Oorspronkelijk gepost door memento
Mijnerzijds bestaat namelijk weinig behoefte aan een nieuwe discussie over het gezag van de Schrift en evenmin over het gezag van kerk en ambtsdragers.
Vbg, ik denk niet dat dat is de bedoeling van deze topic.
M.i. kan dit een interessante discussie worden als we ons richten op de vraag: wát is nu wat de bijbel zegt, en wát zijn nu de dogma's die wij hieruit hebben opgemaakt.
Of met andere woorden: De Schrift
is en
bevat informatie over absolute waarheden. Aan de hand van die informatie hebben wij conclusies getrokken; die conclusies noemen we dogma's.
Vanuit dat oogpunt vind ik het dus gevaarlijk om dogma's te bestempelen als absolute waarheid. Het gaat dus niet zozeer over het gezag van de Schrift, of het gezag van de kerk of ambtsdragers, maar over de vraag of we dogma's niet op een zelfde hoogte hebben gesteld als de Schrift, of zelfs bóven de Schrift.
[Aangepast op 21/2/04 door memento]
Eens!
Onderstaande vond ik op het net:
Wat een dogma is
Een dogma wil in het normale spraakgebruik zeggen, een leerstelling, waar binnen een bepaalde groep consensus over wordt geëist, dat is waar bij voorbaat niet aan getwijfeld mag worden. Dit gebruik van het woord dogma is niet verwonderlijk wanneer we zien op de loop der geschiedenis. Reeds Maarten Luther kwam in verweer tegen de Pauselijke gezagsclaims, met een beroep op zijn geweten. Zijns insziens moest de Bijbel het laatste woord hebben in zaken van het geloof, en niet de kerkelijke traditie. Zo krijgt Luther in het nageslacht een rol als voorvechter voor de vrijheid van het geweten.
Inmiddels is de mens nog mondiger geworden. Ook de bijbelse geschriften zijn immers allereerst mensenwerk, waarvan men zich af kan vragen hoeveel gezag men er aan mag verlenen. Pogingen van kerkelijke zijde deze emanciperende stemmen tot zwijgen te brengen met een beroep op belijdenisgeschriften, of datgene wat men ziet als Gods openbaring, mochten niet baten, maar hebben wel het kader geschapen waarin dogma's zouden worden verstaan: Pogingen van kerkelijke zijde, het vrije denken een halt toe te roepen, en het intellect te onderwerpen aan het geloof van vroeger.
Het is op dit punt dat de boeken van bijvoorbeeld H.M. Kuitert en Cees den Heyer inhaken. Ze verzetten zich tegen de bevoogding binnen de door Abraham Kuyper gestempelde, gereformeerde kerken. Met een beroep op ontwijfelbaar gezag van de Schrift wordt binnen deze groeperingen iedere twijfel vroegstondig getorpedeerd, zelfs in een kwaad daglicht gesteld.
De vraag is of dit verstaan van het dogma, wel recht doet aan het karakter dat ze heeft gehad in het verloop van de historie .Wanneer men het woord dogma terugziet in haar Griekse betekenis, vindt men dat het woord gebruikt werd om zowel mening, besluit als openbare verordening aan te duiden.
Dat karakter heeft het dogma in de Kerk ook vanaf het begin gehad, alleen nu toegepast op het godsdienstige, zoals het in de geschriften van het Nieuwe Testament ook wel op godsdienstige geboden of voorschriften werd betrokken. Dogma's waren oorspronkelijk geen ontwijfelbare leerstellingen uit een ver verleden, waarmee de kerkelijke elite de massa monddood maakte. Het waren standpuntsbepalingen in actuele discussies, die de Kerk verdeelden, verwarring veroorzaakten, en waarop een antwoord geëist werd van officiële Kerkelijke zijde.
In dat historische licht moeten dogma's worden gezien, om ze recht te kunnen doen. De intenties van de Kerkelijke dogma's zijn nimmer geweest, Westerlingen in de 20e eeuw het leven zuur te maken met een dosis antieke filosofie, maar altijd bedoeld om een einde te maken aan slopende discussies die gaande waren, met een verklaring van officiële Kerkelijke kant.
Zo moeten de belijdenissen zoals opgesteld in Nicea (325), Chalcedon (451) en Constantinopel dus worden gezien. Als standpuntsbepalingen in toenmalige discussies. Het is dus een historische misvatting dat dergelijke leeruitspraken de bedoeling gehad zouden hebben, al het denken over Twee-Naturenleer of het concept van de Drie-Eenheid te stoppen, zoals Kuitert in zijn laatste werk beweert en de schamele bladzijden die hij aan de Vroeg-Kerkelijke dogma's wijdt (Kuitert, 1998, 132-135). In de vele tientallen eeuwen, via de Reformatie tot aan vandaag toe hebben talloze academische theologen zich afgevraagd hoe ze zich dergelijke concepten nu hadden voor te stellen, en probeerden deze concepten na te gaan met het eigen analytisch instrumentarium.
Uiteraard sneedt Chalcedon wel een aantal wegen af. Het markeerde een gelukkig einde van jarenlange twisten die waren gevoerd over de vraag wat nu precies de status van Jezus was, en hoe zich Zijn Goddelijkheid tot Zijn menselijkheid verhield. Tegelijkertijd schiep het de rust, en een uitgangspunt van verdere doordenking van de concepten als Twee-naturenleer en Drie-eenheid, die er niet geweest zou zijn wanneer men eindeloos zou hebben doorgestreden over fundamentele vragen.
Dogma's, bediscussieerde beslissingen binnen de Kerk, creëert dus ruimte om te denken, eerder dan dat het de vrijheid daartoe belemmert. Het maakt fundamenten mogelijk zonder welke de kathedraal van het christelijke en latere modern-Westerse denken, niet zou kunnen zijn opgebouwd.