Alles wat wij hebben hebben we van God in lening.
De Bijbel zegd duidelijk dat we God's goede gaven met plezier mogen gebruiken.
22 Wat heeft toch die mens57) van al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns harten, dien hij is bearbeidende onder de zon?
23 Want al zijn dagen zijn smarten,58) en zijn bezigheid is verdriet; zelfs des nachts rust zijn hart niet. Datzelve is ook ijdelheid.
24 Is het dan59) niet goed60) voor den mens, dat hij ete61) en drinke, en dat hij zijn ziel62) het goede doe63) genieten in zijn arbeid?64) Ik heb ook gezien, dat zulks65) van de hand Gods is.
25 (Want wie zou er van eten,66) of wie zou zich daartoe67) haasten, meer dan ik zelf?)
26 Want Hij geeft wijsheid,68) en wetenschap, en vreugde den mens, die goed is voor69) Zijn aangezicht; maar den zondaar70) geeft Hij bezigheid om te verzamelen71) en te vergaderen, opdat Hij het geve dien, die goed is voor Gods aangezicht.72) Dit is ook ijdelheid73) en kwelling des geestes.
10 Ik heb gezien de bezigheid, die God den kinderen der mensen gegeven heeft, om zichzelven daarmede te bekommeren.
11 Hij heeft ieder ding17) schoon gemaakt18) op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw19) in hun hart20) gelegd, zonder dat een mens het werk, dat God gemaakt heeft, kan uitvinden,21) van het begin22) tot het einde toe.
12 Ik heb gemerkt, dat er niets beters voor henlieden is,23) dan zich te verblijden, en goed te doen24) in zijn leven.
13 Ja ook, dat ieder mens ete en drinke,25) en het goede geniete26) van al zijn arbeid, Dit is een gave Gods.
Maar wat we niet moeten vergeten is dat we er niet alleen van eten. Wij mogen nooit God en onze naaste vergeten.
7 Gij brengt op Mijn altaar verontreinigd23) brood,24) en zegt:25) Waarmede verontreinigen wij U?26) Daarmede, dat gij zegt: Des HEEREN tafel27) is verachtelijk.28)
8 Want als gij wat blinds aanbrengt29) om te offeren, het is bij u niet kwaad;30) en als gij wat kreupels of wat kranks31) aanbrengt,32) het is niet kwaad!33) Brengt dat toch uw vorst; zal hij een welgevallen aan u hebben?34) of zal hij uw aangezicht opnemen?35) zegt de HEERE der heirscharen.
8 Zal een mens God beroven?26) Maar gij berooft Mij, en zegt:27) Waarin beroven wij U? In de tienden28) en het hefoffer.29)
9 Met een vloek zijt gij vervloekt,30) omdat gij Mij berooft, zelfs het ganse volk.31)
10 Brengt al de tienden in het schathuis,32) opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin,33) zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal34) de vensteren des hemels,35) en u zegen36) afgieten,37) zodat er geen schuren genoeg wezen zullen.38)
Dus, ten eerste geven wij voor de dienst van God, het doet er niet toe of we rijk zijn of arm. Als we arm zijn, toch geven, want God zal dat zegenen. Al is het dat we met de ene hand geven en met de andere hand van de diakenen ontvangen.
1 Aangaande nu de verzameling1), die voor de heiligen2) geschiedt, gelijk als ik aan de Gemeente3)n in Galatie verordend heb, doet ook gij alzo.5)
2 Op elken eersten dag6) der week, legge7) een iegelijk van u iets bij zichzelven9) weg, vergaderende een schat,10) naar dat hij welvaren verkregen11) heeft; opdat de verzamelingen alsdan niet eerst12) geschieden, wanneer ik gekomen zal zijn.
En dan geven we nochmaals voor de armen en alle andere goede doelen, net zoveel als God ons zegend.
Dus als je een Porsche hebt, hoop ik toch dat je gul bent als de collectezak rond komt.