Fjodor schreef:albion schreef:
De belofte was voor Izak en niet voor Ismaël, voor Jakob en niet voor Ezau. Alleen Jozua en Kaleb kwamen het land Kanaän binnen. Als het aan jullie gelegen hadden dan zou waarschijnlijk al het volk Israëls het land hebben in mogen gaan. Van den beginne af aan heeft de mens het altijd beter willen weten dan God. Wat zijn wij toch goed in eigen oog.
En zo wordt het Evangelie wel aan iedereen gepredikt, maar alleen aan Gods kinderen toegepast. En ik geloof niet dat de kanttekenaars dit zomaar neergezet zou hebben omdat zij dat zo vonden.
Op vele plaatsen geldt het alleen voor Gods volk.
Wat bedoel je te zeggen dat de belofte niet voor Ismaël was?
Wat bedoel je überhaupt met te zeggen dat de belofte niet voor alle mensen is?
Want je zou goed kunnen zeggen dat 'het evangelie wordt aan iedereen gepredikt' gelijk is aan 'de belofte is voor iedereen'.
En Ezau zeide tot zijn vader: Hebt gij maar dezen enen51 zegen, mijn vader? Zegen mij, ook mij, mijn vader! En Ezau hief zijn stem op, en weende.
51: Versta door dezen enen zegen, den voornaamsten, waardoor Jakob was verklaard een
erfgenaam van het goddelijk verbond en van het land Kanaän. En dat is met Izak ook zo.
Zij zijn in het verbond, terwijl Ismaël en Ezau ook wel zegeningen van hun vaders meekregen, maar dat ze niet in het Goddelijk verbond waren ingesloten. Ismaël en Ezau's nakomelingen zijn op den dag van vandaag nog steeds de vijanden van het volk Israël:
En Ezau haatte56 Jakob om dien zegen, waarmede zijn vader hem gezegend had; en Ezau zeide in57 zijn hart: De dagen van den rouw mijns vaders naderen, en ik zal mijn broeder Jakob doden.
56: Deze haat is overgeërfd op de kinderen en nakomelingen; Ezech. 35:5; Amos 1:11; Obadja:10.
Het is onze plicht dat we met al ons vermogen wat in ons is ons te bekeren, Wij kunnen ons wel bekeren maar God alleen kan ons wederbaren. zei eens een dominee. Het wordt ons dubbel aangerekend de weg geweten te hebben maar die niet bewandeld te hebben. Dus we mogen nooit lijdzaam blijven.
Een ander vergelijk: de mens in de zonde is als de vissen in het water. Haal de vis uit het water, de vis sterft, haal de mens uit de zonde de mens sterft. En toch moet dat gebeuren anders zullen we nooit een nieuwe mens kunnen worden.