Ik waardeer de 10 geboden als geboden Gods, gegeven aan Zijn verbondsvolk. Lees ook het opschrift: Ik ben de HEERE, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, uitgeleid hebt. God geeft Zijn geboden niet aan iedereen, maar slechts aan degenen die Hij uitverkozen heeft om deel uit te maken van Zijn verbondsvolk. Zoals de Schrift er ook van spreekt: Het is een bijzonder voorrecht, dat God aan Israël Zijn wetten gegeven heeft.jvdg schreef:Hoe waardeer je dit gebod, welke een belofte meegeeft, ten opzichte van de andere geboden, welke geen belofte meegeven?memento schreef: Wel mag je het geestelijk interpreteren. Wie waarlijk Gods geboden houdt, en dus vanuit de liefde tot God zijn ouders eert, zal het hemelse vaderland beërven.
Maargoed, wie van het 5e gebod maakt: "Eert uw vader en uw moeder, opdat u een lang leven ontvangt in het land waarin je nu woont, in Nederland" mist een beetje de geestelijke betekenis die de woorden "het land dat de HEERE uw God u geven zal" hebben.
Kortom, dit gebod en haar belofte tonen niet aan, dat wie (ondanks dat hij niet buigt voor de HEERE) zijn ouders eerst dús door God gezegend wordt. En dan hebben we het nog geeneens gehad over het feit, dat God deze wet aan Zijn verbondsvolk geeft, niet aan iedereen.
En daarmee zijn we weer terug bij af, namelijk dat ik in de Schrift nergens een zegen wordt beloofd lós van het dienen van de HEERE.
Is het wel een lands- of verbondsgelofte?
Geldt die belofte niet een persoonlijke gelofte?
Immers, een (bijna) geheel volk kan afwijken van dit gebod, terwijl sommigen dit gebod wel eerbiedigen en onderhouden. Worden die beloften aan die enkelen dan onthouden?
Die kennis van de HEERE, als Verbondsgod, als de God die verlost, is nodig om de geboden van God te kunnen houden. Gods wet is slechts te houden uit dankbaarheid. Alleen om dat Gods Geest een nieuw hart gegeven heeft.
Tegelijkertijd stelt de wet schuldig. De onbekeerde en de bekeerde. Omdat zij de wet zelf niet houden kunnen. Dat drijft uit, om de zaligheid te zoeken buiten zichzelf. In de Ander. In de HEERE, die Zich openbaart als de God die verlost. In de Heere Jezus Christus.
Ik waardeer met Paulus de wet dus als geestelijk. De belofte van het 5e gebod lees ik dus ook als geestelijke belofte (het aardse beloofde land zie ik als afschaduwing van het eeuwige nieuwe hemel en nieuwe aarde). Voor ieder die onder het verbond is. Wie ouders en overheden gehoorzaam is, vanuit de ware liefde tot God en de naaste, krijgt het eeuwige leven toegezegd. Waarom die belofte bij het 5e gebod staat, daarover vallen verschillende redenen te bedenken. Zelf denk ik dat het is omdat met het 5e gebod de 2e tafel der wet ingeluid wordt. De eerste tafel der wet begint met "Ik ben de HEERE die jullie uit het slavenhuis verlost heeft". De 2e tafel begint dan met de belofte dat wie deze woorden houdt een erfenis ontvangt in het land dat de HEERE geven zal.
Maargoed, wat je in ieder geval met zekerheid kan zeggen, is dat de exegese: "Wie zijn ouders eert, wordt door de HEERE gezegend met een lang leven" geen recht doet aan de theologische taal die hier gesproken wordt. Het land wat God zal geven staat centraal. Dat is één van de hoofdthema's van het OT. Een diep theologisch thema. Het beloofde land (Kanaän) wijst vooruit naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Naar de eeuwige heerlijkheid. Wie dat niet meeweegt, maakt van de belofte uit het 5e gebod een platte, aardse en oppervlakkige belofte van slechts een lang leven. Terwijl God hier spreekt van het eeuwige zalige leven!
Kortom: Ik hou vast aan de radicaliteit van Gods Woord, dat buiten de kennis van de HEERE als de verlossende God (in Christus Jezus) de wet niet te houden is. Ook niet ten dele. Buiten de dienst aan de HEERE spreekt Gods Woord niet over zegen. Wie dus meent dat ons land zegen te verwachten heeft van het dichtblijven van de winkels op zondag (dus zonder dat daarbij de dienst des HEEREN gevoegd wordt) heeft geen Schriftplaatsen om zich op te beroepen (ik ken ze tenminste niet). Het enige argument daarvoor is eigen bedenksels. Een ongegrond optimisme, dat God het moralistisch handhaven van een burgerlijke wet aanziet voor een ten dele vervullen van Zijn heilige en geestelijke wet, en het daarom met Zijn zegen zal belonen. Gods Woord is echter duidelijk: Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. Buiten het dienen van de HEERE is geen zegen te verwachten...