Re: Kern van het avondmaal
Geplaatst: 19 mei 2012, 13:50
"...het antwoord van de Heere Jezus aan de ongelovige - en dus zondige - Thomas.... ".
In het slot van het evangelie van Markus staat dat de Heere verschijnt aan de discipelen, en dat Hij aan hen hun ongelovigheid verwijt.
In het slot van het evangelie van Lukas staat dat Hij in de kring van de discipelen verschijnt, en dat Hij, omdat zij het niet geloven, dan Zelf tegen hen zegt: zie Mijn handen en voeten ( waar de spijkers door heen gegaan zijn ) .
Inhoudelijk is dat niet anders dan bij Thomas, waaromtrent het evangelie van Johannes verhaalt.
Thomas was niet ongelovig, integendeel. Hij kon niet leven zonder de Heere Jezus. Daarom, toen de Heere sprak over naar Jerusalem moeten gaan om er te sterven, zei Thomas: laten we dan met Hem gaan om ook te sterven; liever met Christus sterven dan zonder Christus verder te moeten. Toe de Heere wat later in de tijd zei dat Hij weg ging en dat zij wisten waarheen en dat zij de weg kenden,was e reactie van Thomas: Heere wij weten niet waraheen Gij gaat en de weg weten wij ook niet; zijn doel was ten minste en ten snelste diezelfde weg te gaan om weer bij de Heere te zijn. Toen de Heer was gekruisigd en was overleden, stortte de wereld van en voor Thomas in. Hij wilde alleen zijn, met zijn verdriet; aan een latere mededeling van de discipelen dat die de Heere hadden gezien, had Thomas niets, hij wilde het zelf ervaren. Een wonder dat hij de tweede zondag wél in de kring van de discipelen was. Toem kwam de Heere, de grote zielszorger, de grote Heelmeester; Hij ging direct naar Thomas: leg Uw vinger in de wonden van Mijn hand en steek uw hand in Mijn zijde.Thomas heeft dat niet gedaan, de Schrift spreekt er immers niet over; en voor Thomas was dat ook niet nodig: daar was -voor hem - zijn Heere. Mijn Heere en mijn God.
In Zijn verder woord richt de Heere Zich tot Thomas en over Thomas heen tot ons allen: ook indien wij geen persoonlijke openbaring van de opstanding van de Heere hebben of krijgen, mogen we varen op het vaste kompas van Zijn belofte om op de derde dag op te staan en op de getuigenis van de discipeen die Hem hebben gezien en omhelsd en gesproken na Zijn opstanding. Zalig hen die dat geloven.
Thomas, bijgenaamd tweeling. De Schrift spreekt nergens van een tweelingbroer/zus van Thomas; Thomas zou die onmiddelliijk bij de Heer gebracht hebben, zoals Petrus/Andreas, en Jacobus/Johannes.Thomas, de tweeling; te denken is eerder voor Thomas aan spanning bij hem, wellicht te duiden als tweeslachtigheid, als twee persoonlijkheden als het ware, tussen enerzijds het zijn hier op aarde en hier getrouwelijk arbeiden en alles willen beoordelen omdat men voor zijn eigen handelingen verantwoordelijk is, en anderzijds het bestemd zijn tot burger van het Jerusalem dat boven is met ingang alleen uit louter gratie van de Heere waar van ieder van ons en zo ook van Thomas niets bij is.Het is niet uit ons, het is al uit Hem, zo reizen we naar Jerusalem. Waar Thomas, de gelovige Thomas, ons in is voorgegaan.
Jacobse.
In het slot van het evangelie van Markus staat dat de Heere verschijnt aan de discipelen, en dat Hij aan hen hun ongelovigheid verwijt.
In het slot van het evangelie van Lukas staat dat Hij in de kring van de discipelen verschijnt, en dat Hij, omdat zij het niet geloven, dan Zelf tegen hen zegt: zie Mijn handen en voeten ( waar de spijkers door heen gegaan zijn ) .
Inhoudelijk is dat niet anders dan bij Thomas, waaromtrent het evangelie van Johannes verhaalt.
Thomas was niet ongelovig, integendeel. Hij kon niet leven zonder de Heere Jezus. Daarom, toen de Heere sprak over naar Jerusalem moeten gaan om er te sterven, zei Thomas: laten we dan met Hem gaan om ook te sterven; liever met Christus sterven dan zonder Christus verder te moeten. Toe de Heere wat later in de tijd zei dat Hij weg ging en dat zij wisten waarheen en dat zij de weg kenden,was e reactie van Thomas: Heere wij weten niet waraheen Gij gaat en de weg weten wij ook niet; zijn doel was ten minste en ten snelste diezelfde weg te gaan om weer bij de Heere te zijn. Toen de Heer was gekruisigd en was overleden, stortte de wereld van en voor Thomas in. Hij wilde alleen zijn, met zijn verdriet; aan een latere mededeling van de discipelen dat die de Heere hadden gezien, had Thomas niets, hij wilde het zelf ervaren. Een wonder dat hij de tweede zondag wél in de kring van de discipelen was. Toem kwam de Heere, de grote zielszorger, de grote Heelmeester; Hij ging direct naar Thomas: leg Uw vinger in de wonden van Mijn hand en steek uw hand in Mijn zijde.Thomas heeft dat niet gedaan, de Schrift spreekt er immers niet over; en voor Thomas was dat ook niet nodig: daar was -voor hem - zijn Heere. Mijn Heere en mijn God.
In Zijn verder woord richt de Heere Zich tot Thomas en over Thomas heen tot ons allen: ook indien wij geen persoonlijke openbaring van de opstanding van de Heere hebben of krijgen, mogen we varen op het vaste kompas van Zijn belofte om op de derde dag op te staan en op de getuigenis van de discipeen die Hem hebben gezien en omhelsd en gesproken na Zijn opstanding. Zalig hen die dat geloven.
Thomas, bijgenaamd tweeling. De Schrift spreekt nergens van een tweelingbroer/zus van Thomas; Thomas zou die onmiddelliijk bij de Heer gebracht hebben, zoals Petrus/Andreas, en Jacobus/Johannes.Thomas, de tweeling; te denken is eerder voor Thomas aan spanning bij hem, wellicht te duiden als tweeslachtigheid, als twee persoonlijkheden als het ware, tussen enerzijds het zijn hier op aarde en hier getrouwelijk arbeiden en alles willen beoordelen omdat men voor zijn eigen handelingen verantwoordelijk is, en anderzijds het bestemd zijn tot burger van het Jerusalem dat boven is met ingang alleen uit louter gratie van de Heere waar van ieder van ons en zo ook van Thomas niets bij is.Het is niet uit ons, het is al uit Hem, zo reizen we naar Jerusalem. Waar Thomas, de gelovige Thomas, ons in is voorgegaan.
Jacobse.