Ik bedoelde RJ dat Ds. V. had moeten zeggen dit komt nadat een mens wederomgeboren is. Immers hoe kan een onwederomgeborene verstaan de dingen die des Geestes zijn?
Beste ndonselaar,
Laten we de praktijk van het geestelijke leven er eens bij halen. Er zijn er weinigen die van het ene op het andere moment van de duisternis tot het licht worden overgezet. Er is geen enkele zondaar die Christus kent, zonder begerig naar Hem te zijn gemaakt. Daarom spreekt de Bijbel veel over trekken tot...Christus...de Zaligheid...Zijn wonderbaar Licht. Enerzijds om aan te geven dat het niet zomaar van het ene op het andere moment gaat, aan de andere kant, en vooral, dat de mens van nature vast zit aan de zonde en aan het leven naar het vlees. Waar is het verschil in te kennen tussen een onbekeerd en een bekeerd mens? De een leeft onbekommerd naar het vlees, de ander leeft door de Geest. Dat harde hart moet stukje bij beetje week worden gemaakt, de hoogmoed moet stukje bij beetje tot ootmoed worden door de bearbeiding van de Heilige Geest in een mensenhart. Dit duurt bij de een langer en heftiger, bij de ander wellicht korter en zoeter. Wij schrijven niet voor hoe het moet, de Heere is rijk in Zijn wegen.
Wat is het geval als de Heere door Zijn Geest een hart bereid maakt voor het ontvangen van Zijn genade (het Woord moet immers vallen in weltoebereide aarde)? Dat deze mens de ogen geopend worden voor de werkelijke toestand waarin hij verkeert. Het is van nature zo dat wij allen in een roes, een slaaptoestand verkeren, blind voor onze werkelijke wandel en staat in dit leven. De Heilige Geest doet ons ontwaken en Christus zal over ons lichten. Toch worden we tegelijkertijd opgeroepen om te waken en nuchter te zijn.
In elk geval zal deze arme zondaar, door de arbeid en overtuiging van de Heilige Geest vroeg of laat uitroepen of er nog een Borg is voor zijn ten hemel roepende schuld. O, hoe kan hij weer in de gunst van God komen? Hoe kan het ooit weer goed komen tussen hem en de toornende Rechter? Hoe wordt die toornende God, de Heilige Israels, zijn Vader?
Dit is een toestand die kenmerkend is voor hen die door Gods Geest bearbeid worden tot zaligheid. In gezelschappen zeiden ze: Hij is door God op de toeleidende weg geplaatst. Nee, voor hemzelf is het daar verre van, tegenovergesteld zelfs, hoe meer hij aan zonde ontdekt wordt, hoe groter de kloof tussen hem en God wordt. En toch...God is het Die trekt.
Kent hij nu Jezus? Nee...Is hij nu wederomgeboren? Ook niet...Toch wordt hij wel bearbeid door Zijn Geest, mag hij leren hoe hij voor Gods aangezicht staat, mag hij leren de zonden meer en meer achter te laten, meer en meer te haten. Gods geboden worden hem almeer lief. Het is toch een groot iets als een mens mag verlangen naar de gemeenschap met God? Dat is toch een teken van liefde? Voetius zei dan ook (laatst gelezen in het RD die citeerde uit het blad Theologia Reformata) dat in het verlangen naar een Borg reeds het wezen des geloofs aanwezig is.
Alleen die persoon kent Christus nog niet en we mogen hem niet voorhouden dat hij bekeerd of wederom geboren is. Toch mag hij door de Heilige Geest geleerd worden in de wegen die God wil dat hij gaan zal. Ja, de vijandschap bruist wanneer Gods Geest trekt, weerspannig is de mens, en daarom moet God trekken tot Christus. De mens die bearbeid wordt door Gods Geest, die mag de dingen leren verstaan die des Geestes Gods zijn. O nee, begrijp me goed, ik wil het absoluut niet vergelijken met de strijd van een christen tegen de zonde. Maar wanneer een mens gewillig wordt gemaakt, wordt hij tegelijkertijd onwillig gemaakt om de zonde en de lusten van zijn boze vlees na te volgen. Van een wederspannig mens, een gewillig christen...daar zit toch strijd tussen...daar zit toch het loslaten van het vlees tussen...daar zit toch het gehoorzaam worden aan de Geest tussen...dat eindigt toch in het rechtvaardigen van God en het aannemen van Christus?
Met dit relaas wil ik aangeven dat je een dominee niet op een enkel citaat kunt 'pakken', maar alles in de context moet plaatsen.