Oorspronkelijk gepost door Matthijs
Oorspronkelijk gepost door Dathenum
Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Het stukje uit de prekenserie "Recht en Genade" is een ander geluid dan de veronderstelling van velen op dit forum dat iedereen wel weet dat hij goddeloos is en genade nodig heeft.
Ja, verstandelijk weten en napapegaaien kunnen we wel. Maar we moeten het van God Zelf leren!
En nu ga Ik heen tot Hem, die Mij gezonden heeft, en niemand van u vraagt Mij: Waar gaat Gij heen? 6 Maar omdat Ik dit tot u gesproken heb, heeft droefheid uw hart vervuld. 7 Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden. 8 En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel; 9 van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; 10 van gerechtigheid, omdat Ik heenga tot de Vader en gij Mij niet langer ziet; 11 van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is.
De wereld zal overtuigt worden van zonde, en dat overtuigen van zonde spitst zich toe op het overtuigen van de zonde van ongeloof (vers 9: van zonde, omdat zij in Mij niet geloven). Ik denk dat de zondekennis in bredere zin juist na het tot geloof komen tot verdieping komt.
[Aangepast op 19/10/04 door Dathenum]
Dat de Heilige Geest de ontdekte zondaar laat zien dat hij ongelovig is, dat is waar. Dat je ook nadat je de toevlucht genomen hebt tot Hem, ook nog zondekennis krijgt is ook waar.
Maar voordat ie door een waar geloof in Christus ingelijfd wordt, komt ie er achter dat ie ZONDE is. Hij doet niet alleen zonde, maar is zonde van top tot teen.
Ik geloof niet dat de mate van zondebezef er toe doet.
Ten eerste hoor je daar helemaal niet mee bezig te zijn wanneer je je wil verootmoedigen. Bezef ik wel genoeg? Dit resulteert bij mij altijd maar in 2 dingen.
1. Ik zeg nee en kniel niet voor de troon.
2. Ik zeg ja en verzwelg in mijn eigen trots.
Daarom doe ik dat ook niet meer, maar kniel gewoon in geloof dat God mij in Zijn Zoon wil aanzien en dat mijn zwakheid niet een reden is om mij te weigeren. Ik zal nooit waardig genoeg zijn om om mijn eigen zondebezef verlost te worden.
Misschien geeft je dit steun:
Hebr. 4:1 Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u schijne achtergebleven te zijn.
2 Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben.
3 Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan in Mijn rust! hoewel [Zijn] werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren.
4 Want Hij heeft ergens van den zevenden [dag] aldus gesproken: En God heeft op den zevenden dag van al Zijn werken gerust.
5 En in deze [plaats] wederom: Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!
6 Dewijl dan blijft, dat sommigen in dezelve [rust] ingaan, en degenen, dien het Evangelie eerst verkondigd was, niet ingegaan zijn vanwege de ongehoorzaamheid,
7 Zo bepaalt Hij wederom een zekeren dag, [namelijk] heden, door David zeggende, zo langen tijd daarna (gelijkerwijs gezegd is): Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet.
8 Want indien Jozua hen in de rust gebracht heeft, zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen dag.
9 Er blijft dan een rust over voor het volk Gods.
10 Want die ingegaan is in zijn rust, heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne.
11 Laat ons dan ons benaarstigen, om in die rust in te gaan; opdat niet iemand in hetzelfde voorbeeld der ongelovigheid valle.
12 Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.
13 En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen, met Welken wij te doen hebben.
14 Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, [namelijk] Jezus, den Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden.
15 Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, [doch] zonder zonde.
16 Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.
Overigens beweer je dat hier niet hoor! Ik probeer gewoon de gedachte te tekkelen dat je niet goed/slecht genoeg zou kunnen zijn om voor God te mogen verschijnen.
[Aangepast op 19/10/04 door Kaw]