Ik begrijp je vragen hierover. Het is duidelijk dat in dergelijke situaties zeer veel voorzichtigheid en wijsheid nodig is en dat dit ook niet ter beoordeling van één persoon mag worden behandeld. Dr. Gill zegt in zijn uitleg dat alle bekwame wegen tot verzoening beproefd moeten zijn. Het is waar dat het nimmer met zekerheid te zeggen is of de ongelovige partij niet nog eens tot inkeer zal komen. Dat betekent dat het goed denkbaar is om als verlatene de weg hiertoe altijd open te houden. Tegelijk moeten we opmerken dat de andere partij in deze situatie reeds zover gekomen is dat de scheiding volledig is doorgezet en het huwelijk dus reeds ontbonden is (we spreken dus niet van een scheiding van tafel en bed). Omdat deze scheiding volgens Gods Woord geoorloofd is (in passieve zin, niet op diens initiatief) voor de gelovige, verlaten partij, zoals uit 1 Korinthe 7:15 blijkt, mag niet gezegd worden dat hertrouwen niet mag. Als dat wel gezegd wordt, is de gelovige wel degelijk in zekere zin 'dienstbaar gemaakt' en niet vrij.gallio schreef:Het is me duidelijk dat deze vraag niet het hoofdonderwerp van de bijdrage was. Het is me ook duidelijk wat de kanttekeningen hier over schrijven. Maar de reden daartoe niet. Mattheus 5 en 19 geven duidelijk aan dat er maar in een soort situatie hertrouwen van de onschuldige partij geoorloofd is. De opstellers van de kanttekeningen hebben het echter over twee soorten situaties waar ze dat geoorloofd achten, terwijl dat uit de passage "niet dienstbaar gemaakt" niet op te maken is.
Omdat je specifiek stelt dat "Wanneer echter sprake is van een echtscheiding die in overeenstemming met Gods Woord mogelijk is ..... dan is de mogelijkheid tot hertrouwen onafscheidelijk aan echtscheiding verbonden." zou ik het fijn vinden waarom dit volgens jou aan elkaar gekoppeld moet worden.
Voor alle duidelijkheid, ik heb het hier over een situatie waar wel echtscheiding gevraagd en verleend is, maar de ongelovige partner geen ander huwelijk aangegaan is. De weg tot bekering van die persoon en de weg tot verzoening is dus in theorie nog mogelijk.
Het is waar dat deze casus in de Evangeliën niet genoemd wordt. Toch sluit dit niet uit dat de apostel Paulus niet nog een tweede echtscheidingsgrond noemen kon (door de Heilige Geest geïnspireerd). Ook moet er op gelet worden dat de apostel hier een heel andere conclusie trekt dan in vers 11 (ongehuwd blijven of verzoenen).
Ten slotte: een echtscheiding die op grond van Gods Woord toegestaan is, verbreekt de huwelijksband daadwerkelijk. Dan houden alle voorgaande rechten en plichten op. Een echtscheiding die toegestaan is (in dit geval in passieve zin) maakt de onschuldige partij vrij van de schuldige partij - en dat overeenkomstig Gods Woord. Daarom is een toegestane echtscheiding op grond van Gods Woord ook altijd verbonden aan de mogelijkheid tot hertrouwen.
Verder verwijs ik naar de diverse uitleggers, bv. de verklaringen van dr. Gill en dr. Whitby, zoals opgenomen in de Bijbelverklaring 'Patrick, Polus en Wels.' Idem naar Melanchton (in zijn Loci Communes) en anderen. (Melanchton gaat overigens ook op de koppeling van echtscheiding en een mogelijkheid van hertrouwen in. Zou die koppeling er niet zijn, dan is er volgens Melanchton ook geen werkelijke echtscheiding.)
Wijziging: Om misverstanden te voorkomen heb ik bij 'geoorloofd is' de uitleg gewijzigd en nu toegevoegd 'in passieve zin'. De gelovige ondergaat de echtscheiding (en dat is geoorloofd), hij neemt hiertoe niet het initiatief, volgens 1 Korinthe 7:15.