Josephus schreef:De oorsprong van het kerkelijk jaar is zeker niet luthers. De wortels daarvan liggen namelijk in de synagogale liturgie. De vroeg-christelijke kerk nam veel daarvan over en stukje bij beetje werd zo een kerkelijk jaarcyclus opgebouwd. Het is wel zo, dat de voltooiing daarvan in de Middeleeuwen plaatsvond, in die zin is het dus zeker geen produkt van de Reformatie. Luther nam het kerkelijk jaar over (gelukkig wat mij betreft), maar Calvijn niet. Hij was niet zozeer inhoudelijk tegen zo'n cyclus (dat hoor je nog wel eens), maar meer tegen het feit dat de overheid voor hem niet hoefde te bepalen wanneer er een kerkelijk feest plaatsvond.
Er zitten voor- en nadelen aan zo'n cyclus. Mij spreekt het erg aan (onze gemeente volgt ook het kerkelijk jaar), maar anderen waarschijnlijk weer niet. Calvijn vond in ieder geval dat je er geen beginselkwestie van moet maken.
Geïnteresseerden raad ik het boekje "Oriëntatie in de liturgie" van dr. T. Brienen aan, dat op een vrij beknopte wijze geschiedenis en aspecten van de liturgie behandelt. Volgens mij ligt dit boekje nog steeds in de ramsj voor een paar euro.
Wat mij betreft is dit veel te kort door de bocht.
De tekst: "Gij onderhoudt tijden, en dagen en maanden en jaren" uit Galaten zou ons meer te zeggen moeten hebben.
Christus is de vervulling van de oud-Testamentische feesten en omdat in Hem dit alles vervuld is, geldt dit alles onder het NT niet meer. Evenals de offerdienst niet meer geldt.
Het is waar dat de RK kerk e.e.a. uit het Jodendom heeft overgenomen. Daarom is er ook de priester en het misoffer in de RK Kerk !! Ook dat is een nabootsing van de ceremoniële wetten van het OT. Dat geldt in zekere zin ook voor het kerkelijk jaar, al denk ik wel dat e.e.a. niet op de spits mag worden gedreven. Maar het liturgisch jaar zoals dat in de RK, Oosterse, Lutherse en Anglicaanse kerken bestaat, is toch zeker niet Bijbels of Gereformeerd te noemen.
Dat Calvijn de kwestie van het kerkelijk jaar onbelangrijk zou vinden, bestrijd ik. Wel wilde Calvijn dat hierin verdraagzaamheid zou zijn, en daarom was hij bereid deze gewoonten (tijdelijk) te aanvaarden. Ergens in de Institutie noemt hij het onderhouden van feestdagen echter een kenmerk van "nog
niet wel geïnstitueerde gemeenten". En ook uit diverse andere plaatsen blijkt wel degelijk dat hij meende dat dit alles behoorde tot de schaduwdienst en inzettingen waren van mensen die feitelijk geheel en al afgeschaft dienden te worden. Ik heb nu geen tijd om dit met citaten te bewijzen, misschien later wanneer daar belangstelling voor is.
M.vr.gr.,
Zonderling