Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Erasmiaan
Berichten: 8596
Lid geworden op: 17 okt 2005, 21:25

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door Erasmiaan »

Geka schreef: Dank voor je reactie. Hier mijn beloofde antwoord. Overigens vrees ik dat ik het hier voorlopig bij moet laten aangezien de tijd mij ontbreekt.

1. Het boekje van de Erskines en Fisher ken ik. Het door Kersten in 1948 uitgegeven deel is het hoofdstuk over het Verbond der genade uit De kennis der zaligheid, de Westminster Catechismus in vraag en antwoord uitgelegd. Ik vind het prima om dit als uitgangspunt te nemen.

a. Je merkt daar over op Ook in dit boekje wordt heel duidelijk het onderscheid gemaakt tussen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke beloften.
Mag ik je vragen waar je een heldere beschrijving van dit onderscheid vind in dit boekje?
Beste Geka,
Ik zal het hier citeren:
Erskines en Fisher schreef: Vraag 78. Welke zijn de beloften, die hun dadelijk en onmiddellijk opzicht hebben op de uitverkorenen?

Dat zijn al de beloften die betrekking hebben op het leven en de godzaligheid; de beloften van genade en heerlijkheid, en van alle goede ding, welke alle kunnen worden samengevat in deze ene, namelijk de belofte des eeuwigen levens, vernekd in Titus 1:2, ‘In de hoop des eeuwigen levens welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft voor de tijden der eeuwen’, en 1 Johannes 2:25 ‘En dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven.

Vraag 79. Wat wordt bedoeld met de belofte des eeuwigen levens?

Zij omvat in zich alle waar geluk en de eeuwgdurendheid ervan.

Vraag 80. Waaruit blijkt het, dat alle waar en eeuwig geluk wordt omvat in de betekenis van de belofte des eeuwigen levens?

Gelijk de dood, die in het werkverbond bedreigd was, alle ellende in deze wereld en in de toekomende wereld omvatte, zo moet het leven, dat in het genadeverbond beloofd wordt, vanzelf omvatten alle geluk in tijd en eeuwigheid, met al de middelen waardoor het bereikt wordt. Romeinen 6:23.

Vraag 81 Aan wie was deze belofte des eeuwigen levens gedaan?

Allereerst aan Christus, en vervolgens aan de uitverkorenen in en door Hem, gelijk blijkt uit Titus 1:2 vergeleken met 1 Johannes 2:25.

Geka schreef:b. En wanneer je denkt dat te kunnen concluderen uit het feit dat er gesproken wordt over de 'beloften des verbonds'; bedenk dan wel dat dit terminologisch spreken over de 'verbondsbeloften' niet betekent dat zij daarmee inhoudelijk hetzelfde bedoelen dan de GG wanneer die spreken over de 'verbondsbeloften' als absolute beloften. Ik kan aantonen dat de Marrowmen in hun spreken over de 'beloften des verbonds' zowel de absolute als de voorwaardelijke beloften bedoelen! In het kader van de bediening van het verbond worden al deze beloften genoemd als 'verbondsbeloften'.
Inderdaad. Maar ik had het ook niet over de beloften des verbonds. De beloften des verbonds gaan tot allen die het Evangelie horen en tot hun zaad (vraag 82). De beloften komen dus tot een ieder. Ook tot de dopelingen. Maar alleen de toeëigening van die beloften door het geloof maakt dat de beloften ook voor hen zijn.
Geka schreef:Voor de helderheid enkele citaten uit preken van Thomas Boston. Ik ben benieuwd hoe je dit inhoudelijk beoordeelt:

“Christus’ beloften in Zijn testament zijn voor zondaren van de mensheid, zoals de belofte van Kanäan voor alle Israëlieten was. Zelfs diegenen waren niet uitgezonderd van wie de lijken in de woestijn gevallen zijn: “Zeg tot de kinderen Israëls: Ik ben de HEERE…En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb”(Ex. 6:5,7). Hun was dus een belofte nagelaten dat zij de rust van Kanäan binnen zouden gaan. Degenen die de belofte geloofden, verkregen dáárom het bezit, maar die er niet in geloofden, verloren het. Die laatsten kregen het land niet, niet omdat het hen niet nagelaten was, maar – hoewel het hen evengoed als degenen die binnengingen nagelaten was – omdat zij de belofte niet geloofden. Daarom zegt de apostel:”Zij hebben niet kunnen ingaan vanwege hun ongeloof”(Hebr. 3:19). Dit betekent geen aantijging van Gods trouw. Want zelfs in beloften – net als in verbonden – moet er noodzakelijk sprake zijn van wederzijdse instemming met dezelfde zaak. Van de kant van de partij aan wie de belofte gedaan is, is aanvaarding noodzakelijk, zodat degene die de belofte doet, helemaal verplicht is haar te vervullen. Want van niemand die een belofte doet of een weldaad aan iemand toezegt, kan in redelijkheid verwacht worden dat hij tegen de wil van de ander zijn voordeel aan hem opdringt, of dat hij er de brui aan geeft als een zaak waar hij zich op elk moment van kan ontdoen. Welnu, juist met dit doel gebruikt de apostel het voorbeeld van de Israëlieten aan wie de belofte van Kanäan nagelaten was, maar die het land toch niet kregen vanwege hun ongeloof: “Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd de belofte van in Zijn in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u schijne achtergebleven te zijn. Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemend was in degenen, die het gehoord hebben”(Hebr. 4:1-2). Vergelijk dit met Ex. 6:8: “En Mozes sprak alzo tot de kinderen Israëls, doch zij hoorden naar Mozes niet.”

Hier over het functioneren van de absolute beloften in de prediking:

“Het woord van het verbond komt met gelijke volmacht tot uitverkorenen en niet-uitverkorenen, tot degenen die zeker zullen geloven en tot degenen die volharden in hun ongeloof. Het bedienen ervan aan beiden tegelijk in de verkondiging van het Evangelie moet noodzakelijk gebeuren door de beloften voor te stellen aan personen onbepaald, maar die moeten tenslotte uitmonden in voorwaardelijke uitdrukkingen. Zo wordt het voor de oren van allen verkondigd: “Ik zal u Mij ondertrouwen”en “Ik zal hun tot een God zijn”. De ene die dit gelooft en op zichzelf toepast, wordt daarop met Christus verenigd en met alle zaligmakende oogmerken in het verbond gebracht. De ander die evengoed als de ene een geopenbaarde volmacht heeft om te geloven, gelooft toch niet en krijgt daarom de belofte niet".

Tot slot een stukje uit mijn scriptie waarin ik dit bij Boston onderzocht heb:

Maakt Boston een dergelijk scherp onderscheid tussen de absolute verbondsbeloften die de uitverkorenen gelden, en anderzijds de voorwaardelijke Evangeliebeloften die alle hoorders van het Evangelie gelden?

1) Wanneer we deze vraag overwegen, kunnen we in de eerste plaats zeggen dat Boston dit onderscheid in zijn dogmatische werken nergens uitdrukkelijk aan de orde gesteld heeft. Ook in zijn preken komen we het niet tegen. We kunnen dus in de eerste plaats vaststellen dat Boston nergens uitdrukkelijk dit onderscheid leert . Dat is een belangrijke aanwijzing.

2) Een tweede opmerking betreft het gebruik van het woord verbondsbeloften. Het is niet juist om op grond van het feit dat Boston spreekt over verbondsbeloften te concluderen dat hij hiermee eveneens de absolute beloften op het oog heeft die hij tot de uitverkorenen beperken wil in de bediening van het verbond. Boston stelt dat het Evangelie in de bediening van het verbond, het gehele verbond met alle beloften aanbied:

“In ruime zin wordt het (verbond) ons aangeboden in zijn ver¬schillende artikelen en delen, zowel in het voorwaardelijk deel, als vervuld zijnde, als in het belovend deel dat nog moet vervuld worden. "Dan zal Ik rein water op u sprengen en gij zult rein worden; van alle uw onreinheden en van alle uw drekgoden zal Ik u reinigen. En Ik zal u een nieuw hart geven en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven. En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u, en Ik zal maken dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen en Mijn rechten zult bewaren en doen." En zie Hebr. 8:10 12 en alle de overige beloften des verbonds door de gehele Bijbel heen. Alle worden voorge¬steld en aangeboden onder de naam van het verbond in ruime zin. "Neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond maken, en u geven de gewisse weldadigheden Davids", Jes. 55:3. In deze en dergelijke schriftgedeelten zijn alle beloften in¬gesloten.”

Wanneer we bovenstaand citaat goed lezen, zien we dat Boston hier verschillende beloften aanhaalt. Daarbij zijn zowel absolute beloften als voorwaardelijke beloften, die echter allen worden benoemd als verbondsbeloften. Het gebruik van de term verbondsbeloften moet gezien worden in het kader waarin ze gepredikt worden; in het kader van de verbondsbediening waarin alle beloften worden aangeboden aan alle hoorders, zowel de absolute als voorwaardelijke beloften.

3) Tenslotte kunnen we diverse aanwijzingen hierover vinden in enkele preken van Boston over Psalm 50:5, waarbij hij diverse tegenwerpingen beantwoordt. De eerste tegenwerping die door hem beantwoord word is de tegenwerping van iemand die stelt dat de beloften voor de uitverkorenen zijn, en dat het maar de vraag is of hij dat wel is. Boston antwoordt dan dat de volmacht om in het verbond te treden niet van verkiezing of verwerping afhangt, maar van Gods geopenbaarde wil in het aanbod van het Evangelie. De beloften – zo zegt Boston dan – worden dan ook onbepaald voorgesteld. Uitvoerig bewijst Boston dit met de eerste (moeder) belofte en diverse andere beloften waarbij hij o.a. Jes. 55:3 en Ezechiël 36:25 27 aanhaalt. Ook hier worden zowel absolute als voorwaardelijke beloften allen gezamenlijk benoemd met de term verbondsbeloften. Opmerkelijk is zijn retorische slotvraag: waar is hier enige beperking te vinden in personen?
De tweede tegenwerping is nog duidelijker: “de voorwaardelijke beloften zijn inderdaad voor allen, maar niet de onvoorwaardelijke”.
Boston wijst dan in zijn antwoord erop dat er in sommige beloften een verband van plicht en recht is, maar dat er geen eigenlijke voorwaardelijke beloften zijn, dan alleen voor Christus, Die de voorwaarden daarvan al vervuld heeft. De beloften die spreken over komen, geloven etc. wijzen op de weg om deel te krijgen aan de vervulling van de belofte; het verband tussen de plicht van het geloof waaruit het recht van bezit op de belofte voortvloeit. Kernachtig zegt hij vervolgens:

“De beloften van het verbond, noem ze zoals gij wilt; voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, zijn voor allen onbepaald. Waar de wet geen onderscheid maakt, moeten wij geen onderscheid maken. Daarom legt de apostel het tot een grond van geloof voor de moordenaars van den Heere der heerlijkheid: "Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe en uwen kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal", Hand. 2:38, 39.”

Zie je nu ook niet dat dit een totaal andere manier van spreken over de beloften is dan het spreken zoals jij dat weergeeft in je posting, door vanuit de vervulling de adressering te beperken?
Maar zo heb ik het niet bedoeld. De adressering wordt niet beperkt, alhoewel wel voor sommige beloften, dat kun je in de belofte zelf lezen (dit bedoelde ik eerder met: “dit volgt uit de aard der belofte”), de beloften komen tot een ieder. Alleen diegenen die ze met een waar geloof aannemen hebben ook de bate der belofte (de vervulling). Ik zou zelfs willen zeggen: die Jezus Christus met een waar geloof aannemen. Misschien zitten we wat dat betreft toch dichter bij elkaar dan eerder gedacht, mijn terminologie heeft je vast en zeker af en toe op het verkeerde been gezet.
Geka schreef:2. Voor de helderheid: het gaat er mij niet om een gedoopt kind gerust te stellen in de zin van: het zit wel goed. Maar ondanks je waarschijnlijk niet serieus bedoelde opmerking is het wel waar wat je zegt: Inderdaad, een gedoopt kind is een stap dichter bij Christus dan de wereld! Nee, ik zeg niet dat de doop ons zalig maakt. Maar het is wel zo dat de beloften van het genadeverbond de kinderen van de gelovigen krachtens het verbond toekomen. Toekomen in de zin van: aangeboden worden. Zo spreekt Calvijn er ook over. De belofte is hen gegeven, als een grond van het geloof, zou Erskine zeggen. En juist vanwege dat laatste vind ik het zo belangrijk. De beloften zijn de grond van het geloof! Wie daarom zegt dat de beloften alleen voor de uitverkorenen zijn, staat middelijkerwijs het functioneren van het geloof tegen. Want juist die vrije en onvoorwaardelijke aanbieding van de beloften geeft een overtuigde zondaar geloofsvrijmoedigheid om tot Christus te gaan en te zeggen: Doe gelijk Gij gesproken hebt. Nee, zeg dan niet dat die overtuigde zondaar toch wel mag gaan omdat hij waarschijnlijk tot de uitverkorenen behoort. Zeg dat maar tegen zo iemand, dat is het laatste wat ik kan geloven. Sterker: daar mag hij zich niet mee bezig houden! Juist daarom is het zo belangrijk dat ons zicht hierop helder en Bijbels is. Nogmaals, niet om op valse grond gerust te stellen. Geen rustgrond, maar een pleitgrond. Onze kinderen leven onder Gods beloften, die betekend en verzegeld worden in de Heilige Doop. Tegelijk wil en moet ik ook blijven zeggen: tot zaligheid is het nodig dat de beloften in de weg van wedergeboorte, geloof en bekering in ons leven vervuld worden.
Daar wil ik geen letter vanaf doen. Maar omdat het in deze discussie vooral om het eerste gaat, wil ik dat ook benadrukken.
Om terug te komen op het vorige; misschien zitten we toch weer niet zo dicht bij elkaar als eerder gedacht. Want wat je hier zegt ben ik met je oneens. Een gedoopte is wat de zaak betreft, geen stap dichter bij het heil in Christus. Wel in die zin dat ze onder het Woord zitten en zalig kunnen worden in tegenstelling tot de wereld, die niet zalig kan worden (want het geloof is het uit het gehoor en het gehoor door het gepredikte Woord Gods). En dat is ook het eerste wat Paulus noemt, als hij al vragenderwijs de nuttigheid van de besnijdenis bespreekt (Romeinen 3:1, zoals al een aantal maal aangehaald). En is het dan niet opmerkelijk te noemen, dat Paulus, opgegroeid en onderwezen onder de oude bedeling, juist dit noemt?
Geka schreef:3. Tot slot: zonder lelijk te willen doen over de betreffende recensie/recensent, heeft de opmerking van Hervormde wel een waarheidselement. Ds. Schot kan blijkbaar niet zoveel met het betreffende artikel uit de DLR. Voorzien van allerlei mitsen en maren, en opmerkingen uit de Acta, kan het gehandhaafd worden. Is dat wel eerlijk en zuiver? Kan hij dan nog wel zuiver en eerlijk de inhoud overnemen? Eerlijk gezegd komen dit soort pogingen bij mij ook over als een vluchtweg om de letterlijke inhoud van het artikel te kunnen handhaven (je kunt ook moeilijk anders wanneer je je gereformeerd wilt noemen), maar inhoudelijk het aanpassen naar je eigen visie.
Maar goed, misschien moeten we dit punt laten schieten omdat het mogelijk te persoonlijk getint is.
Zou het misschien niet zo zijn dat Boston persoonlijk iets kende van het getuigenis in het hart dat zijn kinderen op grond van Gods verbondstrouw behouden mochten zijn en dat dat precies is wat ds. Schot bedoelt en dat ds. Kieviet daaraan nu juist voorbijgaat? Ik vond de recensie van ds. Schot trouwens helemaal niet zo afbranderig. Een ander punt is dat de DL wel redeneren juist vanuit Gods kinderen en niet vanuit kerkmensen in het algemeen, terwijl ds. Kempeneers een bredere kring van alle kerkmensen op het oog heeft.
Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9099
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door Bert Mulder »

Alleen de leer van de opname van de kinderen in het verbond, zoals die in de voorgaande hoofdstukken is gepresenteerd, biedt troost voor de gelovige ouders wanneer hun kinderen vroeg sterven. Deze troost wordt verwoord in artikel 17 van de DordtseLeerregels:

‘Nademaal wij van den wille Gods uit Zijn Woord moeten oordelen, hetwelk getuigt dat de kinderen der gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouders begrepen zijn, zo moeten de godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt. (Gen. 17:7; Hand. 2:39; 1 Kor. 7:14)’

Dit artikel is altijd betwist geweest. Ja, het is uit de polemiek geboren. Het was de reactie van de Synode van Dordrecht op de Arminiaanse laster van het Evangelie van soevereine genade. Zoals gesteld in de slotwoorden bij de Dordtse Leerregels, de laster was ‘dat vele onnozele kinderkens der gelovigen van de borsten der moeders worden afgerukt en tiranniglijk in het helse vuur geworpen, alzo dat hun noch het bloed van Christus baten kan, noch de doop, noch het gebed der Kerken bij hunnen doop.’ Dit artikel loochent de beschuldiging: "zo moeten Godvrezende ouders niet twijfelen aan de Verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt.

Zelfs binnen de Gereformeerde kerken, die dit artikel in hun belijdenis hebben staan, is er sprake van een polemiek. Bij tijd en wijle werd die polemiek verhit. De zaak is, het juiste verstaan van dit artikel. Sommigen beweren dat dit artikel leert, als een dogma, de zaligheid van elk kind van gelovige ouders wat jong sterft. Anderen verklaren dat dit artikel slechts suggereert dat het zeer wel denkbaar is dat deze kinderen gered zijn.

Ik erken dat er een zekere polemiek is tussen mijn Seminarie professor, de vermaarde Gereformeerde theoloog, Herman Hoeksema, en mij over de inhoud van dit artikel. Hij leerde dat er weinig verloren zou gaan voor Gereformeerde christenen wanneer dit artikel niet in belijdenis zou zijn opgenomen. Hij gaf een verklaring die niet eens de pretentie had van recht doen aan de inhoud van dit artikel. Hij legde de godvrezende ouders die verdriet hebben vanwege hun vroeg gestorven kind heel andere woorden in de mond dan die dit artikel impliceren.

‘Aan duidelijkheid en scherpheid van bepaling laat dit artikel zeker veel te wenschen over en het laat zich niet ontkennen, dat in den vorm waarin de zaak gegoten werd, zij eigenlijk geen stuk voor een belijdenis kan worden geacht……. Het ware dan ook uit dat oogpunt volstrekt geen verlies, indien Art. I, A, 17 nooit in de Leerregels ware opgenomen……

Met objectieve zekerheid valt er daarom ook van de jonggestorven kinderen niets anders te zeggen, dan dat de Heere uit ons zaad Zijn zaad redt…..

Als er nu uit het midden van zulk een gezin kinderen worden weggenomen, die zeker nog niet eenige houding bewust konden aannemen tegenover dat verbond des Heeren, dan ……. zeggen ze ook bij dat graf: Heere, ik heb in Uwen Naam een kind voortgebracht ……. wetende, dat Gij, naar Uw welbehagen, dat mij door het geloof altijd goed is, uit mijn zaad Uwe kinderen redt!’

Al tijdens mijn opleiding aan het Seminarie, opperde ik tegen mijn hoog geachte professor, met gepaste nederigheid, dat zijn houding ten opzichte van dit artikel niet juist was en dat zijn uitleg zeker geen recht deed aan de inhoud van dit artikel. In de loop van de jaren ben ik steeds meer overtuigd geraakt dat er meer te zeggen is over dit artikel dan dat Prof. Hoeksema toeliet. Inderdaad, artikel 17 geeft troost met betrekking tot de dood van vroeg gestorven kinderen van gelovige ouders, een troost die alleen het Gereformeerde geloof kan geven.



De betekenis van Artikel 17 van de Leerregels

Alhoewel het praktische aspect bij artikel 17 op de voorgrond staat, is er toch het dogmatische belang wat niet over het hoofd moet worden gezien. Het artikel is één van de weinige gedeeltes in de drie formulieren van enigheid die referenties bevat naar het verbond. Dit artikel toont dat het historisch, confessioneel, en typisch Gereformeerd is om te leren dat de kleine kinderen van gelovigen met hun ouders opgenomen zijn in het verbond der genade, waarom de doop ook vereist is. Zo’n vijftig jaar na de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus bevestigt dit artikel van de Dordtse Leerregels de scherpe veroordeling van de Baptische dwaling in de twee oudere belijdenissen.

Artikel 17 maakt ook duidelijk dat de Gereformeerde kerkvaders begrepen dat de heiligheid van de kinderen der gelovigen zoals geleerd wordt in 1 Korinthe 7:14 als wezenlijke heiligheid gewerkt in de kinderen door de wederbarende Geest: ‘….want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.’ Deze heiligheid is niet slechts een formeel apart zetten van de kinderen als uitwendige leden van de zichtbare kerk, zoals dit tegenwoordig de gangbare mening is geworden onder Gereformeerde en Presbyteriaanse theologen. Hoofdstuk 1 artikel 17 legt deze heiligheid uit als innerlijke, geestelijke vernieuwing door de Geest. Want dit artikel beschouwt deze heiligheid als bewijs voor de zaligheid van de kinderen die vroeg sterven. Wanneer de heiligheid waar 1 Korinthe 7: 14 over spreekt, niet meer zou zijn dan een uitwendig apart zetten van de kinderen, als leden van de zichtbare kerk, dan zou deze heiligheid in het geheel niets bewijzen met betrekking tot de uitverkiezing en zaligheid van de kinderen die sterven in hun jonkheid.

Het praktische doel van dit artikel is de troost voor godvrezende, Gereformeerde ouders die staan aan de kleine kist van hun baby, of jong gestorven kind. Er wordt gesproken over godvrezende ouders wiens kinderen in hun jonkheid sterven, niet alle ouders, en niet alle naam-christelijke ouders. Omdat de grond voor de troost van godvrezende ouders het verbond van de Heere God met hen en hun kinderen is, daarom hebben ongelovige ouders en naamchristelijke ouders geen enkele reden om te veronderstellen dat hun kinderen die jong sterven behouden zullen zijn. Daarentegen, hebben zulke ouders alle reden om de verdoemenis van hun kinderen te vrezen.

Maar de godvrezende ouders hoeven ‘niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt.’ Ook in de originele Latijnse tekst van de artikel 17 van de Dordtse Leerregels, komt dit duidelijk uit, ‘godvrezende ouders mogen niet twijfelen’. In de Nederlandse vertaling staat er ‘zo moeten de godzalige ouders niet twijfelen’. Ouders mogen niet twijfelen. Ze zijn verplicht om niet te twijfelen. Net zoals ze verplicht zijn om niet te twijfelen aan het Woord van God, ‘Ik zal uw God zijn, en van uw kinderen, in het genadeverbond,‘ twijfel is zondig ongeloof.

Wanneer we deze stelling positief zouden formuleren, dan zou de leer van artikel 17 van Dordt als volgt luiden, ‘zo hoeven de godzalige ouders niet te twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt.’

Het doet geen recht aan de woorden van de belijdenis wanneer deze uitgelegd worden in de zin dat godvrezende ouders zeker mogen zijn dat God Zijn kinderen redt uit hun kinderen. Deze uitleg weigert bewust om de rouwende ouders te troosten, die hun eigen kind naar het graf hebben moeten brengen. Maar dit is de troost die door dit artikel geboden wordt: godvrezende ouders hebben geen reden te twijfelen aan de uitverkiezing en het behoud van de kinderen van wie ze het lichaam moeten begraven.

Noch doet die uitleg recht aan de taal van het artikel betreffende de verzekering van de waarschijnlijke mogelijkheid van de zaligheid van kinderen die in hun jonkheid sterven. De uitleg doet te kort aan de woorden ‘moeten …. niet twijfelen’.

De uitleg van het artikel dat spreekt over de zaligmaking door God van zijn kinderen uit de kinderen van de gelovigen en de uitleg die de inhoud zelf maakt tot een aannemelijke zaligheid van kinderen die vroeg sterven is geen weerlegging van de laster van de Arminianen, die zeggen: ‘dat vele onnozele kinderkens der gelovigen van de borsten der moeders worden afgerukt en tiranniglijk in het helse vuur geworpen’.

Maar dit artikel wil die laster tegenspreken en weerleggen.

De andere uitleggingen van het artikel zijn helemaal geen uitleggingen van dit artikel. Het zijn theologische correcties op dit artikel.



Het fundament

Het fundament voor artikel 17 van de Dordtse Leerregels is niet het feit dat de kleine kinderen van nature goed zijn en pas later slecht worden, wanneer ze opgroeien. In dit geval zouden zij die vroeg sterven gered worden omdat ze niet de kans gehad hebben om slecht te worden. Met het oog op de Gereformeerde leer van de erfzonde, ontkent dit artikel dat de kinderen van nature ‘heilig zijn’. Van nature zijn deze kinderen van godvrezende ouders schuldig aan de ongehoorzaamheid van Adam, totaal verloren, en het oordeel waardig.

De grond voor de troost van artikel 17 is ook niet dat de fysieke kinderen van godvrezende ouders allemaal zijn opgenomen in zijn in Gods verbond van genade, maar sommigen vallen wanneer ze opgroeien uit het verbond doordat ze niet voldoen aan de voorwaarde van het verbond, namelijk geloof. In dit geval zouden de vroeg gestorven kinderen namelijk behouden en uitverkoren zijn, omdat ze nog niet de kans hebben gehad om het verbond te breken, waardoor ze verloren zouden gaan en eeuwig verdoemd worden.

Dat dit niet de grond is voor de troost van artikel 17 is ook wel duidelijk vanwege het feit dat dit artikel specifiek refereert aan kinderen die al vroeg sterven. Dit artikel refereert niet aan alle kinderen van godvrezende ouders in het algemeen. En ook, wat die kinderen die vroeg sterven betreft, refereert dit artikel aan hun ‘uitverkiezing en het behoud’. Wanneer hier geleerd zou worden dat alle kinderen van gelovige ouders op gelijke wijze in hun kindsheid in het genadeverbond opgenomen zijn, dan zou dit artikel dus leren dat alle kinderen in hun vroege jeugd, op gelijke wijze, uitverkoren en behouden zouden zijn. Afval en ongeloof wat zich later bij deze kinderen openbaart, zou dan impliceren dat de uitverkiezing, en het beginsel van het werk der zaligheid verloren kan gaan. En dit is nu precies de ketterij die de Dordtse Leerregels overal bestrijden.

De Acta van de Synode van Dordrecht maken duidelijk, dat de synode met artikel 17 twee dingen beoogt. Ten eerste, het wijst de Arminiaanse leer af die zegt dat zowel de verkiezing als de verwerping niet van toepassing zijn op kinderen. Deze leer volgt uit de Arminiaanse leer dat uitverkiezing en verwerping gebaseerd zijn op tevoren door God gezien geloof of ongeloof. En aangezien kinderen niet kunnen geloven, of ongelovig kunnen zijn, zijn kinderen geen object van predestinatie, van uitverkiezing, tenminste volgens de Arminiaanse theologie. Tegen dit dogma van de Arminiaanse theologie, bevestigen de Dordtse Leerregels dat kinderen wel degelijk voorwerp van uitverkiezing en verwerping kunnen zijn, al tijdens hun vroege jeugd. Met betrekking tot de kinderen van godvrezende ouders die jong sterven, hoeven en mogen godvrezende ouders niet twijfelen aan het feit dat deze kinderen voorwerp zijn van het eeuwige besluit van verkiezing.

Het tweede wat de synode in dit artikel 17 van Dordt doet is het afwijzen van de Arminiaanse laster dat de Gereformeerde leer van de uitverkiezing, godvrezende ouders berooft achterlaat met een diepe angst dat hun vroeg gestorven kinderen zeer wel eeuwig verworpen en verdoemd kunnen zijn. Hoewel de redenen hiervoor verschillend zijn, wezen toch alle Gereformeerde afgevaardigden en theologen naar de synode van Dordrecht deze Arminiaanse beschuldiging af. Men was het er unaniem over eens dat godvrezende ouders mogen geloven dat hun jong gestorven kinderen uitverkoren en behouden zijn.

De rigoureuze Gomarus was de vertegenwoordiger van alle theologen op de Dordtse synode.

‘De jonge kinderen dergenen, die in het verbond Gods zijn door Christus, en dergenen, die ware geloovigen zijn, dezelve gelooven wij Godvruchtelijk, dat mede verkoren zijn, indien zij voor het gebruik der rede komen te sterven, naar uitwijzen van het formulier des verbonds: Ik ben uw God en uws zaads God; Gen. 17: 7, en Hand. 2: 39. Doch, indien ze tot het gebruik der rede komen, zoo bekennen wij die alleen uitverkorenen te zijn, die in Christus gelooven, want deze alleen worden naar het Evangelie behouden.’

Iedereen op de Dordtse synode was het er over eens, dat God volkomen rechtvaardig zou zijn, wanneer hij alle kinderen van gelovigen zou veroordelen, wanneer ze jong sterven. Deze kinderen zijn, net als de rest van het menselijk geslacht, schuldig aan de ongehoorzaamheid in Adam en hebben een verdorven natuur, van hun geboorte af. Maar de Schrift leert de genadige geneigdheid van God ten opzichte van de kinderen van gelovige ouders die jong sterven in Genesis 17: 7, Mattheüs 19: 14 en Handelingen 2: 39. Deze passages heeft artikel 17 in gedachten samen met 1 Korinthe 7: 14 wanneer hier gesproken wordt over ‘………zijn eigen Woord. Dit verzekert ons ervan, dat de kinderen van de gelovigen heilig zijn, ………………… uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouders begrepen zijn.’

De grond van de troost van artikel 17 is het genadeverbond, wat geworteld is in de uitverkiezing waardoor de zaligheid verkregen wordt. Heel specifiek is de grond voor de opname van de uitverkoren kinderen van gelovige ouders, al heel vroeg in hun jeugd, het verbond met de ouders: ‘uit kracht van het genadeverbond, waartoe zij (de kinderen der gelovigen) met hun ouders behoren.’

De gedachtegang van de kerkvaders van Dordt, zoals dat hier in artikel 17 wordt beschreven, is dat God de verworpen kinderen van godvrezende ouders tot de jaren der rede laat komen, zodat ze betonen dat ze zelf schuldig zijn aan de schending van het verbond door hun goddeloze ongeloof en ongehoorzaamheid. De typische voorbeelden van verworpen kinderen van godvrezende ouders in de Bijbel – Kaïn, Ezau, Absalom en Judas Iskariot - ondersteunen deze gedachtegang. De Schrift spreekt nooit over de verwerping en vervloeking van kinderen van godvrezende ouders die jong sterven.



Unieke troost

Stevig gefundeerd op het verbond en weloverwogen gebruik makend van de zeer sterke uitdrukking – ‘moeten niet twijfelen’ – is artikel 17 van de Dordtse Leerregels een grote troost voor godvrezende ouders wiens verdriet groot is. De troost van dit artikel mag ik niet minimaliseren. Maar daarentegen acht ik de Dordtse Leerregels hoog, vanwege hun praktische en pastorale betrokkenheid op overleden kleine kinderen en zelfs miskramen.

Rouwende, godvrezende ouders leven niet zonder troost. Rouwende godvrezende ouders staan niet aan de rand van een graf twijfelend over hun kind wat net gestorven is.

Alleen het Gereformeerde geloof kan deze troost geven. Alleen het Gereformeerde geloof leert het genadeverbond van God met kleine kinderen. Alleen het Gereformeerde geloof leert de zaligmaking uit soevereine genade, buiten de wil van de zondaar om, een wil die bij een klein kind ten enen male ontbreekt. Alleen het Gereformeerde geloof leert de wedergeboorte als het werk van de almachtige Heilige Geest van Christus, in de zondaar die zelf passief is, een wedergeboorte die voor het kind noodzakelijk is om gered te worden.

Tevens herinnert artikel 17 rouwende ouders eraan dat de dood van hun geliefde kind de wil en het werk is van de soevereine God. Artikel 17 refereert aan deze kinderen als aan hen welke God ‘in hun kindsheid uit dit leven wegneemt.’ Ook dit is troost. En alleen het Gereformeerde geloof kent een soevereine God.

Deze troost overheerst in feite in de Gereformeerde kerken die artikel 17 ter harte nemen. Dominees spreken een bemoedigend woord met betrekking tot deze kinderen, geen woord van twijfel. Ouders zien hun kinderen opgenomen onder hen die leven ‘in glorie’, omdat ze als klein kind gestorven zijn. Er is in het rouwhuis geen hopeloze schreeuwende rouw wat het eeuwige heil van deze kinderen betreft, verdriet wat nog boven op het natuurlijke verdriet vanwege het verliezen van een kind komt, maar er is ingehouden verdriet en rouw voor hen die getroost worden door het evangelie van artikel 17. Dat is Gereformeerd! Dit is de impact van Artikel 17!

De troost van artikel 17 wordt niet tenietgedaan, of afgezwakt, door de ‘negatieve’ manier van uitdrukken ze ‘moeten ….. niet twijfelen’, maar daarmee wordt tegelijk ‘positief’ gezegd, ze ‘mogen zeker zijn.’ Heel welbewust heeft de Synode van Dordrecht de troost voor godvrezende ouders geformuleerd, zoals het hier staat. Opzettelijk heeft men niet geschreven, ‘zo mogen de godzalige ouders zeker zijn van de uitverkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt.’ Opzettelijk heeft men gezegd ‘Daarom moeten godvrezende ouders niet twijfelen’.

De negatieve uitdrukking van artikel 17 is geen zwakheid. Feit is dat we niet zeker zijn van en niet zeker kunnen zijn van de uitverkiezing en zaligheid van iemand anders dan alleen onszelf. Slecht één mens is zeker van mijn uitverkiezing en zaligheid, namelijk: ikzelf. Zelfs met betrekking tot volwassenen die openlijk hun geloof in Christus belijden en die gewoon geleefd hebben geldt dat onze troost is, dat we geen reden hebben om te twijfelen aan hun uitverkiezing en behoud. Alleen God kent met zekerheid die de Zijnen zijn (2 Tim. 2: 19), of het nu aan het graf is van een volwassene die een goed getuigenis heeft gegeven, of dat we staan aan het graf van een klein kind van gelovige ouders, we erkennen altijd openlijk de alwetendheid van God en de beperkte kennis die wij hebben. Op grond van Zijn Woord, is het afdoende troost voor ons dat we geen reden om te twijfelen, en stevige redenen om te geloven, in de uitverkiezing en het behoud van de belijdende volwassene en het kleine kind van gelovige ouders. Wanneer ik als gelovige die volhard heeft tot het einde van een leven van meer dan zestig jaar sterf, dan is de troost voor mijn familie dat ze geen reden hebben om te twijfelen aan mijn uitverkiezing en mijn zaligheid. Hun troost is gelijk aan die van gelovige ouders bij de dood van hun kleine kind.



De impliciete leer van het verbond

Hoewel artikel 17 van de Dordtse Leerregels geen dogmatisch artikel is, maar een artikel wat troost haalt uit de leer voor het grote verdriet in het leven van sommige Gereformeerde christenen, toch is er een belangrijk dogma wat impliciet staat in dit artikel. Dit dogma is de leer van de plaats van de kinderen in het verbond.

Dit artikel weerspreekt zeker de visie die de Baptisten hebben op de kinderen, ook die van de zogenaamde ‘Calvinistische’ Baptisten. Baptisten ontkennen dat kleine kinderen samen met hun ouders zijn opgenomen in het genadeverbond. Door dit te ontkennen, ontkennen ze de zaligheid van hun kleine kinderen. Volgens de leer van de Baptisten, zijn de kleine kinderen alleen gered wanneer ze oud genoeg zijn om voor Christus te kiezen, om te geloven, of om een bekeringservaring te hebben. Baptisten missen noodzakelijkerwijs de troost van artikel 17 wanneer hun kinderen jong sterven, want deze troost is gebaseerd op de opname van de kinderen van gelovigen in het genadeverbond.

Dit artikel veroordeelt tevens een leer over de plaats van de kinderen in het verbond die steeds meer de overhand krijgt in Gereformeerde kerken. Deze doctrine leert dat de geboorte van kinderen van gelovige ouders, en in het bijzonder de doop van deze kinderen, slechts betekend dat de kinderen formeel en uitwendig opgenomen zijn in het verbond. De feitelijke verlossing van het kind vindt alleen plaats totdat en tenzij het kind voldoet aan de voorwaarde van geloof in Jezus Christus, of totdat het kind een bekeringservaring heeft gehad. De heiligheid waar 1 Korinthe 7: 14 over spreekt ('Maar nu zijn ze (de kinderen van gelovigen) geheiligd'), wordt door hen die deze leer verdedigen uitgelegd, niet als feitelijke heiligheid of wedergeboorte door de inwonende Geest van Christus, maar slechts als formeel en uiterlijk apart zetten van dit kind van andere kinderen.

Sommige Gereformeerde kerken prediken deze visie op de kleine kinderen van gelovige ouders openlijk en direct: ‘Alle kinderen zijn niet wedergeboren en niet gered, totdat ze een bekeringservaring hebben, gewoonlijk veel later tijdens hun leven’. Een recent boek over de kinderdoop, ‘De kwestie van de verbondsmatige kinderdoop’, maakt duidelijk dat deze meedogenloze visie op gedoopte kinderen de meerderheidsmening is onder Gereformeerde en Presbyteriaanse kerken. De deelnemers representeren een breed spectrum van Gereformeerde en Presbyteriaanse kerken. Bijna alle schrijvers leren dat de gedoopte kinderen van gelovige ouders slechts uitwendig in het verbond zijn opgenomen. Ze zijn niet zalig, ze moeten niet gezien worden als zalig, en ze moeten niet als zodanig worden opgevoed. De verbondsbelofte van God en het verbondsteken en –zegel plaatsen hen slecht in een begenadigde positie om gered te worden door hun latere daad van bekering.

Dat dit niet de historische Gereformeerde en Presbyteriaanse leer van de kinderdoop is en de visie op de verbondskinderen, wordt getoond in een ander vrij recent boek over dit onderwerp, ‘De Presbyteriaanse leer van de kinderen in het verbond’, door Lewis Bevens Schenck. Schenck bewijst aan dat ‘de leer van de historische Gereformeerde kerk was ………. dat: ‘aangezien de belofte niet alleen voor de ouders is, maar ook voor hun zaad, dat de kinderen daarom op bevel van God gezien moeten worden en behandeld moeten worden als deel uitmakend van het getal van de uitverkorenen’.

De gepaste benadering en opvoeding van kinderen door ouders en kerken is een ‘Christelijke (op)voeding’, niet om een dramatische bekeringservaring te eisen zoals men op revivals ziet.

Zij die de gedoopte kinderen zien als slechts uitwendig opgenomen in het verbond hebben ook bezwaar tegen de leer die zegt dat uitverkoren kinderen gewoonlijk vroeg in hun jeugd wedergeboren worden. Ze veroordelen deze leer als de dwaling van de ‘veronderstelde wedergeboorte’.

De visie op gedoopte verbondskinderen, die overwegend voorkomt binnen Gereformeerde kerken vandaag aan de dag, is niet in overeenstemming met artikel 17 van Dordt. Deze meest gebruikelijke visie ziet de heiligheid van kinderen van gelovigen waar 1 Korinthe 7: 14 over spreekt, als formele en uitwendige heiligheid. Artikel 17 leert dat deze heiligheid inwendig en feitelijk is, immers deze heiligheid van 1 Korinthe 7: 14 impliceert het behoud en de uitverkiezing van kinderen die jong sterven. De gebruikelijke visie verbiedt gelovige ouders om hun kinderen te zien als zijnde wedergeboren. Artikel 17 daarentegen geeft gelovige ouders de instructie dat ze niet moeten twijfelen aan de wedergeboorte van hun kinderen die vroeg in hun jeugd sterven. De veel voorkomende visie ontkent vaak dat de eeuwige verkiezing de zaligheid van kinderen van gelovigen in het verbond bepaalt. Deze leer heeft grote bezwaren tegen de gedachte dat de uitverkiezing de benadering van de kinderen van gelovige ouders bepaald. Artikel 17 leert dat de uitverkiezing bepalend is voor het behoud van jong gestorven kinderen van gelovige ouders. Dit artikel staat erop dat de visie van ouders op hun jong gestorven kinderen gestempeld wordt door de uitverkiezing.

Toegegeven, artikel 17 van Dordt refereert alleen aan die kinderen van gelovigen die jong sterven. Maar als God uitverkoren kinderen die in hun kindsheid sterven herboort en zalig maakt, dan is er goede reden om te geloven dat Hij, in de regel, ook de andere kinderen al jong wedergeboren doet worden. De Schrift leert dit ook, bijvoorbeeld wanneer ze spreekt over de sprong die Johannes de Doper maakte in de schoot van zijn moeder, zodra de Christus aankomt (Luk. 1: 41-45). Zij die gebonden zijn aan artikel 17 van de Dordtse Leerregels kunnen toch zeker geen bezwaar maken tegen de leer van wedergeboorte bij uitverkoren kinderen, al tijdens hun heel vroege jeugd? Dit impliceert tevens de feitelijke heiligheid van deze kinderen door de inwoning van de Heilige Geest van Jezus Christus.

Er staat ook een leerstelling in Artikel 17, de leer van een juist verstaan van de Kinderdoop en de opname van de kinderen van gelovigen in het genadeverbond. Kinderen zijn in het verbond begrepen, net als hun ouders. Ze zitten in het verbond, niet slechts uitwendig en formeel, maar feitelijk en inwendig. Ze zitten, in de regel, inwendig en feitelijk in het verbond, vanaf hun vroege jeugd af aan. ‘dat de kinderen der gelovigen heilig zijn, ……………… uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouders begrepen zijn.’

Dit is de betekenis van de belofte, ‘Ik zal de God zijn van uw kinderen’. Deze verbondsbelofte betekent niet zoiets als: ‘ooit zal Ik de God zijn van u en uw kinderen, ooit wanneer ze opgegroeid zijn, wanneer ze voldaan hebben aan de voorwaarde van geloof of het hebben van een bekeringservaring’. Maar deze belofte betekent: ‘Ik zal de God zijn van uw kleine kinderen, nu in hun vroege jeugd, vanwege mijn eigen genade in Jezus Christus en daarom zullen ze ook ooit, wanneer ze opgroeien, gaan geloven en zich bekeren’.

Dit is de betekenis en waarde van de doop. In de taal van het Doopformulier, de Heilige Doop betuigt en verzegelt ons de afwassing der zonden door Jezus Christus. God de Vader betuigt en verzegelt dat Hij een eeuwig verbond der genade opricht met de kleine kinderen der gelovigen en adopteert de kleine kinderen als Zijn kinderen en erfgenamen. God de Zoon verzegeld dat Hij de kleine kinderen wast in zijn bloed van al hun zonden, hen inlijvende in de gemeenschap van zijn dood en opstanding. God de Heilige Geest verzekert de doopouders, als ze hun kleine kinderen dopen, en de kinderen zelf zo gauw ze tot kennis van het evangelie komen, dat Hij in de kleine kinderen woont en hen heilig maakt tot lidmaten van Christus.….

Op het overblijvende bezwaar dat onze kinderen dit toch niet begrijpen, reageert ons Doopformulier met de woorden dat onze kinderen dit wel niet begrijpen, maar ‘zo mag men ze nochtans daarom van den Doop niet uitsluiten, aangezien zij ook zonder hun weten der verdoemenis in Adam deelachtig zijn, en alzo ook weder in Christus tot genade aangenomen worden.’ De gedachte hierbij is dat ze delen in de verdoemenis van Adam, zonder dat ze het zelf weten, zo ontvangen ze ook, en delen ze in, en bezitten ze de genade in Christus, zonder dat ze het weten, van kindsbeen aan.

En deze opname van de kinderen in het verbond is bepaald door verkiezing, ‘zo moeten de godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt.’ Uitverkiezing is de bron voor het behoud in het verbond en het is tevens de bron voor het behoud van mensen op de zendingsvelden. Reagerend op de Arminiaanse ontkenning van het feit dat kinderen object zijn van uitverkiezing, hebben de Utrechtse afgevaardigden op de Synode van Dordt het volgende gezegd: ‘Indien daar geene verkiezing is van de jonge kinderen, zoo is voor dezelve ook geene belofte der verlossing noch zaligheid. Want de zaligheid, en de belofte er van, is nergens anders uit, dan uit de verkiezing ter zaligheid.‘



De vereiste opvoeding

De leer van artikel 17 over de plaats van de kinderen in het verbond heeft ook belangrijke praktische consequenties voor de opvoeding van kinderen vanaf de geboorte. We moeten ze niet zien als niet wedergeboren en verloren totdat ze opgegroeid zijn en gaan geloven, of een bekeringservaring hebben gehad. Vanuit die visie is de taak van de ouders om de verloren kinderen tot bekering te brengen. De bekering wordt door veel ouders opgevat als een soort dramatische gebeurtenis, die precies gedateerd kan worden. Vanzelfsprekend zal, als de ouders dit zo zien, dit dan ook de visie zijn die de kinderen hebben op zichzelf, ze zijn verloren en niet wedergeboren, ze zijn ‘brandhoutjes voor de hel’. Bij gebrek aan, of twijfel over, een dramatische bekeringservaring, blijven ze altijd onzeker van hun behoud.

Artikel 17 instrueert godvrezende ouders om hun kinderen te zien als wedergeboren, uitverkoren, geredde kinderen, vanaf hun baby zijn af. Dienovereenkomstig moeten we hen opvoeden, dat is in de woorden van Efeze 6: 4, we voeden kinderen op die geestelijk levend zijn, we voeden ‘hen op in de lering en vermaning des Heeren’. We voeden kinderen op die al ‘in den Heere’ zijn door de wederbarende genade van Jezus Christus, totdat ze geestelijke volwassenheid bereiken (Ef. 6: 1). We doen dit door hen te onderwijzen in het Woord van God, thuis, in de kerk en op een goede christelijke school.

In deze opvoeding is ook opgenomen de noodzaak tot bekering van zonden en geloof in de zaligheid door Christus, evenals de gehoorzaamheid aan de geboden van God in dankbaarheid aan Hem voor de zaligheid die Hij heeft gegeven. Dit berouw en dit geloof zijn de echte bekering voor kinderen. Gewoonlijk vindt de bekering van een kind geleidelijk plaats, bijna onmerkbaar door het werk van de Heilige Geest tijdens de vroege jeugd van dat kind. Even voor mijzelf sprekend, mij wordt soms gevraagd door mensen uit een 'opwekkingsbeweging, in plaats van een verbondsmatige mentaliteit: ‘wanneer bent u bekeerd?’. Aan hen antwoord ik oprecht en serieus: ‘wanneer werd ik niet bekeerd?’ en ik voeg er aan toe: ‘en ik wordt nog steeds bekeerd’.

Dit is de opvoeding die alle kinderen moeten krijgen, alhoewel niet alle fysieke kinderen van godvrezende ouders uitverkoren zijn. In hoofdstuk 1 artikel 10 wordt, met een beroep op Romeinen 9: 11-13, expliciet gezegd dat sommige kinderen van gelovige ouders verworpen zijn. In het onderwijs van hun kinderen, maken de ouders duidelijk dat niet elk kind van gelovige ouders noodzakelijkerwijs uitverkoren is. Ze dringen er bij hun kinderen op aan om van verkiezing zeker te worden, op gelijke wijze als ze zelf daarvan zeker geworden zijn, namelijk door geloof met heel het hart in het Evangelie van Jezus Christus. Ze waarschuwen hun kinderen tegen het verachten van het verbond, de Christus van het verbond, en de zaligheid van het verbond.

De uitverkoren kinderen zijn echte kinderen van godvrezende ouders - de echte verbondskinderen – net zoals de uitverkorenen, gelovige nakomelingen van Abraham het echte zaad van Abraham zijn (Rom. 4: 11; Rom. 9: 6-8). Godvrezende ouders geven hun kinderen de opvoeding die ze aan uitverkoren kinderen moeten geven. Deze opvoeding is vruchtbaar in het verbondsleven en de trouw van de uitverkoren, geestelijke kinderen. Het verworpen, vleselijke zaad, zoals Ezau, de onheiligen en de hoereerders verkopen hun geboorterecht en hebben het bloed des testaments onrein geacht – ze doen hun ouders en de kerk verdriet ! – en ze maken zichzelf voorwerp van de verschrikkelijke verbondswraak, wanneer ze tot de jaren der rede komen (Hebr. 10: 29; 12: 16, 17).

Aldus Prof. Engelsma


http://www.cprf.co.uk/languages/dutch_c ... c190512384
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Gebruikersavatar
Margriet
Berichten: 1517
Lid geworden op: 17 dec 2003, 04:15
Locatie: Michigan
Contacteer:

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door Margriet »

Dank je Bert voor deze posting. Had mijn dominee 20 jaar geleden dit maar gelezen....
maar hij had het toch moeten weten ???
Christian faith has to do less with what you know and more with whom you know, namely God and God in Christ. Rev. Martin E Marty
Gebruikersavatar
memento
Berichten: 11339
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door memento »

Erasmiaan schreef: Zou het misschien niet zo zijn dat Boston persoonlijk iets kende van het getuigenis in het hart dat zijn kinderen op grond van Gods verbondstrouw behouden mochten zijn en dat dat precies is wat ds. Schot bedoelt en dat ds. Kieviet daaraan nu juist voorbijgaat?
Dát is nu juist het gevaarlijke! Niet ons persoonlijke gevoelen geeft kracht aan de belofte (en oh, hoe vaak zit ons gevoel er niet naast!), maar de God die de belofte spreekt. Onze zekerheid ligt in de belofte Gods, niet het gevoelen of ervaren daarvan! Oh arm christenmens die alleen maar wat heeft aan de belofte, als deze gevoelig ervaren wordt. Júist als het gevoel weg is, of bestreden wordt, is de belofte de kracht van een gelovige, omdat hij weet dat (alhoewel hij niet kan zien hoe) God het doen zal...

Well, en dat is nu ook de troost van de belofte aangaande de kinderen des verbonds (ook uiterlijke verbondskinderen): Dat God het doen zal, ook al kunnen wij niet bezien hoe. Wie daaraan twijfelt, denkt te klein over God.
Geka
Berichten: 440
Lid geworden op: 11 aug 2006, 19:32

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door Geka »

Beste Erasmiaan,

1. Het citaat wat je geeft van de Erskines geeft geen antwoord op mijn vraag waar zij een onderscheid maken tussen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke beloften. Dat onderscheid maken zij echt niet.
Wat wel duidelijk wordt uit je citaat is dat de Erskines (en Boston eveneens), sterk onderscheiden tussen wezen en bediening van het verbond. Zoals ook Olevianus dat reeds deed.
Als het gaat om het wezen van het verbond betrekken de Erskines en Boston de beloften (alle beloften zonder onderscheid!) op Christus en de uitverkorenen. Vanuit de verbondsgedachte: omdat Christus aan de voorwaarden van het verbond voldaan heeft, zijn de beloften in de allereerste plaats aan Hem gedaan. En in Hem aan allen die deel zullen ontvangen aan het heil wat Christus verdiend heeft: de uitverkorenen.
Maar als het gaat om de bediening van het verbond, leren zowel de Erskines als Boston dat daarin de beloften (en opnieuw: alle beloften zonder onderscheid!) worden aangeboden aan alle hoorders van het evangelie. Als een recht van toegang, en (zie citaat Boston) als een grond voor het geloof. Juist dat laatste aspect is van groot belang. Alleen het zaligmakend geloof geeft daarbij het recht van bezit op de belofte.

Mijn grote bezwaar tegen de stelling dat de absolute beloften voor de uitverkorenen zijn, en de voorwaardelijke beloften voor alle hoorders; is dat deze stelling vanuit de visie van de Erskines en Boston het onderscheid tussen wezen en bediening verwart.
De Erskines en Boston zeggen nergens in de bediening van het verbond (de prediking!!) dat de beloften alleen voor de uitverkorenen zijn. Integendeel: zie mijn citaten. Boston verkondigt alle beloften, ook de onvoorwaardelijke beloften, aan alle hoorders van het Evangelie!
Wat is het arm, om alleen de voorwaardelijke beloften aan allen te prediken. Want wat die voorwaardelijke beloften eisen (geloof, bekering), dat wordt nu juist in de onvoorwaardelijke beloften aangeboden! En wie ervaart zelf niet te kunnen geloven, wordt dan op zichzelf teruggeworpen. Want die onvoorwaardelijke beloften zijn voor de uitverkorenen.
Nee, de oudvaders die een onderscheid maken tussen voorwaardelijk en onvoorwaardelijke beloften, wijzen juist op het vertroostende van het feit dat de onvoorwaardelijke beloften beloven wat de voorwaardelijke beloften eisen. Wie daarom niet geloven kan, mag vluchten en pleiten op Gods onvoorwaardelijke belofte: Ik zal u Mijn geest geven.
En het van Gods wege geschonken recht om op die belofte te pleiten wordt gegeven in de aanbieding van het Evangelie. En dat is nu de grond van het geloof, wat de toevlucht neemt tot deze belofte.

Kortom; bij de Erskines en Boston worden de beloften in de bediening van het verbond nooit op de uitverkorenen betrokken, ook al doen ze dat juist uitdrukkelijk wel in hun theologisch spreken over het wezen van het verbond.
En vanwege dit (grote) verschil vind ik het onjuist om te beweren dat de bewuste onderscheiding in lijn is met deze Schotse predikers. Het is niet voor niets dat juist ds. Kok zich beroepen heeft op Boston en de Erskines. En ik vind het in dit verband ook veelzeggend dat een huidige predikant van de GG in een interview gezegd heeft dat in het tweede deel van het boek van Boston over het genadeverbond (en dat tweede deel gaat juist over de bediening in de prediking!), uitspraken staan die hij nooit vanaf zijn kansel zou willen doen.
Dat lijkt me opnieuw een bewijs dat de verbondsleer van de Erskines en Boston niet 1 op 1 dezelfde is als vooral binnen de GG beweerd wordt. Ook al had ds. Kok minder aandacht voor het wezen van het verbond dan de Erskines en Boston, als het gaat om de bediening (de prediking!) zat die wel duidelijk op 1 lijn met hen. En juist hij(!) beriep zich op het tweede deel van het boek van Boston.

2. Wat betreft je uitspraak over dichter bij Christus zijn: Ik begrijp wat jij bedoelt. En in zekere zin deel ik dat: ook een verbondskind is zonder geloof en bekering buiten Christus, en dus evenmin delend in de zaligheid als een heiden. Het is terecht om op dat aspect te wijzen.
Maar zonder daar iets vanaf te doen denk ik dat de Schrift nog een ander accent hierin laat horen: Dat er wel degelijk sprake is van ‘dichter bij het Koninkrijk Gods kunnen zijn’ dan anderen, zonder er daadwerkelijk in te delen. Denk aan de woorden van Christus over Kapernaum, etc. De Schrift spreekt over ‘kinderen des Koninkrijks’ die toch verloren gaan.
Dat tekent de ernst! Ze waren wel degelijk dichter bij het Koninkrijk van Christus dan de heidenen, maar ze gingen verloren. Omdat ze niet in Christus (wilden) geloven,
Dat accent is dus even Bijbels.

3. Wat betreft de opmerkingen van ds. Schot: ik ben het eens met de reactie van Memento hierop. En ik kan de opmerkingen van ds. Kieviet goed begrijpen, al is zijn toon (te) heftig.
Waarom? Waarom zo’n recensie op deze verdacht makende toon? De slotwoorden uit de reactie van ds. P. Roos zijn me wel uit het hart gegrepen: Zal dan het zwaard eeuwiglijk verteren? Dat geldt ook het kerkelijk zwaard.
Gebruikersavatar
memento
Berichten: 11339
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door memento »

En ik kan de opmerkingen van ds. Kieviet goed begrijpen, al is zijn toon (te) heftig.Waarom? Waarom zo’n recensie op deze verdacht makende toon? De slotwoorden uit de reactie van ds. P. Roos zijn me wel uit het hart gegrepen: Zal dan het zwaard eeuwiglijk verteren? Dat geldt ook het kerkelijk zwaard.
Is dat écht te scherp? Het gaat hier om heel wezenlijke zaken.

Als ik de Reformatoren lees, bv Calvijn en Bullinger, valt mee steeds op hoe vaak de goedwilligheid van God met betrekking tot onze zaligheid voorbij komt. Geloven definieert Calvijn ook als "een vaste en zekere kennis aangaande de goedwilligheid van God". Blijkbaar geloven sommigen zó weinig in de goedwilligheid Gods, dat ze durven twijfelen aan de zaligheid van kinderen van wie God heeft gezegd dat Hij hen tot een Vader wil zijn...

Ja, de zekerheid in de vaste, controleerbare en onwankelbare beloften Gods wordt weggenomen, en gelegd in de wankele, oncontroleerbare en zwakke grond van het menselijke gevoelen. Men durft zelfs onze geliefde belijdenisgeschriften onder kritiek te stellen!

Al deze zaken lijken mij grond genoeg voor een heilige toorn. Dat neemt niet de pijn weg van de verdeeldheid en de hoop op eenheid, en ik stel daarmee ook niet dat ze daarmee niet bij Gods volk horen ofzo, maar wél dat het een gruwelijke dwaling is.
Erasmiaan
Berichten: 8596
Lid geworden op: 17 okt 2005, 21:25

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door Erasmiaan »

Beste Geka,

Ik wil de discussie Boston - Erskines - beloften - verbond even laten voor wat ze is. Allereerst ben ik niet heel goed thuis in hun geschriften (daar wordt aan gewerkt ;)), ten tweede zijn ook deze geschriften niet het einde van alle tegenspraak en ten derde, in grote lijnen kan ik het met je eens zijn (het is geen verschil als tussen Kersten en Kuyper, om maar een voorbeeld te noemen).

Al moet ik zeggen dat ik hier nog steeds moeite mee heb: de beloften "als een grond voor het geloof" (van onwedergeborenen). En dan vooral de praktische uitwerking in de prediking hiervan.
Geka schreef:Wat betreft je uitspraak over dichter bij Christus zijn: Ik begrijp wat jij bedoelt. En in zekere zin deel ik dat
Gelukkig.
Geka schreef:sprake is van ‘dichter bij het Koninkrijk Gods kunnen zijn’ dan anderen
Maar dan enkel in het feit dat hun de Woorden Gods zijn toebetrouwd. We moeten hier oppassen geen derde weg te creëeren.
memento schreef:Dát is nu juist het gevaarlijke! Niet ons persoonlijke gevoelen geeft kracht aan de belofte (en oh, hoe vaak zit ons gevoel er niet naast!), maar de God die de belofte spreekt. Onze zekerheid ligt in de belofte Gods, niet het gevoelen of ervaren daarvan! Oh arm christenmens die alleen maar wat heeft aan de belofte, als deze gevoelig ervaren wordt. Júist als het gevoel weg is, of bestreden wordt, is de belofte de kracht van een gelovige, omdat hij weet dat (alhoewel hij niet kan zien hoe) God het doen zal...

Well, en dat is nu ook de troost van de belofte aangaande de kinderen des verbonds (ook uiterlijke verbondskinderen): Dat God het doen zal, ook al kunnen wij niet bezien hoe. Wie daaraan twijfelt, denkt te klein over God.
Wie heeft het hier over gevoel? Ik niet in ieder geval.

En als men alleen uit de belofte moet leven zonder dat deze persoonlijk toegepast is, (bijv. een onwedergeborene met de belofte van Christus) dan heeft men een arm portie, ja dan is het enkel een historieel geloof.

Overigens laat ook ds. Kempeneers ruimte voor het getuigenis Gods in mensenharten aangaande de zaligheid van het jonggestorven verbondskind.
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 13793
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door Herman »

Erasmiaan schreef: Zou het misschien niet zo zijn dat Boston persoonlijk iets kende van het getuigenis in het hart dat zijn kinderen op grond van Gods verbondstrouw behouden mochten zijn en dat dat precies is wat ds. Schot bedoelt en dat ds. Kieviet daaraan nu juist voorbijgaat? Ik vond de recensie van ds. Schot trouwens helemaal niet zo afbranderig. Een ander punt is dat de DL wel redeneren juist vanuit Gods kinderen en niet vanuit kerkmensen in het algemeen, terwijl ds. Kempeneers een bredere kring van alle kerkmensen op het oog heeft.
Ik reageer op de laatste twee zinnen.

Hier een citaat van ds. Kempeneers om je laatste zin te weerleggen: Want willen ouders troost kunnen putten uit het objectieve spreken van God, dan hebben wij het waarachtige geloof als onmisbaar instrument nodig. Dit citaat stelt m.i. jou voorkeur voor Bostons persoonlijke getuigenis op gelijke hoogte met de weergaven van de ds. K. en K.

Op het moment dat dit citaat ten onrecht in twijfel wordt getrokken, en ook wordt vermengt met een achterdocht richting een drie-verbondenleer, dan wordt een recensie erg afbranderig.
Gebruikersavatar
Marnix
Berichten: 13464
Lid geworden op: 21 jul 2005, 13:18
Locatie: Hilversum

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door Marnix »

n als men alleen uit de belofte moet leven zonder dat deze persoonlijk toegepast is, (bijv. een onwedergeborene met de belofte van Christus) dan heeft men een arm portie, ja dan is het enkel een historieel geloof.
Bij volwassenen gaat dat zeker op, maar we hebben het hier over kinderen waarbij persoonlijke toepassing nog niet aan de orde is. Dan is het juist zo rijk omdat we mogen weten: Het begint niet bij de mensen, of bij onze bewustworden, ons gevoel. Het begint bij God en voor wij ook maar iets praktisch kunnen toepassen, zonder dat we het kunnen begrijpen, zijn de beloften van Christus er al voor dat kind. Als je kind dan sterft, mag je vanuit die beloften weten dat, ook al heeft het het evangelie zelf nooit kunnen begrijpen en geloven.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Erasmiaan
Berichten: 8596
Lid geworden op: 17 okt 2005, 21:25

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door Erasmiaan »

Herman schreef:
Erasmiaan schreef: Zou het misschien niet zo zijn dat Boston persoonlijk iets kende van het getuigenis in het hart dat zijn kinderen op grond van Gods verbondstrouw behouden mochten zijn en dat dat precies is wat ds. Schot bedoelt en dat ds. Kieviet daaraan nu juist voorbijgaat? Ik vond de recensie van ds. Schot trouwens helemaal niet zo afbranderig. Een ander punt is dat de DL wel redeneren juist vanuit Gods kinderen en niet vanuit kerkmensen in het algemeen, terwijl ds. Kempeneers een bredere kring van alle kerkmensen op het oog heeft.
Ik reageer op de laatste twee zinnen.

Hier een citaat van ds. Kempeneers om je laatste zin te weerleggen: Want willen ouders troost kunnen putten uit het objectieve spreken van God, dan hebben wij het waarachtige geloof als onmisbaar instrument nodig. Dit citaat stelt m.i. jou voorkeur voor Bostons persoonlijke getuigenis op gelijke hoogte met de weergaven van de ds. K. en K.

Op het moment dat dit citaat ten onrecht in twijfel wordt getrokken, en ook wordt vermengt met een achterdocht richting een drie-verbondenleer, dan wordt een recensie erg afbranderig.
Maar heeft hij dát dan met dit boekje willen zeggen?
Dat klinkt dan weer niet erg in overeenstemming met het door Wilhelm aangehaalde interview. Maar als het inderdaad zo is, dan hoor je mij niet en dan doet de recensie van ds. Schot geen recht aan het boekje (dan zijn ze het praktisch met elkaar eens).
Gebruikersavatar
memento
Berichten: 11339
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door memento »

Erasmiaan schreef:En als men alleen uit de belofte moet leven zonder dat deze persoonlijk toegepast is, (bijv. een onwedergeborene met de belofte van Christus) dan heeft men een arm portie, ja dan is het enkel een historieel geloof.
We hebben het hier over kleine kinderen. En ook merken de ouders daar niets van, al gevoelen ze geen getuigenis van God in hun hart, dan nog is het waar! Want de grond ligt niet in het getuigenis in het hart van de ouders, maar in de belofte Gods!

En om het breder te trekken: Dat geld voor alle gelovigen (let wel: gelovigen). Dat hun troost moet liggen in de beloften Gods, en niet in hun ervaringen. Beloften die waar zijn, ook al hebben wij daar geen gevoelige bevestiging van gekregen door Gods Geest. Ze zijn waar omdat God ze gesproken heeft. En de kern van geloven is vertrouwen en gehoorzamen. Vertrouwen op de beloften Gods. God wil dat wij ootmoedig met Zijn beloften naar Hem toegaan (lees bv het gebed van Daniël als een prachtig voorbeeld). Niet als rechthebbend, maar als om te ontvangen wat God ons in Christus al gegeven heeft. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen...
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 13793
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door Herman »

Erasmiaan schreef:
Maar heeft hij dát dan met dit boekje willen zeggen?
Dat klinkt dan weer niet erg in overeenstemming met het door Wilhelm aangehaalde interview. Maar als het inderdaad zo is, dan hoor je mij niet en dan doet de recensie van ds. Schot geen recht aan het boekje (dan zijn ze het praktisch met elkaar eens).
Hier de samenvatting van het interview, de laatste zin zal je aanspreken:

De belofte alléén moet voor de ouders genoeg zijn om te geloven dat hun jonggestorven kinderen behouden zijn. Niet wat de mensen ervan zeggen is bepalend, maar Gods toezegging, die vast en bondig is. Die belofte vraagt echter wel om toe-eigening.
Gebruikersavatar
Tiberius
Administrator
Berichten: 34747
Lid geworden op: 12 jan 2006, 09:49
Locatie: Breda

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door Tiberius »

Erasmiaan schreef:
Herman schreef:
Erasmiaan schreef: Zou het misschien niet zo zijn dat Boston persoonlijk iets kende van het getuigenis in het hart dat zijn kinderen op grond van Gods verbondstrouw behouden mochten zijn en dat dat precies is wat ds. Schot bedoelt en dat ds. Kieviet daaraan nu juist voorbijgaat? Ik vond de recensie van ds. Schot trouwens helemaal niet zo afbranderig. Een ander punt is dat de DL wel redeneren juist vanuit Gods kinderen en niet vanuit kerkmensen in het algemeen, terwijl ds. Kempeneers een bredere kring van alle kerkmensen op het oog heeft.
Ik reageer op de laatste twee zinnen.

Hier een citaat van ds. Kempeneers om je laatste zin te weerleggen: Want willen ouders troost kunnen putten uit het objectieve spreken van God, dan hebben wij het waarachtige geloof als onmisbaar instrument nodig. Dit citaat stelt m.i. jou voorkeur voor Bostons persoonlijke getuigenis op gelijke hoogte met de weergaven van de ds. K. en K.

Op het moment dat dit citaat ten onrecht in twijfel wordt getrokken, en ook wordt vermengt met een achterdocht richting een drie-verbondenleer, dan wordt een recensie erg afbranderig.
Maar heeft hij dát dan met dit boekje willen zeggen?
Dat klinkt dan weer niet erg in overeenstemming met het door Wilhelm aangehaalde interview. Maar als het inderdaad zo is, dan hoor je mij niet en dan doet de recensie van ds. Schot geen recht aan het boekje (dan zijn ze het praktisch met elkaar eens).
Zo eens zijn ze het nu ook weer niet.
Ze verschillen op het punt van: het objectieve spreken van God. Ds. K. constateert dat er zo'n objectief spreken is, ds. S. ontkent dat. Daar zit hem het verschil volgens mij.
Geka
Berichten: 440
Lid geworden op: 11 aug 2006, 19:32

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door Geka »

@Memento:

De zaak waar het hier om gaat is inderdaad een belangrijke zaak. Maar laten we wel de zaak van de persoon scheiden. Nogmaals, ik kan ds. Kieviet goed begrijpen, maar het gevaar is wel groot dat het nu een persoonlijke strijd wordt. En daar heeft niemand wat aan.

Je spreken over een gruwelijke dwaling lijkt me toch wat overtrokken. Ook al deel ik persoonlijk de visie van de DLR, dat neemt niet weg dat er binnen de bandbreedte van het gereformeerd protestantisme ook anders over gedacht wordt. Ds. Kempeneers geeft dat trouwens ook zelf in zijn boekje aan. En ook ds. Schot noemde de 3 'stromingen' waarbinnen gedacht wordt.
En ook al vind ik de argumentatie niet juist om zo de DLR te interpreteren; (terecht wijs je op het feit dat zo de belijdenis onder kritiek gesteld wordt) het feit dat er afgevaardigden waren die niet in de lijn van de uiteindelijke verwoording van de DLR dachten, geeft wel aan dat er meerdere visies waren. Ik zou die mensen niet direct als gruwelijke dwaalleraars willen betitelen. Het gaat om een verschillend Schriftverstaan.

Wel ben ik het persoonlijk met je eens dat de vastheid van Gods verbond en belofte veel fundamenteler zijn dan de vraag of een dominee of een kind een God een tekst gekregen heeft...Soms krijg je de indruk dat juist dat vooral het einde van alle tegenspraak is. 'Want de dominee heeft er woorden of hoop voor gekregen...'. Als je daarop moet bouwen, bouw je op zandgrond. Nee het vaste fundament is Gods verbond en belofte. Waar je overigens in de weg van een persoonlijk geloof vastheid en troost uit krijgt.

(En ik zie nu dat Herman dit ook benadrukt en aantoont uit het boekje van ds. K. Overigens denk ik dat de opmerking van Tiberius over het verschil tussen ds. S. en K. terecht is. Hun verschillende verbondsvisie is daar overduidelijk de achtergrond van. Ik denk niet dat ds. S zal beamen dat God in de doop objectief Zijn verbondsbelofte aan elk gedoopt kind aanbiedt. En daar zit uiteindelijk het hele verschil.)

@Erasmiaan

Ik wil de discussie Boston - Erskines - beloften - verbond even laten voor wat ze is. Allereerst ben ik niet heel goed thuis in hun geschriften (daar wordt aan gewerkt ), ten tweede zijn ook deze geschriften niet het einde van alle tegenspraak en ten derde, in grote lijnen kan ik het met je eens zijn (het is geen verschil als tussen Kersten en Kuyper, om maar een voorbeeld te noemen).

Al moet ik zeggen dat ik hier nog steeds moeite mee heb: de beloften "als een grond voor het geloof" (van onwedergeborenen). En dan vooral de praktische uitwerking in de prediking hiervan.


Je eerlijkheid waardeer ik. Misschien dat we de discussie over Boston, Erskines en de beloften van het verbond dan verder kunnen zetten na jouw Schotse puriteinenstudie ;) ? Wat mij betreft: ik vond en vind het een goed en waardig gesprek. Ben benieuwd wat die studie je oplevert.

Je hebt natuurlijk gelijk dat hun geschriften niet het einde van alle tegenspraak zijn. Persoonlijk vind ik Bostons visie op de kinderdoop bijvoorbeeld niet Bijbels. Maar, in hun visie op de prediking van de beloften zijn ze naar mijn overtuiging wel voluit in de lijn van Calvijn, en wat belangrijker is: in lijn met de Schrift. Het door hen verwoorde recht van toegang/recht van bezit vind je in andere bewoordingen ook bij Calvijn, en ook in de Schrift terug.

En mogelijk dat je moeite met het spreken over de beloften als een grond voor het geloof dan ook wel verdwenen zijn. Het is in ieder geval echt een voluit reformatorische en Bijbelse notie. Wat anders is de grond van het geloof, dan alleen Gods eigen Woord, Zijn belovend spreken? Echt, dat is Bijbels, Calvijns, en Schots (zonder scheef te zijn).

2. Nog even over dat dichter bij Christus zijn: Maar dan enkel in de zin van dat hun de woorden Gods zijn toebetrouwd, zeg je.

Mee eens. Maar dan toch een tegenvraag: waarom dat woordje maar?
Wat betekent het dat hun en ons de woorden Gods zijn toebetrouwd? Dat God Zijn belofte aanbiedt! Welmenend aanbiedt!
Het creeren van een derde weg is wel het laatste wat ik wil, maar dat is het ook niet! Want een aangeboden belofte, is nog geen belofte in bezit! Alleen dat laatste, in de weg van de wedergeboorte, geloof en bekering, doet ons daadwerkelijk delen in het beloofde heil.
En toch: laten we dat niet afzwakken! Mogelijk bedoel je het zo niet, maar als je schrijft 'maar dan enkel in de zin van..' kan dat de gedachte oproepen van 'ja, dat stelt nog niet zoveel voor'. Tot zaligheid is meer nodig, inderdaad. Maar het is wel zo dat God hier onderscheid maakt, waar geen onderscheid is. En door dat door Hem Zelf gemaakte onderscheid brengt Hij ons onder de openbaring van Zijn verbond en beloften, waarbij wij mogen leven onder een aangeboden Zaligmaker.
En dat, terwijl wij net als alle andere mensen van nature kinderen van Adam, en kinderen des toorns zijn. In die zin heb ik mijn spreken bedoeld. En ik hoop bewaard te blijven voor zowel overschatting als onderschatting. Omdat beiden evenzeer onschriftuurlijk zijn.

Hartelijke groet,
Geka
Laatst gewijzigd door Geka op 17 dec 2008, 13:18, 1 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 24694
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Re: Waar is mijn kind? Nav boek ds MA Kempeneers

Bericht door refo »

Aha, een verschillend schriftverstaan. Interessante wending op het forum!
--------------
Voorts ben ik van mening dat portretten van oudvaders, reformatoren en andere theologen niet zouden moeten worden toegestaan als avatar.
Plaats reactie