Voetius: gaat de rechtvaardigmaking niet vóór het geloof? Zij kan gezegd worden vóór te gaan en na te volgen. Hoe zegt gij dat zij vóór gaat? Voor zover die betekent zekere actie of werk Gods aan en van Zijn zijde alleen. Hoe zegt gij dat de rechtvaardiging een vrucht is van het geloof en hetzelve in orde navolgt? Voor zoveel dezelve in ons gewrocht, ontvangen en geaplicceerd wordt, en in ons termineert.Ronaldus schreef:Jij bedoelt dat de mens gerechtvaardigt wordt als hij nog goddeloos is en dat alzoo de vergeving der zonden gaat vóór de bekering? Dus dat niet een gelovige maar een zondaar gerechtvaardigt wordt.Valcke schreef:De Dordtse Synode heeft NIETS gezegd over een rechtvaardigmaking vóór het geloof, maar kende alleen een rechtvaardigmaking dóór het geloof alleen.Ronaldus schreef:En wat heeft men er over gezegd?Valcke schreef:Erasmiaan, ik zocht hier ook geen discussie over.
Dat ik een minderheidsstandpunt vertegenwoordig, lijkt mij overigens niet relevant. Dr De Vries en anderen noemen als het om de leer van wedergeboorte, geloof en rechtvaardiging gaat dezelfde zaken. Ik zou in de OGG ds. Kort kunnen noemen. Ik ervaar het als vreemd als iemand voor wezenlijke zaken zich vervolgens beroept op de meerderheid. Laten we allereerst maar de Schrift en belijdenis dienaangaande onderzoeken.
Ten slotte: het doet merkwaardig aan wanneer je voor een bepaald punt tav de leer van de Synode van Dordrecht het gelijk van ds Kersten wilt gaan bewijzen uit dr Comrie. Dan kom je namelijk precies uit bij de bron van ds Kersten. De kwestie is niet wat dr Comrie over de leer van de Synode van Dordrecht gezegd heeft, maar wat de Synode van Dordrecht zelf hierover geleerd heeft.
Comrie daarentegen beweerde dat de Dordtse Synode een dadelijke rechtvaardigmaking (de rechtvaardigmaking in de tijd in het oordeel van God) leerde vóór en zonder het geloof. Met name baseerde Comrie zich op Maccovius (hoogleraar in Franeker) die dit ook geleerd had. Nu was er een hoogopgelopen twist tussen Lubbertus en Maccovius (beiden hoogleraar in Franeker). De Dordtse synode heeft zich daarmee beziggehouden. Maccovius is daarbij niet veroordeeld door de synode. Hierop baseert Comrie dan dat dit ook gold voor de opvatting van Maccovius over de rechtvaardigmaking, een soort indirect bewijs dus dat de Synode het wel met Maccovius eens moet zijn geweest. Echter, uit onderzoek is gebleken dat Maccovius' leer over de rechtvaardigmaking op de Dordtse Synode überhaupt niet ter sprake is geweest. Wel zijn 50 stellingen van Maccovius onderzocht, maar daar is er niet één bij over de rechtvaardigmaking (bron: Th. van der Groe, De rechtvaardiging door het geloof, naschrift J.A. de Ruiter, blz. 142 met verdere bronvermelding.) Het verhaal van dr. Comrie klopt dus niet en dus evenmin de stelling in de dogmatiek van ds. Kersten (alsook in vele andere boeken/preken die daarop gevolgd zijn en waarin dit is overgenomen).
Overigens heeft ook Th. van der Groe (tijdgenoot van dr. Comrie) reeds uitgebreid aangetoond dat de Dordtse vaderen géén rechtvaardigmaking vóór het geloof hebben geleerd, maar alleen een rechtvaardigmaking dóór of uit het geloof, in de toerekening van God (geen tijdverschil tussen geloof en rechtvaardigmaking, maar gelijkertijd door God gewerkt), waarbij het geloof niet de grond is van de rechtvaardigmaking, maar wel het middel waardoor de gerechtigheid van Christus wordt aangenomen, zoals ook de HC leert. Van der Groe citeert uitgebreid uit de oordelen van de godgeleerden op de Dordtse Synode waarmee hij dit aantoont (bron: Th. van der Groe, De rechtvaardiging door het geloof, blz. 74-94). Hij geeft hiervoor maar liefst 21 citaten. En hij concludeert: "Uit alle voorgestelde aanhalingen blijkt nu middagklaar, dat men in de Nationale Synodus van de rechtvaardigmaking met de uiterste eendrachtigheid also gevoeld en geleerd heeft, dat die volgens de Heilige Schrift niet anders als door het geloof geschiedt, en dat die in orde geplaatst moet worden achter de roeping en achter het geloof, als die beiden wezenlijk in zich besluitende. Maar het is er zover vandaan dat in de gemelde Synodus een toerekening of rechtvaardigmaking vóór het geloof zoals men daar nu van spreekt, enigszins geleerd zoude zijn..." (blz. 94) (Zie ook de HC over het verband van geloof en rechtvaardigmaking.) Van der Groe betoogt verder dat geloof en dadelijke rechtvaardigmaking niet zonder elkaar bestaan kunnen, en dus nooit van elkaar kunnen worden afgescheiden.
(N.B. dit verschil gaat dus niet over de rechtvaardigmaking van eeuwigheid, wat nog weer een afzonderlijk onderwerp is en waarover óók verschil was. Het gaat hier over de dadelijke rechtvaardigmaking.)
Verstuurd vanaf mijn SM-A520F met Tapatalk
Voetius: De rechtvaardigmaking gaat vóór ons geloof en onze roeping voor zoveel zij betekent de vaststelling zelve van het Goddelijk vonnis en alzoo van het nieuwe verbond; de belofte en uitspraak daarvan, van de zijde Gods; dewijl zij (die gerechtvaardigd worden) aan Christus gegeven zijn, eer zij geloofden; nochtans volgt dezelve mede op de roeping en het geloof, voor zoveel zij betekent de ontboezeming, bekendmaking, openbaring van dat vonnis in de harten der verlosten.
Verstuurd vanaf mijn SM-A520F met Tapatalk