wim schreef:Duuk schreef:Ik geef het geld liever uit. Wat heb je aan een paar getalletjes op je bankafschrift? Of je internetrekening? De fiscus weet er wel raad mee.
Tot een behoorlijk bedrag doet de fiscus niets met je spaargeld hoor. Je betaalt pas over het bedrag boven een bepaalde drempel (volgens mij betaal je dan 30% over 4% fictief rendement).
Voor een getrouwd iemand is die drempel 2 x 22.000 = 44.0000 EUR.
En 30% over 4% aangenomen rente = 1,3% naar de fiscus, terwijl je bij bedragen boven die drempel je bij de bank/belegginsinstelling echt wel meer dan 3% rente/jaar kan lospeuteren (4% zonder enig risico is minimaal wel haalbaar)
Kortom: Netto groeit je vermogen dan nog steeds met 2,7% per jaar. Mensen met zoveel geld hebben echt niets te klagen...
jvdg schreef:Klop nooit aan bij diegene die goed in de centen (lijkt) te zitten.
Niet mee eens. Ik vind het een goed verschijnsel als mensen met een financiële buffer op hun bankrekening broeders die in echte financiële nood zitten willen helpen. In zo'n geval zie ik dat als het 'waarnemen der middelen van God ons gegeven'. In een goed functionerende gemeente is immers liefde en bereidheid. Of, zoals in de Schrift staat over één der eerste gemeenten:
44 En allen, die geloofden, waren bijeen, en hadden alle dingen gemeen; 45 En zij verkochten hun goederen en have, en verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van node had. (Hand 2:44,45)
De Heere heeft mij zeer rijk gezegend in alles (waarom?), maar die gestalte van de weduwe die alles gaf, is mij, praktisch gezien, in feite vreemd!
Dit onverlet alles wat ik mag geven: ik word er niet minder van.
Nog steeds hou ik over.
Geven kost mij in feite niks.
Begrijpen julie mijn armoede?
Broeder, dit is een ongezond staan naar bevinding. De juiste insteek is: Hoe kan ik, met wat ik ontvangen heb (het zij veel of het zij weinig), goed doen.
De weduwe was bereid haar laatste cent te geven aan tempelbelasting. Een rijke kan die bereidheid ook bezitten. Het is niet het gevoelen immers wat telt, maar het bereidheid des harten, en die kan zowel bij die weduwe als bij een rijke dezelfde zijn, ook al kan die rijke dat misschien nooit zó bewijzen als die weduwe gedaan heeft.