geledu schreef:@Klavier, je laatste opmerking behoeft m.i. toch enige verduidelijking.
Ik hoop dat ik het verkeerd begrepen heb...
Wat ik opmaak uit het verloop van deze discussie is dat jongelui wel mogen geloven, maar ook weer niet. Uiteindelijk komt het uit om een niet overnemen van geloof vanwege gebrek aan geestelijke herkenning. In de GG wordt hier en daar dat door sommigen verklaard vanuit een bevindelijk systeem waarin zaken zo moeten worden toegepast door Gods Geest dat het overeenkomt met de wijze waarop wordt verondersteld dat het altijd gaat, en in die volgorde.
De toepassing, zoals dat genoemd wordt, is het beleven van bevindelijke zaken. Daarbij wordt bevinding het ijkpunt voor het wel of niet 'overnemen' van een geloof. Wordt het geloof niet overgenomen, dan wordt er ook geen pastorale mest aangebracht rondom de boom, want die is er dan nog niet. En dan valt een jonggelovige die zich niet correct uitdrukt conform de bevindelijke gangen, voordurend terug in het ongeloof, ondanks het aangeven van zo iemand dat er geloof is. Nu zeg ik niet dat geloof altijd voor waar genomen moet worden als iemand dat zegt, maar dat de toetsing daarvan ten eerste de mens niet toekomt, en ten tweede nooit aan bevinding mag worden afgemeten. De spiegel van Gods Woord, Wet en Evangelie moeten de toetsing doen. Die moet duidelijk kinken, zodanig, dat de gelovige zelf of erin of eruit wordt gezet. De bevinding volgt op geloof, naar mate en orde als het geloof wordt gewerkt. Dat is echter niet altijd dezelfde orde en mate, laat staan dat er een vast patroon voor te benoemen is om daaruit het beginnende geloof te kunnen vaststellen met een bijbehorende bevindelijk kenmerk van een beginnend geloof.
De toepassing door Gods Geest is vrijmachtig en onnaspeurlijk en niet na te gaan aan de hand van de bevinding. We kunnen hooguit opmerken dat Gods Geest werkzaam is in een mens, maar nooit de algehele doorleving gelijkstellen met het werk van de Heilige Geest. De beleving volgt en is altijd een achteraf beleven wat de Heilige Geest in het hart werkt. Beleving kan daarnaast ook een gevolg zijn van ongeloof of twijfel. Duisternis kun je dan ook opvatten als een eigen schuld. Als een gelovige daaruit wordt gehaald, is dat door het geloof dat gewerkt wordt. De beleving van duisternis is echter geen werk van de Heilige Geest maar een vrucht van eigen ongeloof.
Samengevat:
- De geloofsbeleving van een ander, een jongere in dit geval, voorzover deze waarneembaar is, is geen toesteen voor een ander om geloof 'over te nemen'
- De beleving kan ook gevolg zijn van ongeloof en heel waar overkomen en daarmee ten onrechte doorgaan voor het werk van de Heilige Geest
- Een bepaalde beleving is nooit een ijkpunt voor geloof, het kan wel een kenmerk zijn.
- Een bepaalde belevingsvolgorde is nooit een ijkpunt voor geloof, het kan wel een kenmerk zijn.
- We hebben ten alle tijden geloof voor geloof te houden zolang ongeloof niet openlijk openbaar komt. Maar nooit los van een evenwichtige prediking die duidelijke kenmerken van het ware geloof predikt.
Als de beleving geen toetssteen kan zijn, kun je onmogelijk stellen dat het niet waarnemen van een bepaalde beleving tegen de 3FvE ingaat. Daar ging mijn opmerking over.