laten gaan tenzij Hij mij zegent.
Ja, in het beste geval is daar misschien wel iets van waar. Maar ik zeg u: Hij zal u niet laten gaan! ‘Hij liet zulken nimmer schaamrood staan, maar wendde op Zijn tijd hun lot.
Erasmiaan schreef:En juist bij predikanten die door Luther terzijde worden geschoven hoor je dáár over. Daar worden de geheimen van het geestelijke leven verklaard, een arme zondaar en een rijke Christus en hoe die twee bij elkaar komen. Uiteindelijk gaat het dus over het grote punt van de toe-eigening des Heils en de verschillende visies daarop.
Maar vergelijk de wijze van preken hieronder eens met die hierboven.
ds. J. Spaans schreef:Er is een volk op aarde die in de nacht met hun hoofd diep in het kussen liggen. Ze kunnen niet slapen omdat ze moeten inleven: het is de laatste dag van mijn leven. Ze vrezen dat ze de morgenstond nooit meer zullen beleven. En zo zien wij Jakob daar liggen. En dan komt de Heere hem te bezoeken door die opgerichte ladder. Dat is de openbaring van de weg der behoudenis buiten de mens. O, er is een weg van de hemel naar de aarde ontsloten. Alleen een weg van de hemel naar de aarde. Mijn hoorders, dan mag hij zoveel van de Heere ontvangen. Hij mag onverwachts iets van het geestelijk leven ervaren na een nacht van donkerheid en duisternis, want aan de morgen van de dag mag hij getuigen: “Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels.” Er is een openbaring van die meerdere Jozef. En in Genesis 32 wordt het voor Jakob een afgesneden zaak. Daar kon hij met Bethel God niet ontmoeten, mijn hoorders. Maar in Genesis 32 werd het voor Jakob een afgesneden zaak. En waarom werd het daar voor Jakob een afgesneden zaak? “En een Man worstelde met hem, totdat de dageraad opging. En toen Hij zag, dat Hij hem niet overmocht, roerde Hij het gewricht zijner heup aan.” En toch moest het nog dieper, mijn hoorders. Och mensen, het staat zomaar in dat ene woordje: “Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent.” Want om een mens met alles aan een eind te brengen, dat geeft de Heere arbeid. Wat heeft de Heere werk om een mens aan het eind te brengen. En dan vraagt God wat aan Jakob. En wat vraagt God aan Jakob? “Hoe is uw naam?” En toen was het klaar. “Hoe is uw naam?” Toen was Jakob klaar. En dan antwoord hij: “Jakob.” Dan moet Jakob naar de hel. O, als wij het met God eens mogen worden om eeuwig naar de hel te moeten en eeuwig God te missen... “Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob.” O, mijn hoorders, dat is wat om in te leven en te beleven, En als het daar in zijn leven terechtkomt dan geeft God Jakob een nieuwe naam. Dan krijgt hij van de Heere de naam: Israël. O, onbegrijpelijk, onbegrijpelijk. Als Jakob Jákob wordt door genade, dan krijgt hij een nieuwe naam, en die nieuwe naam is Israël.