JolandaOudshoorn schreef:
Wow, dit vind ik echt een uitspraak waar ik wat aan heb! Dank je Adorote, vind je het goed als ik hem ga inlijsten, zodat ik er regelmatig aan kan terugdenken

Misschien heb je hier ook wat aan:
Hoe gaat het dan met die kinderen Gods in de oefeningen van heiligmaking? Wel, zodra de Heere de ogen heeft geopend, gaan ze zien wat zonde is, gaan ze Gods wet zien, krijgen ze iets van de heiligheid Gods in hun leven. Die mensen, die pas in de smarte der wedergeboorte liggen, behoeven niet te vragen: is dat zonde en mag dat, dat weten ze van binnen wel.
En wat beginnen ze nu te doen? Ze beginnen hun zwakheid te leren. Hoe? Ze willen niet meer zondigen, en ze doen het toch. Ze beginnen al hun krachten te mobiliseren, en ze worden gevangen genomen voor ze het weten. Ze nemen zich voor om vurig tot God te bidden, en in de dadelijke gemeenschap met de Heere sterkte te verkrijgen, maar de dagen der duisternis zijn zo vele, dat ze geen raad meer weten. Al hun voornemens, al hun ijver en gezetheid op de plichten, ze komen er in de dood mee terecht. Zo beginnen ze hun zwakheid te leren, en weet ge wat er dan mee gepaard gaat? Dan gaan ze (en dat moesten ze niet doen), dan gaan ze hun staat onderzoeken, en dan komen ze natuurlijk tot de conclusie dat er niets van deugt. Om uw staat te onderzoeken hebt uw licht nodig, en als u nu in donker zit, dan moet ge uw staat niet gaan onderzoeken. Moet ge even mee wachten tot het licht is. Als het donker is dan trekt ge een verkeerde conclusie. Als het donker is, neemt alles de kleur aan van mijn innerlijke zieleleven. Als het van binnen zwart is, is alles zwart. Zend Heere Uw licht en waarheid, en als straks het licht opgaat, en ge onderzoekt uw staat, dan zegt ge: Heere, ik zal nooit meer twijfelen, dan bent ge er toch een beetje beter aan toe. Dan zeggen ze: dat kan met genade niet bestaan. In plaats van vooruit, ga ik achteruit, het wordt zo wanhopig, ik vrees dat ik een verworpene ben. Ze nemen zich voor om ermee uit te scheiden, want God hoort zulke zondaren toch niet, nietwaar, ze worden moedeloos.
De Heere gaat u uw zwakheid leren. Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Ge moet eerst in de heiligmaking leren, dat uit u geen vrucht is in der eeuwigheid, en dat is een smartelijke weg vol teleurstellingen, en soms aan de rand van de wanhoop, dat die zielen niet meer weten hoe of wat. Bidden gaat niet meer, zuchten gaat niet meer, dat eigen ik zit overal tussen, ze gevoelen zich zo ellendig, ze gevoelen zich zo dood en doodziek, wat hun zieleleven betreft, totdat het de Heere behaagt ze een oogje te doen slaan op die grote Voorloper. Als ze daar eens een oog op mogen slaan, dan zullen de jongelingen gewisselijk struikelen, maar die de Heere verwachten zullen de kracht vernieuwen. Daar beginnen ze te vliegen als met de vleugelen van een arend, en dan zien ze de vijanden aan de voeten liggen, dan zetten ze de voet op de nek van al hun haters, en dan hebben ze een kracht uit die gezegende Sions Koning, dat ze zeggen: en ik zal door 's vijands zwaard niet sterven, maar leven. Als ik gevallen ben, mijn vijandin, ik zal weder opstaan, verheug en verblijd u niet, want we zijn m6er dan overwinnaars.
En wat gaan ze dan nu doen? Ja, nu komt het pas, hun zwakheid inleven. Wat gaan ze nu doen? Nu gaan ze zich voornemen om maar veel de Heere Jezus nodig te hebben, en Hem maar veel te gebruiken, en maar dicht bij Hem te blijven, en zo heilig voor God te gaan leven, en van kracht tot kracht zo in de hemel te stappen. Het onbegrijpelijke is, dat Jezus Zich nu begint terug te trekken. Die valt helemaal weg uit het oog, en dan staan ze weer met hun eigen ruïne, met hun eigen ellende, met hun eigen onmacht, dat ze zeggen: Heere, kom mij toch te hulp. Nog een ogenblik, en ik ben een prooi des duivels. In plaats van geloof te oefenen, vallen ze in de kracht en de twijfel van het ongeloof. In plaats dat er een blijmoedig leven is, komt er een geestelijke mis-moedigheid, dat ze soms als treurwilgen over de wereld gaan, dat alle blijdschap in droefheid verandert vanwege die innerlijke vernederingen, vanwege het doorgaande kruis, of dat nu in- of uitwendig is.
De Heere geeft ze allemaal wat mee in hun leven, en dat rooft soms hun blijdschap, opdat ze hun zwakheid maar zullen leren, want daar staat wat tegenover.