Gelezen, gedacht, gehoord...
-
- Verbannen
- Berichten: 16185
- Lid geworden op: 18 mei 2017, 20:42
- Locatie: Walcheren - jantjevanrefoforum@gmail.com
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Was getekend,
uw medeforummer Jantje
uw medeforummer Jantje
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Ik wilde het net posten.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Prachtig!
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Jaloersmakend! Heeft ook enkele keren bij ons in de hhg gepreekt. Vergeet nooit meer een preek met Hemelvaartsdag over de wederhorigen uit psalm 68
Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Indrukwekkend intervieuw. Net als ds Butter een man met taal naar mijn hart.
Zalig is de mens, welken de Heere de zonden niet toerekent.
- J.C. Philpot
- Berichten: 10211
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Caspar Olevianus & Zacharias Ursinus schreef:Welke troost schenkt u de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden?
Dat ik in alle droefheid en vervolging met opgeheven hoofd juist Hem als Rechter uit de hemel verwacht, die Zich eerst om mij voor Gods rechterstoel gesteld en heel de vloek van mij weggenomen heeft.
Hij zal dan al zijn en mijn vijanden aan de eeuwige ondergang overgeven, maar mij met alle uitverkorenen tot Zich nemen in de hemelse blijdschap en heerlijkheid.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
ONPEILBAAR DIEP
Mensen beleven hun verdriet heel verschillend. Ook in een huwelijk wordt op verschillende wijze gerouwd over een kind dat gestorven is.
Soms geeft dat spanningen. Man en vrouw proberen elkaar te begrijpen, maar stuiten op een grens.
Dat is ook niet vreemd, want nooit kunnen we de ander ten volle doorgronden.
Gevoelens zijn namelijk heel persoonlijk.
Spreuken 14 leert ons een levensles: aanvaard dat de ander nooit helemaal je verdriet kan peilen en dus ook weleens anders reagerrt dan je zou willen.
Denk aan Hanna.
Zelfs haar eigen man, die zielsveel van haar houdt, kan haar gemis niet ten volle peilen.
En ook Eli, de priester, peilt niet voldoende wat er aan de hand is als zij diepbedroefd haar hart in Silo uitstort voor God.
Toch proberen Elkana en Eli op hun manier Hanna bij te staan en te troosten.
Hanna wordt door Elkana overladen met geschenken en Eli geeft haar een belofte mee.
Dat laatste geeft overigens nog de meeste troost!
Maar niemand kan Hanna's verdriet ten volle peilen. Er ligt een grens.
Bovengenoemde tekst leert ons dat er in ieders leven iets is, wat hij of zij niet kan delen met de ander.
Elk hart kent zijn eigen bittere droefheid.
Laten we dat onder ogen zien en naar elkaar uitspreken.
Dat geeft lucht, bewaart ons voor frustraties en overspannen verwachtingen.
Het hoeft ook geen afbreuk te doen aan een hechte relatie.
Een goede relatie kan tegen een stootje.
Laat het ons vooral dichter brengen bij Christus Die eenzaam Zijn weg ging in de hof van Gethsemané.
Door niemand begrepen, door niemand gekend.
Wie kent Zijn bittere droefheid? Niemand!
Maar als Enige peilt Hij ons leven tot op de bodem.
En kent Hij onze droefheid ten volle.
Maakt ons dat niet milder naar elkaar toe?...
ds. M.A. Kuijt, in Schuilplaats perspectief
Mensen beleven hun verdriet heel verschillend. Ook in een huwelijk wordt op verschillende wijze gerouwd over een kind dat gestorven is.
Soms geeft dat spanningen. Man en vrouw proberen elkaar te begrijpen, maar stuiten op een grens.
Dat is ook niet vreemd, want nooit kunnen we de ander ten volle doorgronden.
Gevoelens zijn namelijk heel persoonlijk.
Spreuken 14 leert ons een levensles: aanvaard dat de ander nooit helemaal je verdriet kan peilen en dus ook weleens anders reagerrt dan je zou willen.
Denk aan Hanna.
Zelfs haar eigen man, die zielsveel van haar houdt, kan haar gemis niet ten volle peilen.
En ook Eli, de priester, peilt niet voldoende wat er aan de hand is als zij diepbedroefd haar hart in Silo uitstort voor God.
Toch proberen Elkana en Eli op hun manier Hanna bij te staan en te troosten.
Hanna wordt door Elkana overladen met geschenken en Eli geeft haar een belofte mee.
Dat laatste geeft overigens nog de meeste troost!
Maar niemand kan Hanna's verdriet ten volle peilen. Er ligt een grens.
Bovengenoemde tekst leert ons dat er in ieders leven iets is, wat hij of zij niet kan delen met de ander.
Elk hart kent zijn eigen bittere droefheid.
Laten we dat onder ogen zien en naar elkaar uitspreken.
Dat geeft lucht, bewaart ons voor frustraties en overspannen verwachtingen.
Het hoeft ook geen afbreuk te doen aan een hechte relatie.
Een goede relatie kan tegen een stootje.
Laat het ons vooral dichter brengen bij Christus Die eenzaam Zijn weg ging in de hof van Gethsemané.
Door niemand begrepen, door niemand gekend.
Wie kent Zijn bittere droefheid? Niemand!
Maar als Enige peilt Hij ons leven tot op de bodem.
En kent Hij onze droefheid ten volle.
Maakt ons dat niet milder naar elkaar toe?...
ds. M.A. Kuijt, in Schuilplaats perspectief
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Dank je Mara!
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
afgelopen drie afleveringen stond in het kerkblad een serie artikelen van ds Joppe aangaande het verdriet bij het verliezen van een kind.
Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
"Maar God vernietigd Zijn schepping niet".
Ds. G. Boer in een preek over zondag 10 als hij spreekt over rampen en watervloeden.
Ds. G. Boer in een preek over zondag 10 als hij spreekt over rampen en watervloeden.
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Deze dagen kreeg ik een artikel van dr. P. de Vries onder ogen, dat ik hier graag en met instemming deel.
dr. P. de Vries schreef:Een zin die helaas vaak fout wordt begrepen
Het Evangelie is de boodschap dat God om Christus’ wil zondaren redt van de toekomende toorn. Daarom kan het Evangelie alleen waarde krijgen, als wij leren verstaan en beamen dat wij de toorn van God dubbel en dwars hebben verdiend. Een geloof zonder overtuiging en kennis van schuld heeft geen betekenis. Het omgekeerde is ook waar: overtuiging van schuld en kennis van zonde zonder geloof heeft geen waarde. Het gevoelen van het gemis is nog iets anders dan het bezit. Daar gaat het toch om dat wij door genade naar ziel en lichaam het eigendom van Christus worden.
De enige grond van zaligheid is dat Hij aan het recht van God heeft voldaan en onder Gods recht is verbrijzeld. Soms wordt wel de indruk gewekt dat een mens zelf om zalig te worden onder Gods recht moet zijn verbrijzeld. Hij zou God liever moeten krijgen dan eigen zaligheid. Je kunt hopen dat ermee wordt bedoeld dat een mens met lege handen tot Christus moet vluchten. Dan nog blijft staan dat het onbijbels is het zo uit te drukken en ik ben wel eens bang dat mensen die deze en dergelijke uitdrukkingen gebruiken, nog maar heel weinig van Christus verstaan of wellicht Hem in het geheel nog niet kennen. Immers als wij onder Gods recht zouden moeten doorgaan, betekent dit dat wij nog een bijdrage aan de zaligheid moeten leveren en het werk van Christus niet voldoende is. Dat is het wel. Ook hier geldt dat als wij er zelf een nagelschrap bij zouden moeten doen, het voor eeuwig verloren zou zijn. Het is alleen genade en alleen door Christus.
Daarom wordt een zondaar genodigd om zonder oponthoud met lege handen tot Christus te gaan om te leren belijden: ‘Hij is voor mij in Gods gericht verbrijzeld. Anders was ik de eeuwige dood gestorven.’ Het grote wonder is dat God geen mensen met Zichzelf verzoent die Hem boven alles liefhebben, maar vijanden. Het grote wonder is dat wij de dood en de rampzaligheid in moesten, maar Christus op Golgotha als het ware de hel inging om juist zo de prikkel uit de dood weg te nemen voor al de Zijnen. Immers Hij is gestorven, maar ook opgewekt. Wie met God verzoend is, krijgt Hem wel boven alles lief. Dan gaat het ons niet om de zaligheid als zodanig, maar om de nabijheid van God.
Dit is de taal van Gods kerk. Dit is de taal die de Heilige Geest mensen leert. Uitvoeriger dan ik in deze bijdrage kan doen, heb ik hierover geschreven in een brochure met de titel Recht en genade, (uitgave drukkerij AMV, Lunteren 2016; ISBN 978-90-825061-2-9; prijs €4,--). Deze uitgave is in de boekhandel verkrijgbaar. Ik wijs er in die brochure ook op dat de woorden uit een gedicht van de oudvader Witsius vaak uit hun verband worden geciteerd. Helaas geven dan ook predikanten hierin nog al eens blijk van onkunde, waarvan je moet vrezen dat het ook geestelijke onkunde is. Dan geldt dat er niet alleen meer ter linkerzijde, maar ook ter rechterzijde nog al te veel christendom is waarbij de indruk wordt gewekt dat wij Christus moeten helpen.
In het ene geval geeft een predikant alleen de indruk dat een hogere eigen bijdrage wordt verwacht dan in het andere geval. In het ene geval is de bijdrage een stuk activiteit, in het andere geval een eigenwillige geestelijke ervaring. In beide gevallen wordt niet verstaan dat aan Gods recht moet worden voldaan en dat een mens dat niet kan, zelfs niet als hij bereid zou zijn voor eeuwige verloren. Immers een mens die dat zegt, laat daarmee niet zien dat hij veel maar juist nog heel weinig van Gods recht en heiligheid verstaat en in ieder geval nog niet is op de plaats waar hij moet wezen, namelijk aan de voeten van enige Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. Zalig zijn we als we gaan verstaan dat Christus gedaan tot Christus aan Gods recht heeft voldaan en wij tot de Zaligmaker Die ons wordt aangeboden om niet, leren vluchten. Dat is wat de Heilige Geest ons leert, als Hij ons wederbaart. Dan stelt Hij ons in staat en maakt Hij ons gewillig in geloof tot Christus te vluchten en bij Hem te schuilen.
Het gaat om de woorden ‘Zijt Gij met mijn doem gediend, Zoek Uw' eer. Ik heb ’t verdiend.’ Witsius maakt namelijk vervolgens duidelijk dat wij weliswaar de eeuwige rampzaligheid hebben verdiend, maar dat met datgene wij hier wordt beleden, de echte oplossing niet kan zijn. Zo wordt namelijk God niet verheerlijkt en niet aan Zijn heilig recht voldaan. Het is niet zo dat God op dit punt een eigen bijdrage vraagt in zin dat wij ook een deel van Gods recht moeten voldoen door onder Gods recht door te gaan. Nee, het is echt Christus alleen en genade alleen. Het behaagde de Heere niet ons, maar Zijn eigen Zoon te verbrijzelen. Witsius laat degene die bidt om genade namelijk als volgt verder bidden (het originele gezang telt nog veel meer coupletten; 56 in totaal):
Zo een schuldig mense echter
Spreken mochte tot zijn Rechter,
Wenst' ik dat dit enig woord
Eerst nog van U werd gehoord:
Kon ik U wel ooit betalen?
Och! wat eer zult Gij dan halen,
Als Gij mij gevangen ziet?
'k Lijd wel, maar voldoe U niet.
Moet nochtans Uw recht betaald zijn?
Maar Heer', zou Gij dan verdwaald zijn?
Als Gij, zonder mij te doón,
Zocht betaling bij Uw Zoon?
Geen gewin is in mijn bloed, en
Wil Hij voor mijn zonden boeten,
Hij is 't die betalen kan.
Zeg, wat schade lijdt Gij dan?
Zeg Hem, zoete Voorspraak, zeg Hem,
En met reden onderricht Hem,
Dat de reden niet en duldt
Dubb'le straf voor ééne schuld.
God is immers d' Opperreden.
Zo de Borg heeft straf geleden,
Is dan niet de schuldenaar
Zelve, buiten straf-gevaar?
Ja, Heer', dan zal ik U roemen
En niet slechts Rechtvaardig noemen,
Maar: tesamen straf en zoet,
Hard en zacht, gestreng en goed.
Dubbel zult Gij zijn geprezen,
Dubbel zal dan d' inkomst wezen
Van Uw grote heerlijkheid,
Daar al 't werk toch henen leidt.
Vaste hoop zal niet beschamen:
Gods beloft' is Ja en Amen.
En Zijn liefd' gestort in 't hart,
Zalft en zacht daar alle smart.
Och! kond' ik dat maar geloven,
'k Kwam dan alles licht te boven.
Geen verdriet mij hier verdriet
Lijd ik 't in Gods toorne niet.
Gij Die tot mijn ziele zeide:
Kom, mijn Bruid, mij toebereide,
Kom, mijn liefste, gij zijt Mijn',
En Ik zal de uwe zijn.
Eeuw'ge liefd' verbindt ons beiden,
Dood nog leven mag ons scheiden
'k Weet, gij hebt Mij wel bezind,
Maar Ik heb u eerst bemind.
Als het gaat om de prediking van het Evangelie, dan wordt ons in de prediking eigenlijk niet de zaligheid of de genade, maar de Zaligmaker Zelf aangeboden. In dat aanbod liggen alle zegeningen begrepen. Een predikant kan dat aanbod nooit te indringend brengen.
De grote vraag is of wij deze Zaligmaker hebben omhelsd en lief gekregen. Is dat het geval dan verwonderen wij ons erover dat Hij zo zwaar en diep voor ons heeft willen lijden. Laten wij elkaar vragen of wij bij deze dingen hebben leren leven en elkaar waarschuwen als dat niet het geval is.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Luther schreef:Deze dagen kreeg ik een artikel van dr. P. de Vries onder ogen, dat ik hier graag en met instemming deel.
dr. P. de Vries schreef:Een zin die helaas vaak fout wordt begrepen
Het Evangelie is de boodschap dat God om Christus’ wil zondaren redt van de toekomende toorn. Daarom kan het Evangelie alleen waarde krijgen, als wij leren verstaan en beamen dat wij de toorn van God dubbel en dwars hebben verdiend. Een geloof zonder overtuiging en kennis van schuld heeft geen betekenis. Het omgekeerde is ook waar: overtuiging van schuld en kennis van zonde zonder geloof heeft geen waarde. Het gevoelen van het gemis is nog iets anders dan het bezit. Daar gaat het toch om dat wij door genade naar ziel en lichaam het eigendom van Christus worden.
De enige grond van zaligheid is dat Hij aan het recht van God heeft voldaan en onder Gods recht is verbrijzeld. Soms wordt wel de indruk gewekt dat een mens zelf om zalig te worden onder Gods recht moet zijn verbrijzeld. Hij zou God liever moeten krijgen dan eigen zaligheid. Je kunt hopen dat ermee wordt bedoeld dat een mens met lege handen tot Christus moet vluchten. Dan nog blijft staan dat het onbijbels is het zo uit te drukken en ik ben wel eens bang dat mensen die deze en dergelijke uitdrukkingen gebruiken, nog maar heel weinig van Christus verstaan of wellicht Hem in het geheel nog niet kennen. Immers als wij onder Gods recht zouden moeten doorgaan, betekent dit dat wij nog een bijdrage aan de zaligheid moeten leveren en het werk van Christus niet voldoende is. Dat is het wel. Ook hier geldt dat als wij er zelf een nagelschrap bij zouden moeten doen, het voor eeuwig verloren zou zijn. Het is alleen genade en alleen door Christus.
Daarom wordt een zondaar genodigd om zonder oponthoud met lege handen tot Christus te gaan om te leren belijden: ‘Hij is voor mij in Gods gericht verbrijzeld. Anders was ik de eeuwige dood gestorven.’ Het grote wonder is dat God geen mensen met Zichzelf verzoent die Hem boven alles liefhebben, maar vijanden. Het grote wonder is dat wij de dood en de rampzaligheid in moesten, maar Christus op Golgotha als het ware de hel inging om juist zo de prikkel uit de dood weg te nemen voor al de Zijnen. Immers Hij is gestorven, maar ook opgewekt. Wie met God verzoend is, krijgt Hem wel boven alles lief. Dan gaat het ons niet om de zaligheid als zodanig, maar om de nabijheid van God.
Dit is de taal van Gods kerk. Dit is de taal die de Heilige Geest mensen leert. Uitvoeriger dan ik in deze bijdrage kan doen, heb ik hierover geschreven in een brochure met de titel Recht en genade, (uitgave drukkerij AMV, Lunteren 2016; ISBN 978-90-825061-2-9; prijs €4,--). Deze uitgave is in de boekhandel verkrijgbaar. Ik wijs er in die brochure ook op dat de woorden uit een gedicht van de oudvader Witsius vaak uit hun verband worden geciteerd. Helaas geven dan ook predikanten hierin nog al eens blijk van onkunde, waarvan je moet vrezen dat het ook geestelijke onkunde is. Dan geldt dat er niet alleen meer ter linkerzijde, maar ook ter rechterzijde nog al te veel christendom is waarbij de indruk wordt gewekt dat wij Christus moeten helpen.
In het ene geval geeft een predikant alleen de indruk dat een hogere eigen bijdrage wordt verwacht dan in het andere geval. In het ene geval is de bijdrage een stuk activiteit, in het andere geval een eigenwillige geestelijke ervaring. In beide gevallen wordt niet verstaan dat aan Gods recht moet worden voldaan en dat een mens dat niet kan, zelfs niet als hij bereid zou zijn voor eeuwige verloren. Immers een mens die dat zegt, laat daarmee niet zien dat hij veel maar juist nog heel weinig van Gods recht en heiligheid verstaat en in ieder geval nog niet is op de plaats waar hij moet wezen, namelijk aan de voeten van enige Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. Zalig zijn we als we gaan verstaan dat Christus gedaan tot Christus aan Gods recht heeft voldaan en wij tot de Zaligmaker Die ons wordt aangeboden om niet, leren vluchten. Dat is wat de Heilige Geest ons leert, als Hij ons wederbaart. Dan stelt Hij ons in staat en maakt Hij ons gewillig in geloof tot Christus te vluchten en bij Hem te schuilen.
Het gaat om de woorden ‘Zijt Gij met mijn doem gediend, Zoek Uw' eer. Ik heb ’t verdiend.’ Witsius maakt namelijk vervolgens duidelijk dat wij weliswaar de eeuwige rampzaligheid hebben verdiend, maar dat met datgene wij hier wordt beleden, de echte oplossing niet kan zijn. Zo wordt namelijk God niet verheerlijkt en niet aan Zijn heilig recht voldaan. Het is niet zo dat God op dit punt een eigen bijdrage vraagt in zin dat wij ook een deel van Gods recht moeten voldoen door onder Gods recht door te gaan. Nee, het is echt Christus alleen en genade alleen. Het behaagde de Heere niet ons, maar Zijn eigen Zoon te verbrijzelen. Witsius laat degene die bidt om genade namelijk als volgt verder bidden (het originele gezang telt nog veel meer coupletten; 56 in totaal):
Zo een schuldig mense echter
Spreken mochte tot zijn Rechter,
Wenst' ik dat dit enig woord
Eerst nog van U werd gehoord:
Kon ik U wel ooit betalen?
Och! wat eer zult Gij dan halen,
Als Gij mij gevangen ziet?
'k Lijd wel, maar voldoe U niet.
Moet nochtans Uw recht betaald zijn?
Maar Heer', zou Gij dan verdwaald zijn?
Als Gij, zonder mij te doón,
Zocht betaling bij Uw Zoon?
Geen gewin is in mijn bloed, en
Wil Hij voor mijn zonden boeten,
Hij is 't die betalen kan.
Zeg, wat schade lijdt Gij dan?
Zeg Hem, zoete Voorspraak, zeg Hem,
En met reden onderricht Hem,
Dat de reden niet en duldt
Dubb'le straf voor ééne schuld.
God is immers d' Opperreden.
Zo de Borg heeft straf geleden,
Is dan niet de schuldenaar
Zelve, buiten straf-gevaar?
Ja, Heer', dan zal ik U roemen
En niet slechts Rechtvaardig noemen,
Maar: tesamen straf en zoet,
Hard en zacht, gestreng en goed.
Dubbel zult Gij zijn geprezen,
Dubbel zal dan d' inkomst wezen
Van Uw grote heerlijkheid,
Daar al 't werk toch henen leidt.
Vaste hoop zal niet beschamen:
Gods beloft' is Ja en Amen.
En Zijn liefd' gestort in 't hart,
Zalft en zacht daar alle smart.
Och! kond' ik dat maar geloven,
'k Kwam dan alles licht te boven.
Geen verdriet mij hier verdriet
Lijd ik 't in Gods toorne niet.
Gij Die tot mijn ziele zeide:
Kom, mijn Bruid, mij toebereide,
Kom, mijn liefste, gij zijt Mijn',
En Ik zal de uwe zijn.
Eeuw'ge liefd' verbindt ons beiden,
Dood nog leven mag ons scheiden
'k Weet, gij hebt Mij wel bezind,
Maar Ik heb u eerst bemind.
Als het gaat om de prediking van het Evangelie, dan wordt ons in de prediking eigenlijk niet de zaligheid of de genade, maar de Zaligmaker Zelf aangeboden. In dat aanbod liggen alle zegeningen begrepen. Een predikant kan dat aanbod nooit te indringend brengen.
De grote vraag is of wij deze Zaligmaker hebben omhelsd en lief gekregen. Is dat het geval dan verwonderen wij ons erover dat Hij zo zwaar en diep voor ons heeft willen lijden. Laten wij elkaar vragen of wij bij deze dingen hebben leren leven en elkaar waarschuwen als dat niet het geval is.
Bijzonder herkenbaar stuk. Hoe vaak hoor je niet spreken over "Gods recht" alsof je dat zelf nog moet ondergaan.
https://drpdevries.com/2018/12/10/een-z ... -begrepen/
- J.C. Philpot
- Berichten: 10211
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Wijlen Dr. C.A. Tukker in een preek over Zondag 45 van de Heidelbergse Catechismus schreef:En … wat hebben wij daar nu van gemaakt? Hoe is onze gebedspraktijk? Bidt u wel eens een half uur? Bidt u wel eens een uur? Nee? Hoe komt dat? Nou ja, dat komt omdat ik er geen woorden voor heb. Hebt u die woorden wel eens bij Christus gezocht? We hebben toch een Bijbel vol gebeden? Maar ook als u er geen woorden voor hebt, is het belangrijk dat u de intentie hebt om aan Christus én aan Zijn gebed voortdurend deel te hebben. Altijd bidden en niet vertragen. En dan kan uw werk gewoon doorgaan, u kunt stofzuigen, afwassen, u kunt met uw kinderen praten, u kunt de telefoon aannemen en toch bidden. Dat is wonderlijk, hè, maar dat is nu leven, in Christus, voor de troon, bij de Vader. Altijd maar ‘Onze Vader Die in de hemelen zijt’, nooit ophouden, nooit! En dat niet omdat wij zo vroom zijn, maar omdat Hij 24 uur van de dag bij Zijn Vader bidt. Ik zal het nog sterker zeggen. Als Hij één minuut niet zou bidden, zouden wij door de grond zakken en levend ter helle varen. Zo liggen die zaken. (..)
Onze gebedspraktijk staat in zo’n schril contrast met de gebedstijden van vroeger. Th. à Brakel stond te middernacht op om Hem te loven vanwege het recht Uwer gerechtigheid. Vier uur ’s morgens, zei Benedictus van Nursia. Ik heb het in het klooster zien gebeuren. Vier uur in de morgen, pij over het hoofd, de kerk in en bidden en zingen en bidden. En nu kunt u wel zeggen dat dat allemaal Rooms is, maar ik zou zo wel een kerk vol willen hebben. Wat is er van die gebedstijden bij ons terechtgekomen? We zijn het kwijtgeraakt en hebben geprobeerd om het met de maaltijden weer terug te krijgen. Nou, dat ging goed toen de gezinnen nog samen waren, maar wie van ons begint ’s morgens de dag als gezin? En ’s middags, hoeveel jonge mensen komen bij het middageten nog thuis? ’s Avonds is het niet veel beter. Iedereen heeft wat te doen, het eten wordt snel opgegeten en dan moet er op de valreep nog snel worden gelezen en gebeden. Maar in de kerk horen wij dat wij altijd moeten bidden en niet vertragen. Hoe arm is onze gebedspraktijk geworden! O, zeg toch niet dat u geen tijd hebt, want als u naar Hem genoemd wordt, komt de tijd wel. Nu hebt u geen tijd, maar als u de Heere ontmoet, komt er opeens tijd. Hoe was het bij Saulus? Als een vervolger gaat hij op weg naar Damaskus en dan maakt de Heere Zich aan hem bekend. ‘Ik ben Jezus, Dien gij vervolgt’ (hand. 9;5). Hierna eet en drinkt Saulus niet meer. Weet u wat hij wel deed? Hij bad. Waar is ons gebed als norm van ons geestelijk leven?
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Dankjewel, ik vond hier het hele gedicht van Witsius met alle coupletten:Luther schreef:Deze dagen kreeg ik een artikel van dr. P. de Vries onder ogen, dat ik hier graag en met instemming deel.
dr. P. de Vries schreef:Een zin die helaas vaak fout wordt begrepen
Het Evangelie is de boodschap dat God om Christus’ wil zondaren redt van de toekomende toorn. Daarom kan het Evangelie alleen waarde krijgen, als wij leren verstaan en beamen dat wij de toorn van God dubbel en dwars hebben verdiend. Een geloof zonder overtuiging en kennis van schuld heeft geen betekenis. Het omgekeerde is ook waar: overtuiging van schuld en kennis van zonde zonder geloof heeft geen waarde. Het gevoelen van het gemis is nog iets anders dan het bezit. Daar gaat het toch om dat wij door genade naar ziel en lichaam het eigendom van Christus worden.
De enige grond van zaligheid is dat Hij aan het recht van God heeft voldaan en onder Gods recht is verbrijzeld. Soms wordt wel de indruk gewekt dat een mens zelf om zalig te worden onder Gods recht moet zijn verbrijzeld. Hij zou God liever moeten krijgen dan eigen zaligheid. Je kunt hopen dat ermee wordt bedoeld dat een mens met lege handen tot Christus moet vluchten. Dan nog blijft staan dat het onbijbels is het zo uit te drukken en ik ben wel eens bang dat mensen die deze en dergelijke uitdrukkingen gebruiken, nog maar heel weinig van Christus verstaan of wellicht Hem in het geheel nog niet kennen. Immers als wij onder Gods recht zouden moeten doorgaan, betekent dit dat wij nog een bijdrage aan de zaligheid moeten leveren en het werk van Christus niet voldoende is. Dat is het wel. Ook hier geldt dat als wij er zelf een nagelschrap bij zouden moeten doen, het voor eeuwig verloren zou zijn. Het is alleen genade en alleen door Christus.
Daarom wordt een zondaar genodigd om zonder oponthoud met lege handen tot Christus te gaan om te leren belijden: ‘Hij is voor mij in Gods gericht verbrijzeld. Anders was ik de eeuwige dood gestorven.’ Het grote wonder is dat God geen mensen met Zichzelf verzoent die Hem boven alles liefhebben, maar vijanden. Het grote wonder is dat wij de dood en de rampzaligheid in moesten, maar Christus op Golgotha als het ware de hel inging om juist zo de prikkel uit de dood weg te nemen voor al de Zijnen. Immers Hij is gestorven, maar ook opgewekt. Wie met God verzoend is, krijgt Hem wel boven alles lief. Dan gaat het ons niet om de zaligheid als zodanig, maar om de nabijheid van God.
Dit is de taal van Gods kerk. Dit is de taal die de Heilige Geest mensen leert. Uitvoeriger dan ik in deze bijdrage kan doen, heb ik hierover geschreven in een brochure met de titel Recht en genade, (uitgave drukkerij AMV, Lunteren 2016; ISBN 978-90-825061-2-9; prijs €4,--). Deze uitgave is in de boekhandel verkrijgbaar. Ik wijs er in die brochure ook op dat de woorden uit een gedicht van de oudvader Witsius vaak uit hun verband worden geciteerd. Helaas geven dan ook predikanten hierin nog al eens blijk van onkunde, waarvan je moet vrezen dat het ook geestelijke onkunde is. Dan geldt dat er niet alleen meer ter linkerzijde, maar ook ter rechterzijde nog al te veel christendom is waarbij de indruk wordt gewekt dat wij Christus moeten helpen.
In het ene geval geeft een predikant alleen de indruk dat een hogere eigen bijdrage wordt verwacht dan in het andere geval. In het ene geval is de bijdrage een stuk activiteit, in het andere geval een eigenwillige geestelijke ervaring. In beide gevallen wordt niet verstaan dat aan Gods recht moet worden voldaan en dat een mens dat niet kan, zelfs niet als hij bereid zou zijn voor eeuwige verloren. Immers een mens die dat zegt, laat daarmee niet zien dat hij veel maar juist nog heel weinig van Gods recht en heiligheid verstaat en in ieder geval nog niet is op de plaats waar hij moet wezen, namelijk aan de voeten van enige Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. Zalig zijn we als we gaan verstaan dat Christus gedaan tot Christus aan Gods recht heeft voldaan en wij tot de Zaligmaker Die ons wordt aangeboden om niet, leren vluchten. Dat is wat de Heilige Geest ons leert, als Hij ons wederbaart. Dan stelt Hij ons in staat en maakt Hij ons gewillig in geloof tot Christus te vluchten en bij Hem te schuilen.
Het gaat om de woorden ‘Zijt Gij met mijn doem gediend, Zoek Uw' eer. Ik heb ’t verdiend.’ Witsius maakt namelijk vervolgens duidelijk dat wij weliswaar de eeuwige rampzaligheid hebben verdiend, maar dat met datgene wij hier wordt beleden, de echte oplossing niet kan zijn. Zo wordt namelijk God niet verheerlijkt en niet aan Zijn heilig recht voldaan. Het is niet zo dat God op dit punt een eigen bijdrage vraagt in zin dat wij ook een deel van Gods recht moeten voldoen door onder Gods recht door te gaan. Nee, het is echt Christus alleen en genade alleen. Het behaagde de Heere niet ons, maar Zijn eigen Zoon te verbrijzelen. Witsius laat degene die bidt om genade namelijk als volgt verder bidden (het originele gezang telt nog veel meer coupletten; 56 in totaal):
Zo een schuldig mense echter
Spreken mochte tot zijn Rechter,
Wenst' ik dat dit enig woord
Eerst nog van U werd gehoord:
Kon ik U wel ooit betalen?
Och! wat eer zult Gij dan halen,
Als Gij mij gevangen ziet?
'k Lijd wel, maar voldoe U niet.
Moet nochtans Uw recht betaald zijn?
Maar Heer', zou Gij dan verdwaald zijn?
Als Gij, zonder mij te doón,
Zocht betaling bij Uw Zoon?
Geen gewin is in mijn bloed, en
Wil Hij voor mijn zonden boeten,
Hij is 't die betalen kan.
Zeg, wat schade lijdt Gij dan?
Zeg Hem, zoete Voorspraak, zeg Hem,
En met reden onderricht Hem,
Dat de reden niet en duldt
Dubb'le straf voor ééne schuld.
God is immers d' Opperreden.
Zo de Borg heeft straf geleden,
Is dan niet de schuldenaar
Zelve, buiten straf-gevaar?
Ja, Heer', dan zal ik U roemen
En niet slechts Rechtvaardig noemen,
Maar: tesamen straf en zoet,
Hard en zacht, gestreng en goed.
Dubbel zult Gij zijn geprezen,
Dubbel zal dan d' inkomst wezen
Van Uw grote heerlijkheid,
Daar al 't werk toch henen leidt.
Vaste hoop zal niet beschamen:
Gods beloft' is Ja en Amen.
En Zijn liefd' gestort in 't hart,
Zalft en zacht daar alle smart.
Och! kond' ik dat maar geloven,
'k Kwam dan alles licht te boven.
Geen verdriet mij hier verdriet
Lijd ik 't in Gods toorne niet.
Gij Die tot mijn ziele zeide:
Kom, mijn Bruid, mij toebereide,
Kom, mijn liefste, gij zijt Mijn',
En Ik zal de uwe zijn.
Eeuw'ge liefd' verbindt ons beiden,
Dood nog leven mag ons scheiden
'k Weet, gij hebt Mij wel bezind,
Maar Ik heb u eerst bemind.
Als het gaat om de prediking van het Evangelie, dan wordt ons in de prediking eigenlijk niet de zaligheid of de genade, maar de Zaligmaker Zelf aangeboden. In dat aanbod liggen alle zegeningen begrepen. Een predikant kan dat aanbod nooit te indringend brengen.
De grote vraag is of wij deze Zaligmaker hebben omhelsd en lief gekregen. Is dat het geval dan verwonderen wij ons erover dat Hij zo zwaar en diep voor ons heeft willen lijden. Laten wij elkaar vragen of wij bij deze dingen hebben leren leven en elkaar waarschuwen als dat niet het geval is.
http://theologienet.nl/documenten/gedic ... chters.pdf
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]
Ambrosius over de menswording van Christus:
"O, wijsheid Gods in deze zaak!
De menselijke natuur kan de dood wel lijden, maar niet overwinnen.
De Goddelijke natuur kan de dood en alle dingen overwinnen, maar zij kan die niet lijden.
Hierom zijn er twee naturen in Jezus Christus.
O, denk hier over na, het is een zaak die uw aandachtige overdenking wel waard is!"
"O, wijsheid Gods in deze zaak!
De menselijke natuur kan de dood wel lijden, maar niet overwinnen.
De Goddelijke natuur kan de dood en alle dingen overwinnen, maar zij kan die niet lijden.
Hierom zijn er twee naturen in Jezus Christus.
O, denk hier over na, het is een zaak die uw aandachtige overdenking wel waard is!"