Thomas Boston schreef:
Laten wij nu vervolgens onderzoeken, wat de zondaar kan doen om zichzelf te
herstellen in de weg van het Evangelie. Het is mogelijk dat u denkt dat gij, hoewel u
niet alles door uzelf alleen kunt doen, omdat Jezus Christus u toch hulp aanbiedt, het
uit uzelf kunt omhelzen en gebruiken tot uw herstelling. Maar, o zondaar! zijt er van
overtuigd dat u de genadekracht van Christus absoluut nodig hebt; want waarlijk, daar
is hulp aangeboden, maar u kunt die niet aannemen. Er is een touw uitgeworpen om
zondaars, die schipbreuk geleden hebben, aan land te trekken, maar, helaas! zij
hebben geen handen om het te grijpen. Zij zijn als zuigelingen die te vondeling zijn
gelegd in het open veld, die van honger moeten sterven, hoewel hun voedsel bij hen
ligt, tenzij iemand het hun in de mond steekt. Om natuurlijke mensen hiervan te
overtuigen, laat het worden aangemerkt:
Ten eerste. Hoewel Christus in het Evangelie wordt aangeboden, kunnen zij toch in
Hem niet geloven. Zaligmakend geloof is het geloof van Gods uitverkorenen, de
bijzondere gave van God aan hen, in hen gewerkt door Zijn Geest. De zaligheid wordt
aangeboden aan hen die in Christus willen geloven; maar hoe kunt gij geloven (Joh.
5:44)? Zij wordt aangeboden aan hen die tot Christus willen komen, maar niemand
kan tot Hem komen, tenzij dat de Vader hem trekke. Zij wordt aangeboden aan hen die
op Hem willen zien, als opgeheven aan de stang van het Evangelie (Jes. 45:22). Maar
de natuurlijke mens is geestelijk blind (Openb. 8:17), en wat betreft de dingen die des
Geestes Gods zijn, hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden
(1 Kor. 2:14). Nee, wie ook maar wil, hij is welkom; laat hem komen (Openb. 22:17).
Maar daar moet een dag Zijner heirkracht komen voor de zondaar, voordat hij
gewillig zal zijn(Psalm 110:3).
Ten tweede. De mens heeft van nature niets waarmee hij de hulp die aangebracht
wordt door het Evangelie, kan gebruiken tot zijn herstel. Hij is weggeworpen in een
staat van toorn, maar hij is aan handen en voeten gebonden, zodat hij de koorden van
liefde die hem toegeworpen worden in het Evangelie, niet kan aangrijpen. De
allervernuftigste ambachtsman kan niet werken zonder gereedschap, en de
allerkundigste musicus kan ook niet goed spelen op een instrument dat ontstemd is.
Hoe kan iemand geloven, hoe kan iemand zich bekeren, wiens verstand duisternis is
(Ef. 5:8), wiens hart een stenen hart is, onbuigzaam, ongevoelig (Ezech. 36:26), wiens
genegenheden geheel ongeregeld en verward zijn; die afkerig is van het goede en
geneigd tot het kwade? De armen van natuurlijke vermogens zijn te kort om
bovennatuurlijke hulp te bereiken. Daarom zijn zij die het meeste in dezelve
uitmunten, dikwijls het meest vervreemd van geestelijke dingen. Gij hebt deze dingen
voor de wijzen en verstandigen verborgen (Matth. 11:25).
Ten derde. De mens kan geen zaligmakende verandering in zichzelf werken. Toch
moet hij echter zo veranderd zijn, want anders kan hij noch geloven, noch zich
bekeren, noch ooit de hemel zien. Er kan geen werking zijn zonder een geschikt
grondbeginsel. Geloven, zich bekeren en dergelijke, zijn de vruchten van de nieuwe
natuur en zij kunnen nooit voortgebracht worden door de oude verdorven natuur. Nu,
wat kan de natuurlijke mens dan doen in deze zaak? Hij moet wedergeboren zijn,
wedergeboren tot een levende hoop, maar zoals het kind niet werkzaam kan zijn bij
zijn eigen verwekking, zo kan de mens ook niet actief zijn in zijn eigen
wedergeboorte, maar slechts passief. Het hart is voor Christus gesloten. De mens kan
het niet openen; alleen God kan dat doen door Zijn genade (Hand. 16:14). Hij is dood
door de zonden; hij moet levend gemaakt worden, opgewekt uit zijn graf. Wie kan dat
doen, dan God Zelf? (Ef. 2:1,5). Hij moet geschapen worden in Christus Jezus tot
goede werken (Ef. 2:10). Dit zijn werken waar een almachtige kracht voor nodig is, en
zij kunnen door geen kleinere kracht gedaan worden.
Ten vierde. De mens in zijn verdorven staat, is totaal onbekwaam om iets te doen wat
waarlijk goed is, zoals wij hiervoor al uitgebreid bewezen hebben. Hoe kan hij dan het
Evangelie gehoorzamen? Zijn natuur is precies tegenovergesteld aan het Evangelie.
Hoe kan hij uit zichzelf instemmen met het heilsplan en het aangeboden geneesmiddel
aannemen? De verdorvenheid van de menselijke natuur toont onfeilbaar de totale
onbekwaamheid aan om zichzelf op enigerlei wijze te genezen. En wie van het een
overtuigd is, moet noodzakelijk het andere toegeven, want zij staan en vallen tezamen.
Als al het door Christus gekochte aangeboden zou worden aan de onwedergeboren
mens voor één goede gedachte, dan kan hij daarover niet beschikken: Niet dat wij van
onszelven bekwaam zijn iets te denken als uit onszelven (2 Kor. 3:5). Als het door
Christus gekochte aangeboden zou worden op voorwaarde van een goed woord, dan
geldt nochtans: Hoe kunt gij goede dingen spreken, daar gij boos zijt (Matth. 12:34).
Nee, als het aan uzelf zou worden overgelaten om te kiezen wat het gemakkelijkste is,
dan zegt Christus Zelf tot u: Zonder Mij kunt gij niets doen (Joh. 15:5).
Ten vijfde. De natuurlijke mens kan niet anders dan het aanbieden van de Heere om
hem te helpen weerstaan, hoewel die tegenstand in de uitverkorenen door bekerende
genade onfeilbaar wordt overwonnen. Kan het stenen hart voor iets anders kiezen dan
de slag te weerstaan? Er is niet alleen een onvermogen, maar ook een vijandigheid en
hardnekkigheid in de wil van de mens van nature. God weet, o natuurlijk mens, (of gij
het weet of niet) dat gij hard zijt, en uw nek een ijzeren zenuw is en uw voorhoofd
koper (Jes. 48:4), en dat u alleen overwonnen kunt worden door Hem, Die de koperen
deuren gebroken en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen heeft. Daarom is het
zulk een zwaar werk om een zondaar te bekeren. Soms schijnt hij gevangen te zitten
in het net van het Evangelie, maar toch ontglipt hij weer. De haak kreeg hem vast,
maar hij worstelt totdat hij weer los is, en gaat heen met een bloedende wond.
Wanneer door hen die arbeiden om te baren, van hem goede hoop is opgevat, dat
Christus een gestalte in hem zal krijgen, dan wordt er dikwijls niets dan wind
voortgebracht. Het bedrieglijke hart zoekt menige uitvlucht om een Zaligmaker te
vermijden en de mens te beroven van zijn eeuwige gelukzaligheid. Zo ligt de
natuurlijke mens verzonken in een staat van zonde en toorn, totaal onbekwaam om
zichzelf te herstellen.