Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 19228
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door huisman »

JCRyle schreef:Iemand die van verre staande was en zag op de Verhoogde Slang was gered. Ik heb hier niet over de mate van geloof, want ook een klein geloof is een waar geloof. Maar over het feit dat geloven zien is, en zien is hebben!

Je moet niet denken dat een van verre staande Christus nog niet kende, dan leg je Kolhbrugge woorden in de mond die hij nooit zou gezegd hebben!
.....en jij legt mij woorden in de mond die ik nooit gezegd heb :huhu
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
JCRyle
Berichten: 2287
Lid geworden op: 29 mei 2017, 13:08

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door JCRyle »

Ik leg je niks in de mond. :hum
vandergroe
Berichten: 29
Lid geworden op: 12 jun 2017, 13:35
Locatie: purmerend

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door vandergroe »

Huisman de vraag is niet of je uitverkoren ben maar wat uw enige troost is in leven en in sterven, dat is Christus alleen!!!!!

Jc ryle fijn om jou geluid ook te horen ik was bijna bang alleen te staan in deze mening die Bijbels zuiver onderbouwd met als van cvdw trouwens,
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 5190
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Voorbeeld van de Reformatorische leer uit de mond van Caspar Olevianus in zijn boek over het genadeverbond.


Want door het Evangelie is de Heilige Geest krachtig in ons werkzaam, Die ons Christus inlijft door het geloof in ons te scheppen, waardoor we de aangeboden Christus aannemen met Zijn eeuwige gerechtigheid, die Hij ons toerekent (Dan. 9: 24; Fil. 3: 9), en met de Geest der heiligmaking, Die van Christus nooit kan afgescheiden worden, waardoor Hij ons vernieuwt tot bekering. Deze bestaat in de doding van de oude en in de levendmaking van de nieuwe mens, hetwelk altijd zaligmakend is (Rom. 6: 5, 6).
Maar aangezien de heiligmaking of de vernieuwing naar Gods beeld in dit leven onvolmaakt is, zodat zij het Goddelijk gericht of de gestrengheid der Wet niet kan doorstaan, hoewel zij ook van Christus, door het geloof aangegrepen, afkomstig is, zo komt zij nochtans niet op rekening der gerechtigheid voor God, maar alleen de toegerekende gerechtigheid van Christus, die volmaakt is. Ja, die alle gerechtigheid der Wet te boven gaat en daarmede alleen kunnen we bestaan voor God (Rom. 5: 1, 2; 2 Kor. 5: 21).

Intussen, aangezien Christus aangenomen moet worden, zoals Hij Zich in het Evangelie aanbiedt (en Hij biedt Zich aan tot gerechtigheid en heiligmaking), zo hebben daarom diegenen, die Christus niet krachtig werkzaam in zich willen hebben, maar in de overtredingen, tegen hun geweten in, volharden of de werking aan hun eigen krachten toeschrijven en zo Christus Zijn eer ontroven, zelfs niet de ware toegerekende gerechtigheid (1 Joh. 3: 6, 8-10; 1 Kor. 6: 9-11), omdat Christus niet gedeeld wordt.
Daarom bestaat de prediking van het Evangelie in twee delen, het geloof, dat de genadige vergeving der zonden omhelst en de bekering. En gelijk Christus niet gedeeld wordt, zo kunnen ook deze beide zaken niet van elkander gescheiden worden, hoewel ze ook van elkander onderscheiden zijn.

Verder zien we hier ten eerste uit, dat de sterke verzekering des geloofs zijn wezenlijke eigenschap is, want het is een licht, dat door de Heilige Geest in het hart des mensen geschapen is, waardoor het in het getuigenis of de beloften van het Evangelie niet alleen als ontwijfelbaar zeker ziet Gods goedertieren wil in Christus over ons tot in eeuwigheid, en dat Hij nooit meer op ons toornen of schelden zal, maar waardoor ook het hart door de Heilige Geest gerust wordt gesteld, dat Hij onze God is volgens het gehele wezen van het Verbond, tevoren uitgelegd (Jes. 53 en 54: 5, 8, 9). Omdat al deze dingen door een ontwijfelbaar getuigenis afgebeeld, aangekondigd en beloofd zijn door die God, Die waarachtig en getrouw is, Die hetgeen Hij belooft ook metterdaad volbrengt. Deze verzekering van Gods eeuwige goedertierenheid is aan het geloof dermate verbonden en eigen, dat het geloof zich deze verzekering nooit laat ontnemen, steunende op het ontwijfelbaar getuigenis van het Evangelie, door de kracht van de Heilige Geest, Die de werkmeester van het geloof is.
Daarom doet God bij Jesaja, nadat Hij Zijn eeuwige barmhartigheid in Christus beloofd had, er bij, dat al de kinderen der kerk van de Heere zullen geleerd zijn (Jes. 54: 13), en de apostel zegt van de gelovigen (Rom. 8: 38, 39): "Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere."

En met deze verzekering van het geloof, die de wezenlijke eigenschap daarvan is, strijdt geenszins, dat een gelovige met verscheidene verschrikkingen van het vlees, de wereld en de satan gekweld wordt. Want op welk een manier de gelovige ook gekweld moge worden, de getrouwheid Gods laat niet toe, dat hij van die verzekering of dat vertrouwen afvalt, die hij door de Heilige Geest, Die het verstand verlicht en het hart gerust stelt, van Gods eeuwige en genadig bezworen barmhartigheid in Christus, uit het getuigenis van het Evangelie ontvangen heeft (Psalm 48: 9). Want het wantrouwen is niet eigen aan het geloof; dat een licht van de Heilige Geest is, maar komt uit het nog aanklevende verdorven deel des mensen voort, hetgeen het geloof in het wedergeboren deel of nieuwe schepsel bestrijdt, zoals dit gemakkelijk kan verstaan worden uit de tegenstellingen van vlees en Geest, waarvan Paulus spreekt in Rom. 7. En hoewel het verstand ook niet geheel verlicht moge zijn, laat het echter niet na de waarheid Gods op te merken, in de mate van het licht dat daarin is, gelijk een gevangene, hoewel de duisternis hem in zijn cel omgeeft, echter het licht opmerkt, dat door een venster, hoe eng ook, binnendringt.
Want, hoewel de kennis van God en Goddelijke dingen in dit leven zeer onvolkomen is, zo bezit nochtans de gelovige die kennis, die de Heilige Geest in hem gewerkt heeft en dagelijks voortzet, van de eeuwige goedertierenheid Gods over hem in Christus Jezus, waarin hij meer en meer toeneemt, naar het woord van de apostel: "En wij allen, met ongedekt aangezicht de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest" (2 Kor. 3: 18).
En gelijk een boom, die door het geweld van de winden geschud, echter niet uitgeroeid wordt, noch ophoudt te leven en zijn sappen en krachten uit de aarde te trekken, zo wordt het geloof ook wel door de verzoekingen geschud, die echter niet uit de natuur van het geloof zelf, alsof dit twijfelde, maar van elders ontstaan. Het wordt echter uit zijn staat niet bewogen of geheel uitgeroeid, zodat het door de kracht van de Heilige Geest, vastgeworteld, zich vastklemt aan deze door ede gestaafde belofte, door het bloed van Christus bevestigd: "Ik zal nooit meer op u toornen, noch op u schelden." Hieruit trekt het zijn voedsel en voortdurend leven. Daarom staat er in job 13: 15: "Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?." En in Psalm 23: 4: "Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij", terwijl het in 1 Joh. 5: 4 luidt: "en dit is de overwinning, die de wereld overwint, namelijk ons geloof."
Het gedurig voedsel nu, waarvan ik gesproken heb, wordt hun verschaft door Gods getrouwheid (1 Kor. 1: 6, 8, 9). Want indien door de goedheid Gods degenen, die gelovig zijn gemaakt, toen zij nog vijanden waren, een eeuwige verzoening door de dood van Zijn Zoon is toegebracht en tevens de Geest des geloofs, waardoor zij haar zouden omhelzen, veel meer nog scheppen nu de verzoenden door hetzelfde geloof, waarmede ze, toen ze nog vijanden waren, begiftigd zijn, het leven uit het leven van Christus. Zo zal de rechtvaardige altijd door zijn geloof leven (Rom. 5: 10; Hab. 2: 4). Daarom kunnen geen tegenspoeden of wegen van verzoekingen, aan een gelovige die leugen van satan wijs maken, dat God tegen Zichzelf strijdig en vijandig is en er geen hulp voor hem te hopen is. Maar de zekere overtuiging, waarmede hij eenmaal door de Heilige Geest bedeeld is, blijft altijd vast in het binnenste van het gemoed, die er met de vinger Gods ingeschreven is, dat God het Woord dat Hij gezworen heeft: "Ik zal nooit op u toornen", tot in eeuwigheid niet zal veranderen en Zijn eeuwige goedertierenheid nooit zal wegnemen. Dit is hem door een, met ede gestaafde belofte en het inwendig licht van de Heilige Geest geopenbaard.

Dit blijkt ook uit de werkzaamheden der ziel, die zich in de strijd tussen vlees en Geest openbaren, namelijk als de gelovigen in hun donkerste ogenblikken, wanneer zij menen, dat God op hen vertoornd is, naar het dwaalbegrip van het onwedergeboren deel, nochtans niet aflaten God tot hun toevlucht te nemen, in Zijn bescherming zich te begeven en van Hem heil te begeren. Hetgeen zij immers niet zouden doen, indien ze Hem niet voor een Vader, maar voor een grimmig vijand hielden?
Maar ik zei daar: dat zij menen, dat God op hen vertoornd is, naar het dwaalbegrip van hun onwedergeboren deel, waarin een geweten der zonde en daarom ook een gevoel der zondeschuld is, want in het andere deel, dat wedergeboren is, is het geweten der zonde door het geloof weggenomen.
Want die eenmaal door het geloof in de offerande des Zoons gereinigd zijn, die zijn zich van geen zonden meer bewust (Hebr. 10: 2), aangezien de gedachtenis daaraan voor eeuwig bij God is uitgewist en daarom ook in hun gemoed niet meer bestaat. Niet zo echter, dat er geen zonden meer zouden zijn, maar zo, dat ze niet meer worden toegerekend aan hen, die de Geest der genadige aanneming tot kinderen ontvangen hebben (Hebr. 10: 17, 18). Door deze verzekering van de eeuwige goedertierenheid des Vaders, zegt Paulus in Rom. 8: 15, dat we door de Geest des Zoons of der aanneming tot kinderen, niet slechts zeggen, maar roepen "Abba, Vader", en dat we een gemeenzame toegang hebben en nooit weer van Hem vlieden. Gelijk ook in Rom. 7: 20-25 geleerd wordt, dat het onwedergeboren deel, ten opzichte waarvan de mens in dit leven enigermate ellendig is, zuchtte, doch het vernieuwde deel Christus als met beide ogen aanschouwde en voor de zaligheid dank zei. Voor de zaligheid, zeg ik, van de gehele mens, welke tendele begonnen is, ten dele volmaakt zal worden, als voor een allerzekerste zaak. Zie ook Rom. 8: 1 en Matth. 11: 27-30. Het wedergeboren en door het geloof verlichte deel is verzekerd, dat de mens, èn van de zonde, èn van de vloek verlost is, èn van de gestrengheid der Wet, die uit eigen krachten eist en daarentegen door de Heilige Geest bedeeld met het besef en gevoel van de eeuwige gerechtigheid, die de zonde en de vloek ver te boven gaat, en met nieuwe krachten om God te gehoorzamen, onder de overschaduwing van de toegerekende gerechtigheid, die de onvolmaakt¬heid bedekt. Zo is er in het door het geloof verlichte deel geen bewustheid van zonde, of gevoel van schuld. In het onvernieuwde vlees nochtans is wel besef en gevoel van zonde. Daarom kan het vlees ook niet anders besluiten dan dat God op haar vertoornd is, aangezien zij het licht van het geloof mist, dat alleen ziet, dat de toorn Gods van hem afgenomen en op Christus overgebracht is (Jes. 53: 6; 2 Kor. 5: 21). Die ook het gebrekkige en onvolkomene in zijn geloof verzoend heeft, opdat het in het oordeel Gods niet in rekening zou komen of de verzekering van de eeuwige goedertierenheid bij hem niet zou verzwakken. Hetgeen dan in dit on¬wedergeboren deel ontbreekt, dat vergoedt het geloof in het andere deel, dat van de verzoening in de Middelaar ten opzichte van de gehele persoon verzekerd is en die bewegingen stilt.

Bovendien laten we geen plaats voor deze dodelijke dwaling over, waardoor sommige gehuurde voorvechters van de anti¬christ, als door een bedekte ondermijning, de verzekering van het geloof trachten te niet te doen, door zich middelaars te verzinnen tussen de waarheid en de leugen, dromende, dat de zekerheid van het geloof, daaraan wezenlijk eigen, bij afwisseling gelijk een kaars, dan eens uitgeblust en dan weer aangestoken wordt, al naar de omstandigheid waarin het zich bevindt. Zo stellen zij het geweten midden tussen hopen en vrezen in.

Indien gij, zeggen zij, op uzelf ziet, is de verdoemenis zeker, en wederom, indien gij op Christus ziet, is de zaligheid zeker. Alsof wijzelf het voorwerp van het geloof waren en we daarom op onszelf moeste zien en niet veeleer op Christus, aan ons geschonken. Op Wie de zonden van de gehele persoon van elke gelovige voor eeuwig zijn overgebracht, aangezien Hij Zichzelf heeft geofferd en met de geofferde gave ook nog steeds verschijnt voor het aangezicht des Vaders. Hierop ziet en steunt het geloof met een vast vertrouwen. Alsof het geloof een licht bezat, afgescheiden van de zon, en niet veeleer zijn licht moest ontvangen van Christus, de Zon der gerechtigheid (Mal. 4: 2), Die, gelijk Hij de ziel bij de voortduur verlicht, haar dus ook nimmer van dat licht berooft, omdat zij door het geloof zo nauw met Christus verenigd is, als de leden van het lichaam met het hoofd en daarom een gedurige kracht en verzekering van de zaligheid in haar Hoofd bezit. "Hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden" (Joh. 10: 9). "Ik geef hun het eeuwige leven, en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, Die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen, en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders; Ik en de Vader zijn één" (Joh. 10: 28-30). "Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt zijn in Eén, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij lief gehad hebt" (Joh. 17: 23).
Uit kracht van deze gemeenschap nu beschouwt het geloof de overblijfselen der zonde als op Christus overgebracht, en weet en gevoelt zich van de verdoemenis verlost en van de zaligheid verzekerd. Want het geloof kan op de mens niet zien dan verenigd met Christus, omdat anders die dingen van elkander zouden gescheiden worden, die God samen gevoegd heeft. Dit zou, aangezien zo iets in het uitwendig huwelijk reeds ongerijmd is, nog veel schandelijker zijn in het geestelijk huwelijk, dat er tussen Christus en de kerk is (Eféze 5: 32; 1 Kor. 12: 12).

Verder zou er door die afscheiding nog een andere schanddaad begaan worden, namelijk, dat de mens gesteld zou worden tot een voorwerp des geloofs,zonder Christus. Dat zou zijn, zonder Christus te zijn, zonder testament der beloften en zonder God, gelijk Paulus zegt in Eféze 2: 12. Geen medeburgers te zijn der heiligen, noch gebouwd te zijn op de uiterste Hoeksteen. En hoewel zij dit voor een tijd al mochten doen, zo moet echter zulk een gruwzame leugen van de satan niet toegelaten worden, omdat ze de gehele gemeenschap met Christus omver werpt, waarvan in het wezen van het Verbond gesproken is. Want waartoe zou Paulus alle dingen voor drek geacht hebben, opdat hij Christus mocht gewinnen en in Hem gevonden worden, niet hebbende zijn gerechtigheid, maar de gerechtigheid des geloofs door toerekening (Fil. 3: 8, 9) ? Waartoe zou hij de uitdrukkingen gebruiken: "de gemeenten, die in Christus Jezus zijn" en "allen, die in Christus Jezus zijn", indien er zulk een beurtwisseling en aanmerking der leden buiten de gemeenschap met het Hoofd toegelaten werd? Dat is een afscheiding en listig zich aan Christus Zelf onttrekken.

Deze verzekering van het geloof nu, wordt klaar als de middag getoond in de beschrijving van Paulus in Hebr. 11: 1: "Het geloof nu", zegt hij, "is een vaste grond der dingen, die men hoopt en een bewijs der zaken, die men niet ziet." Alles wat er in Hebr. 11 van de natuur van het geloof gezegd wordt, loopt op het doel uit, dat hij in hoofdstuk 10: 39 had voorgesteld in de woorden: "maar wij zijn niet van degenen, die zich onttrekken ten verderve; maar van degenen, die geloven tot behoudenis der ziel."
Om dit te tonen leert hij vooreerst, dat de natuur van het geloof deze is, dat het een vaste grond is der dingen, die men hoopt, een fundament van het gebouw, dat daarop volgen zal. Maar zo, dat wij die dingen nu al door de Heilige Geest beginnen te bezitten en gedeeltelijk genieten, waarvan de volkomenheid verwacht wordt. En gelijk we niet teleurgesteld worden ten aanzien van de volkomen voltooiing van het gebouw, wanneer we zijn fundament door een wijs en machtig bouwmeester gelegd zien, evenzo heeft men ook niet te vrezen, dat de Heere, hetgeen Hij in de gelovigen begonnen is, niet zou volmaken (1 Kor. 1: 6- 9). Daarom is het geen onzekere en blote verwachting, maar een daadzaak, die in de beginselen reeds werkelijk aanwezig is (2 Kor. 5: 17). Ten andere, voegt hij er bij, dat het "een bewijs is der zaken, die men niet ziet", dat is, een levende bewustheid of levend inzicht der ziel (door de kracht van de Heilige Geest, Die dat licht schept), in zaken, waarvan anders de natuur is, dat zij niet kunnen gezien worden, noch in dit, noch in het volgend leven, zelfs niet met de verheerlijkte ogen, als bijvoorbeeld de goedertierenheid Gods om ons alle zonden te vergeven, nimmer op ons te toornen en ons lief te hebben met die liefde, waarmede Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft lief gehad (Joh. 17: 23). Hoewel deze dingen, zelfs in het volgend leven, met de verheerlijkte ogen niet kunnen aanschouwd worden, nochtans is het geloof een dusdanig licht van de Heilige Geest (en een bewijs tevens), dat het dingen, die in God verborgen zijn, inziet (1 Kor. 2: 10-16). En evenals aan het natuurlijk gezicht onzer ogen, de zekerheid in stoffelijke dingen, die wij met de ogen waarnemen, niet kan benomen worden, zo kan ook aan het geloof de bestendige zekerheid der dingen niet benomen worden, die in het Woord geopenbaard en beloofd zijn. Dit geloofslicht overtreft zelfs zeer ver het natuurlijk gezicht onzer ogen, aangezien het lichamelijk oog door het voorwerp, dat het aanschouwt, of andere omstandigheden, kan bedrogen worden, terwijl het geloof nimmer kan verleid worden in Christus, in Wie alle beloften Ja en Amen zijn.

Dat er bedreigingen gebruikt worden, waarop het geloof ziet in een vreemd onderwerp, toont Paulus aan als hij zegt: "maar wij zijn niet van diegenen, die zich onttrekken ten verderve." Dit geschiedt daarom, omdat ons vlees of onwedergeboren deel zulk een breidel, namelijk het voorhouden van Gods oordelen nodig heeft, opdat het vernieuwde deel niet geheel onderdrukt zou worden. Want aangezien er in de mens twee naturen zijn (te weten, in de christen), zoals we aangetoond hebben, blijft het geloof zeker staan, als aan twee ketenen, gelijk een schip tussen bruisende golven.
De ene keten is de waarheid van de Goddelijke beloften, waarop het geloof als op een anker steunt. De andere is de waarheid van de Goddelijke bedreigingen tegen de geveinsden en de verachters der genade. Hiermede wordt als met een sterke keten door de kracht des Geestes het vlees der uitverkorenen weerhouden en bedwongen van dartelheid en geveinsdheid. Niet, dat die bedreigingen tegen de verworpenen onder het oog van de gelovigen gebracht, inbreuk zouden doen op de andere keten, die haar anker in Christus heeft (Hebr. 6: 19, 20), of de zekerheid van de Goddelijke beloften zouden omver stoten, maar opdat ze de onstuimige driften van het vlees in toom zouden houden, door de beschouwing van Gods natuur en de uitvoering van de Goddelijke bedreigingen in de verworpenen. Dit over het geloof in zijn verzekering.

[...]

Uit bovenstaande blijkt duidelijk, op welke wijze de roeping door het Evangelie de mensen van de zonden vrijspreekt of recht¬vaardigt. Van de zonden vrijspreken en rechtvaardigen is immers hetzelfde (Rom. 8: 33; Hand. 13: 38 en 39). Zulks omdat wij alleen door het geloof in Christus, of door het geloof in de beloften van het Evangelie gerechtvaardigd worden, voor zover de verkondiging van het Evangelie een getuigenis is. Dit getuigenis is met Goddelijk gezag bekleed, terwijl het Christus aan alle hongerigen en dorstigen aanbiedt, teneinde gerechtigheid of vergeving van de zonden uit genade deelachtig te worden (Matth. 11: 28).
Verder is het een werktuig, waardoor de Heilige Geest een begeerte wekt om zich met God te verzoenen.
Ook schept en onderhoudt dit getuigenis het geloof in het hart. Hierdoor nemen wij Christus en Zijn gerechtigheid aan, wij worden vrijgesproken en onze zonde wordt bedekt. "En al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus en ons de bediening der verzoening gegeven heeft. Want God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade: wij bidden van Christuswege, laat u met God verzoenen. Want Die, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem" (Rom. 4 en 5; 2 Kor. 5: 1821). Hij zegt, dat de verzoening met God door Christus is voorafgegaan. Daarna zegt Hij ook, dat de bediening van deze verzoening of het woord der verzoening aan de dienstknechten van Christus is toevertrouwd.

Mogelijk werpt men tegen: zijn wij dan niet allen vrijgesproken van de zonden, omdat Christus een rantsoen voor de zonden geworden is en veroordeeld is en uit de doden opgewekt is, opdat onze rechtvaardiging vast zou zijn?
Indien gij op het voornemen en de wil van God ziet, is dit waar, maar opdat wij de bewustheid van deze bij God verborgen genade zouden verkrijgen, was het nodig, dat God van Zichzelf in Christus getuigenis,gaf door het Evangelie en in het scheppen van het geloof, de liefde, waarmee Hij ons heeft omhelsd, in onze harten uitstortte door de Heilige Geest (Rom. 5: 5).
Want hoewel het voornemen om de zonden te vergeven terwille van de genoegdoening van de Zoon in volgorde vóór de schenking van de Heilige Geest gaat (Deze is de bewerker van de honger en dorst naar de Goddelijke genade,) verkrijgen wij echter de smaak van die goedheid niet eerder dan nadat Hij door de dienst van het Woord der verzoening een honger en dorst naar Zijn genade en het geloof verwekt, waardoor wij deze nadat zij aangeboden is door de kracht van de Geest ontvangen. In Gods voornemen gaat dus de vergeving der zonden in orde vóór de schenking van de Geest tot aanneming tot kinderen.
In de uitvoering in ons gaat de gave van de Heilige Geest in orde vóór het gevoel van de vergeving der zonden. Daarom stelt Paulus de krachtige roeping in de uitvoering der Goddelijke verkiezing vóór de rechtvaardigmaking: "Die Hij geroepen heeft (nl. kracht¬dadig door het geven van de Geest van het geloof,) dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd" (Rom. 8: 30).
Op deze wijze is het priesterschap in het wezen van het Verbond tot het fundament van het koninkrijk van Christus gelegd. Het is nodig, dat het menselijk geslacht verzoend wordt, voordat de Heilige Geest werd uitgestort.
De bediening van het Verbond echter brengt de kracht van de regering van Christus teweeg, zodanig dat wij het gevoel van Zijn priesterschap en de kracht van Zijn offer in ons binnenste gewaar worden.
Op dezelfde wijze als Zijn priesterwerk voor ons regelrecht tot de Vader gericht wordt, en daarom de eerste plaats bekleedt, alzo behoort het koninkrijk van God rechtstreeks tot ons.
Daarom spreekt onze Heiland (Lucas 24: 46-49) eerst van Zijn priesterschap en zoendood, en daarna van Zijn koninkrijk, waardoor veroorzaakt wordt, dat de kracht van Zijn priesterschap tot ons komt: "Alzo is er geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten derden dage, en in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden onder alle volken, beginnende van Jeruzalem, en gij zijt getuigen van deze dingen. En ziet, Ik zend de beloften Mijns Vaders op u; maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte."
Hier beveelt de Heere de prediking in Zijn Naam, bekering en vergeving der zonden tot Zijn wederkomst, in zover nl. de prediking van het Evangelie een werktuig van de Geest is, waardoor zij met kracht uit de hoogte worden aangedaan, een mishagen aan zichzelf en een begeerte om zich met God te verzoenen, gevoelen. Dit beveelt de Heere, opdat men niet denke, dat er zonder bekering vergeving der zonde is, want dit zou tegen Gods natuur en het bevel van Christus strijden (Exod. 34: 6 en 7; Lukas 24: 47).
Nadat de harten alzo voorbereid zijn, biedt Hij hun de genadige vergeving in Christus aan, als een getuigenis uit de hemel tot ons gezonden en werkt, onderhoudt en versterkt het geloof in de harten der uitverkorenen. Hiertoe nu moet de evangeliedienaar de boodschap van het heil als een gezant van Christus verkondigen (2 Kor. 5: 20). Hij moet prediken, dat alle en ieder gelovige de zonden om Christus' wil uit genade vergeven zijn en ook nog vergeven worden. De Heilige Geest alleen echter verlicht het verstand en verzegelt de beloften, die Hij door de mond van de dienaar doet horen en aanbiedt aan de harten. Hij bewerkt ook, dat zij de liefde Gods in Christus gevoelen.
Daarom voegt Christus ook de Heilige Geest samen met de beloften van de vergeving der zonden en wel door de prediking van het Evangelie (Joh. 20: 21). Jesaja voegt de Geest samen met het woord van het Genadeverbond. En alzo verklaart de prediking van het Evangelie de zonden voor gehouden, wanneer het aan de ongelovige tot een getuigenis wordt verkondigd. Want wanneer het Evangelie verzekert, dat de zonden de onbekeerden en ongelovigen gehouden zijn, dan zijn deze ook waarlijk bij God, die niet liegen kan, gehouden (Titus 1: 2; Matth. 16: 19).

Laatst gewijzigd door Johann Gottfried Walther op 12 jun 2017, 18:45, 1 keer totaal gewijzigd.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 19228
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door huisman »

vandergroe schreef:Huisman de vraag is niet of je uitverkoren ben maar wat uw enige troost is in leven en in sterven, dat is Christus alleen!!!!!

Jc ryle fijn om jou geluid ook te horen ik was bijna bang alleen te staan in deze mening die Bijbels zuiver onderbouwd met als van cvdw trouwens,
Ok die kan ik in mijn zak steken.......ik ben onzuiver. :garde
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
eilander
Moderator
Berichten: 16786
Lid geworden op: 15 okt 2007, 21:42

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door eilander »

JCRyle schreef:
huisman schreef:Het is maar net waar je je beweegt. Ik herken jouw perceptie van de prediking totaal niet. Weet wel dat dit hier en daar bestaat maar is ook weer niet heel breed aanwezig.
Is de slappe verbondsprediking waar de hele gemeente voor ware gelovigen wordt gehouden niet een groter gevaar?
Nee, het is allebei levensgevaarlijk. Bij allebei wordt er leven gepreekt, terwijl er nog geen leven is! Leven is er alleen in de bewuste geloofskennis van Christus, want die gelooft heeft het Leven!
Onzuivere prediking is aan beide kanten erg, dat is waar. Maar het ergste is het toch wel aan de kant van de 'slappe verbondsprediking' zoals huisman dat noemt. Het gevaar is dan levensgroot dat mensen dan bedrogen worden, en zo gaan ze met een ingebeelde hemel naar de hel.
-DIA-
Berichten: 33938
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door -DIA- »

CvdW schreef:Is het juist om wedergeboorte en Christuskennis uit elkaar te trekken?
Is het juist om te zeggen: 'het begint niet met Christus'.

Twaalf slagen waardoor een rank van de natuurlijke stam wordt afgesneden
1. Wanneer de Geest des Heeren in een persoon begint te werken om hem tot Christus te brengen, dan vindt Hij hem in een Laodicese toestand. Hij is vast in slaap, zich niet bewust van enig gevaar en hij droomt van de hemel en de gunst Gods, hoewel hij vol zonde is tegen de Heilige Israëls: "Gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt" (Openbaring 3:17). Daarom werpt de Geest enige lichtstralen in de duistere ziel en Hij laat de mens zien dat hij een verloren mens is, als hij geen nieuw blad opslaat en zich geen nieuwe levenswijze eigen maakt. Zo wordt er door de Geest des Heeren, Die handelt als de Geest der dienstbaarheid, een gerechtshof opgericht in het binnenste van de mens, waar hij wordt aangeklaagd, beschuldigd en veroordeeld wegens het verbreken van de wet Gods. Hij wordt overtuigd van zonde, en van gerechtigheid (Johannes 16:8). En nu kan hij niet langer gerust slapen in zijn
vroegere levenswijze. Dit is de eerste slag die de rank krijgt om haar af te snijden.

2. Hierop verlaat de mens zijn vroegere goddeloze levenswijze. Hij verlaat zijn liegen, vloeken, sabbatsschending, stelen en andere praktijken, hoewel ze dierbaar voor hem zijn als zijn rechteroog. Hij zal ze liever laten varen dan zijn ziel verderven. Het schip
gaat waarschijnlijk zinken, en daarom gooit hij zijn goederen overboord om zelf niet om te komen. En nu begint hij zichzelf in zijn hart te zegenen, en zijn bewijsstukken voor de hemel met blijdschap te bezien, terwijl hij zichzelf een betere dienstknecht van God vindt dan vele anderen: "O God, ik dank U dat ik niet ben gelijk de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers", enzovoort (Lukas 18:11). Hij krijgt echter spoedig weer een slag met de bijl van de wet, die hem laat zien, dat alleen hij die doet hetgeen geschreven is in het boek der wet, erdoor zalig kan worden. Zij laat hem ook zien dat zijn negatieve heiligheid een te geringe beschutting is tegen de storm van Gods toorn. En zo, hoewel zijn zonden van bedrijf daarvóór zwaar op hem rustten, beginnen nu zijn zonden van nalatigheid zich te verdringen in zijn gedachten en dat gaat gepaard met een reeks vloeken van de wet en van wraak. En elk van de Tien Geboden brandt op hem los met donderslagen van toorn, omdat hij de plichten die van hem geëist werden, heeft verzuimd.

3. Daarop gaat hij trachten een positief heilige levenswijze te leiden. Hij is niet alleen niet goddeloos meer, maar hij verricht ook godsdienstige plichten. Hij bidt, hij tracht zich de godsdienstige principes eigen te maken, hij onderhoudt de dag des Heeren
stipt en zoals Herodes "doet hij vele dingen" en hoort predikaties "gaarne". Kortom, er is een grote mate van gelijkvormigheid in zijn uiterlijk gedrag aan de letter van debeide tafelen der wet. En nu is er in die mens een geweldige verandering te zien, die zijn buren wel op
moeten merken. Hij wordt daarom door de Godvruchtigen met blijdschap als een biddend mens in hun gezelschap toegelaten. Hij kan met hen spreken over godsdienstige zaken, ja, zelfs over zielsbevindingen waar sommigen geen kennis van hebben. En het goede oordeel dat zij over hem hebben, bevestigt het goede oordeel dat hij over zichzelf heeft. Deze stap in de godsdienst is voor velen die nooit verder
komen, noodlottig.


Hoe kan er nu geleerd worden dat mensen bij de eerste bijlslag al wedergeboren zijn?
a. Hebt u wel eens een dode horen roepen? Gij Zone Davids ontferm U mijner?
Volgens mij kan dat gewoon niet.
b Zal zo'n roeper dan gaan denken: Het is Gods Geest die me verontrust of overtuigd, en nu komt
het wel goed? Wat dunkt u?
c Of zal een mens die aanvankelijk ontdekt wordt in zijn ongeluk gaan roepen: Is er nog een weg, is er nog een middel om die welverdiende straf, (dat heeft hij zich waardig leren keuren, en is aan Gods kant gevallen), te ontkomen en wederom in een verzoende betrekking met God hersteld te worden?

Ik leg de vragen maar even aan het forum voor.
© -DIA- 33.630 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Ambtenaar
Berichten: 10146
Lid geworden op: 15 apr 2017, 14:37

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door Ambtenaar »

eilander schreef:
Onzuivere prediking is aan beide kanten erg, dat is waar. Maar het ergste is het toch wel aan de kant van de 'slappe verbondsprediking' zoals huisman dat noemt. Het gevaar is dan levensgroot dat mensen dan bedrogen worden, en zo gaan ze met een ingebeelde hemel naar de hel.
Wat een clichés weer. Het maakt geen enkel verschil of de balans van zuiverheid naar links of naar rechts overhelt. Onzuiver is onzuiver.
JCRyle
Berichten: 2287
Lid geworden op: 29 mei 2017, 13:08

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door JCRyle »

eilander schreef:
JCRyle schreef:
huisman schreef:Het is maar net waar je je beweegt. Ik herken jouw perceptie van de prediking totaal niet. Weet wel dat dit hier en daar bestaat maar is ook weer niet heel breed aanwezig.
Is de slappe verbondsprediking waar de hele gemeente voor ware gelovigen wordt gehouden niet een groter gevaar?
Nee, het is allebei levensgevaarlijk. Bij allebei wordt er leven gepreekt, terwijl er nog geen leven is! Leven is er alleen in de bewuste geloofskennis van Christus, want die gelooft heeft het Leven!
Onzuivere prediking is aan beide kanten erg, dat is waar. Maar het ergste is het toch wel aan de kant van de 'slappe verbondsprediking' zoals huisman dat noemt. Het gevaar is dan levensgroot dat mensen dan bedrogen worden, en zo gaan ze met een ingebeelde hemel naar de hel.
Dat precies hetzelfde gevaar bij een prediking waarbij er rustgronden gelegd worden buiten Christus. Wel door het leven gaan als kind van God, maar Christus nog nooit gekend hebben als Borg en Zaligmaker. Dat is ook met een ingebeelde hemel naar de hel gaan.
Gebruikersavatar
Desiree
Berichten: 2099
Lid geworden op: 09 dec 2006, 19:10

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door Desiree »

Ik zou maar iets voorzichtiger het woord Hel noemen als ook de Hemel. Die worden ook in een adem genoemd.... Is dat gepast?

Slappe verbondsprediking is ook geen woord..

En verder ga ik eerst eens de bijdragen lezen..
We moeten ons niet alleen in God verblijden om wat we van Hem ontvangen hebben en nog dagelijks ontvangen,
maar ook om wat Hij beloofd heeft en wat we nog van Hem hopen te ontvangen.

Matthew Henry


vandergroe
Berichten: 29
Lid geworden op: 12 jun 2017, 13:35
Locatie: purmerend

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door vandergroe »

oke terug naar waar het over begon terug naar de reformatie/ ref leer?

het volgende duidelijke onderzoek,

6 Terug naar de oorsprongen van de reformatie
Om al deze redenen moeten wij terug naar de oorspro
ngen van de reformatie. Zeer terecht
zegt de Saussure: “Ons Protestantisme heeft in de l
oop van de eeuwen door allerlei aan zijn
wezen vijandige invloed, verschillende wijzigingen
ondergaan. Men heeft getracht deze
afwijkingen aannemelijk te maken als het
wezen van onze godsdienst
. Daartegenover blijven
wij geloven, dat ons heil alleen gelegen is in een
terugkeer tot onze oorsprong
. Zoals men in
de zestiende eeuw het ware wezen van het Christendo
m weervond door terug te gaan naar de
oorspronkelijke gegevens, zo moeten wij het ware ka
rakter van het Protestantisme weer leren
kennen door terug te keren tot zijn oudste bronnen,
Trouwens hierin bestaat de
voortdurende
reformatie
: dat men altijd weer terugkeert tot de bronnen, om
aan ons geloof zijn
oorspronkelijke zuiverheid terug te geven. Dit stre
ven vindt men terug in alle vroegere
pogingen, in de reformatie van Luther en Calvijn en
in de verschillende reveils tot op heden.
Als wij dus op onze beurt terugkeren tot de bron, o
m er ons geloof door te laten doordrenken,
handelen wij daarmee
in overeenstemming met het beginsel van het Protest
antisme
.”
1
Wanneer wij dan teruggaan tot de reformatie dan bli
jkt ons dat alle reformatoren stonden in
en uitgingen van het welverzekerd geloof in Christu
s en wij zullen zien dat ook Calvijn de
vurige, de hartstochtelijke verdediger was van de
zekerheid van het geloof
.
U kunt daarom begrijpen, na wat ik boven schreef ov
er onze ervaringen in de Geestelijke
opwekkingen van onze tijd en hoe wij menigmaal als
methodisten en pietisten werden
aangeduid en afgewezen, hoe verrast ik was het volg
ende te lezen in het reeds aangehaalde
geschrift van Dr. A. Lang, gereformeerd hoogleeraar
in Halle, ook door Dr. S.P. Dee zelf een
Calvijn-kenner
genoemd
2
, derhalve: alleszins bevoegd:
“Een zo machtige godsdienstige conceptie als de Cal
vinistische, die in haar tijd boven alles
uitstak, kan ook op de toekomst niet zonder uitwerk
ing zijn gebleven. Wel is waar is het
echte
Calvinisme
sneller ten grave gedaald en in de 19e eeuw minder
volledig opgestaan dan het
orthodoxe Lutherdom.
Maar toch leeft het in het innerlijke motief van zi
jn heilsopvatting tot in onze dagen krachtig
voort, en wel, om van anderen te zwijgen, voornamel
ijk
in het Piëtisme
en
het Methodisme
.
De vroomheid van het Piëtisme en Methodisme is in h
aar grondmotief calvinistische
vroomheid. Wel is waar springt bij de heilsweg, zoa
ls Piëtisme en Methodisme die beschrij-
ven, bij de eerste oogopslag de analogie met Melanc
htons opvatting van rechtvaardiging en
heiliging naar voren. Maar deze analogie is, afgezi
en van één punt, toch slechts formeel:
slechts het synergisme is het, dat A.H. Franke of W
esley met Melanchton verbindt. Maar het
beslissende in de piëtistische vroomheid is niet he
t synergistische maar het hem eigen dringen
naar
zekerheid
, geslotenheid en volledigheid van de staat van een
Christen. Men streeft naar
een verandering van de gehele persoonlijkheid. Men
wil
zeker
zijn, de vrede met God on-
dervinden (Spüren). Men houdt elke tegenstand tegen
de zonde, maar ook elke aanvaarding
van godsdienstige ideeën en stemmingen voor
volkomen vruchteloos
, zolang er niet iets
principieel nieuws
in de mens gekomen is. Dit nieuwe heet thans met v
oorliefde
bekering
en
wedergeboorte
. Maar het ligt niet ver af van hetgeen Calvijn “in
planting in Christus” noemt.
Het beslissende bij de bekering is haar aanvang; he
eft zich de mens eerst doorgeworsteld tot
de staat van de genade, dan komt al het andere naar
verhouding gemakkelijk; dan volgt
slechts een, om zo te zeggen, natuurlijke verderont
plooiïng.
Wanneer men dan de volharding niet direct leert, zo
ligt ze toch in de psychologische
consequentie.
Als bekeerde sluit men zich onder elkander aan en t
egenover de wereld af. Liggen hier de
1
Jean de Saussure. In de leerschool van Calvijn. Ui
t het Frans vertaald door A.L. Boeser. Met een inle
iding van
Dr. J.A. Nederbragt. Amst. z.j. (1931) blz. XIII v.
2
Dr. Dee a.w. 162.
2
parallellen bij Calvijn niet met de handen te grijp
en?
Uit de samenhang met het Calvinisme volgt de waarde
ring, die de methodistisch-piëtistische
vroomheid verdient. Het is bekend dat, hoewel de Me
thodistische kerk er slechts één uit een
reeks van vrije kerken is, toch de methodistische e
igenaardigheid de gehele evangelische
Engels-sprekende wereld, tot ver in de rijen van de
Anglikaansche kerk doordrong.
Welk een rol het Piëtisme in de 19e eeuw in Duitsla
nd, vooral in de aanvangsperiode van de
opwekking speelt, behoeft eveneens niet vermeld te
warden. Sedert de wederopleving van het
Evangelisch Christendom na de Aufklärung, is de met
hodistisch-piëtistische vroomheid één
van zijn sterkste factoren, zo niet de sterkste. Zi
j is de erfgenaam van het Calvinisme, vooral
in zijn aggressieve kracht, in evangelisatie, inwen
dige en uitwendige zending.”
3
Vergeten wij ook niet wat Prof. Emil Brunner kort g
eleden schreef. “Het is bij ons zo
langzamerhand mode geworden om overal waar iets van
het Evangelie zich in het leven
begint te openbaren, met het slagwoord “Piëtisme” e
r op los te slaan. Het zou wel eens een
nuttig werk kunnen zijn om aan de hand van het derd
e boek van Calvijns Institutie en van zijn
uitleggingen van het N.T. aan te tonen hoeveel echt
-reformatorische en echt-Bijbelse eisen en,
opwekkingen tot een Christelijk leven onder deze ni
euwste ketternaam zouden vallen. Wie zo
licht “Piëtisme” roept, valt onder de verdenking me
t een goedkope orthodoxie zich alle
aansporingen tot werkelijk en beslist geloofsleven,
van het lijf te houden.”
4
Uit alles blijkt dus
dat Calvijn nog een woord voor onze tijd
heeft. Reeds P. Henry, die een prachtige levensbesc
hrijving van Calvijn heeft gegeven, zei dit
met het oog op zijn tijd; “Ja, dit werk (de Institu
tie) is daarom van zulk een principiëele en in
waarheid grote betekenis voor de kerk, omdat het ge
loof van de schrijver zo echt is of omdat
het besef van de enigheid en grootheid van de leven
de God zo geheel daaraan ten grondslag
ligt; van die God die zich drievuldig openbaart, di
e, eeuwig van de natuur en de stof
onderscheiden, op een voor ons onbegrijpelijke wijz
e, de schepping buiten zich geschapen
heeft. En daarom staat Calvijn in zo scherpe tegens
telling tegenover onze tijd. De
Persoonlijke God is hem alles, hij beziet alles uit
dit gezichtspunt. Alle vromen, al hebben zij
de Heere in het geloof gevonden, kunnen in dit opzi
cht nog oneindig veel van Calvijn leren
daar juist het geloof in de waarachtige God in hem
boven alles domineert. Niet die God, Die
zich alleen in het N.T. geopenbaard heeft, en die s
ommige mystieke naturen uitsluitend met
het verstand of met het gevoel trachten te vinden;
niet die God, Die met de natuur verbonden
langzamerhand tot zelfbewustzijn doordringt, maar d
e eeuwige God, Die Mozes en de
Profeten gekend hebben, Deze verkondigt Calvijn met
meeslepende kracht, Deze is de grond
van zijn vroomheid. Voor hem is het geloof aan God
leven, het geloof in Christus leven, het
geloof in de Heilige Geest lev
JCRyle
Berichten: 2287
Lid geworden op: 29 mei 2017, 13:08

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door JCRyle »

Desiree schreef:Ik zou maar iets voorzichtiger het woord Hel noemen als ook de Hemel. Die worden ook in een adem genoemd.... Is dat gepast?

Slappe verbondsprediking is ook geen woord..

En verder ga ik eerst eens de bijdragen lezen..
Hoezo zou dat ongepast zijn? Er zijn twee wegen met tweërlei uitkomst: de Eeuwige gelukzaligheid of de Eeuwige rampzaligheid. En dat moeten we niet lichtvaardig noemen, eens. Maar wel benoemen, want het is het Bijbelse gegeven van Hemel en Hel.
-DIA-
Berichten: 33938
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door -DIA- »

-DIA- schreef:
a. Hebt u wel eens een dode horen roepen? Gij Zone Davids ontferm U mijner?
Volgens mij kan dat gewoon niet.
b. Zal zo'n roeper dan gaan denken: Het is Gods Geest die me verontrust of overtuigd, en nu komt
het wel goed? Wat dunkt u?
c. Of zal een mens die aanvankelijk ontdekt wordt in zijn ongeluk gaan roepen: Is er nog een weg, is er nog een middel om die welverdiende straf, (dat heeft hij zich waardig leren keuren, en is aan Gods kant gevallen), te ontkomen en wederom in een verzoende betrekking met God hersteld te worden?

Ik leg de vragen maar even aan het forum voor.
Heeft niemand hier iets over op te merken?
Laatst gewijzigd door -DIA- op 12 jun 2017, 20:55, 1 keer totaal gewijzigd.
© -DIA- 33.630 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Gebruikersavatar
samanthi
Berichten: 7880
Lid geworden op: 16 jul 2009, 10:30
Locatie: rotterdam

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door samanthi »

-DIA- schreef:
CvdW schreef:Is het juist om wedergeboorte en Christuskennis uit elkaar te trekken?
Is het juist om te zeggen: 'het begint niet met Christus'.

Twaalf slagen waardoor een rank van de natuurlijke stam wordt afgesneden
1. Wanneer de Geest des Heeren in een persoon begint te werken om hem tot Christus te brengen, dan vindt Hij hem in een Laodicese toestand. Hij is vast in slaap, zich niet bewust van enig gevaar en hij droomt van de hemel en de gunst Gods, hoewel hij vol zonde is tegen de Heilige Israëls: "Gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt" (Openbaring 3:17). Daarom werpt de Geest enige lichtstralen in de duistere ziel en Hij laat de mens zien dat hij een verloren mens is, als hij geen nieuw blad opslaat en zich geen nieuwe levenswijze eigen maakt. Zo wordt er door de Geest des Heeren, Die handelt als de Geest der dienstbaarheid, een gerechtshof opgericht in het binnenste van de mens, waar hij wordt aangeklaagd, beschuldigd en veroordeeld wegens het verbreken van de wet Gods. Hij wordt overtuigd van zonde, en van gerechtigheid (Johannes 16:8). En nu kan hij niet langer gerust slapen in zijn
vroegere levenswijze. Dit is de eerste slag die de rank krijgt om haar af te snijden.

2. Hierop verlaat de mens zijn vroegere goddeloze levenswijze. Hij verlaat zijn liegen, vloeken, sabbatsschending, stelen en andere praktijken, hoewel ze dierbaar voor hem zijn als zijn rechteroog. Hij zal ze liever laten varen dan zijn ziel verderven. Het schip
gaat waarschijnlijk zinken, en daarom gooit hij zijn goederen overboord om zelf niet om te komen. En nu begint hij zichzelf in zijn hart te zegenen, en zijn bewijsstukken voor de hemel met blijdschap te bezien, terwijl hij zichzelf een betere dienstknecht van God vindt dan vele anderen: "O God, ik dank U dat ik niet ben gelijk de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers", enzovoort (Lukas 18:11). Hij krijgt echter spoedig weer een slag met de bijl van de wet, die hem laat zien, dat alleen hij die doet hetgeen geschreven is in het boek der wet, erdoor zalig kan worden. Zij laat hem ook zien dat zijn negatieve heiligheid een te geringe beschutting is tegen de storm van Gods toorn. En zo, hoewel zijn zonden van bedrijf daarvóór zwaar op hem rustten, beginnen nu zijn zonden van nalatigheid zich te verdringen in zijn gedachten en dat gaat gepaard met een reeks vloeken van de wet en van wraak. En elk van de Tien Geboden brandt op hem los met donderslagen van toorn, omdat hij de plichten die van hem geëist werden, heeft verzuimd.

3. Daarop gaat hij trachten een positief heilige levenswijze te leiden. Hij is niet alleen niet goddeloos meer, maar hij verricht ook godsdienstige plichten. Hij bidt, hij tracht zich de godsdienstige principes eigen te maken, hij onderhoudt de dag des Heeren
stipt en zoals Herodes "doet hij vele dingen" en hoort predikaties "gaarne". Kortom, er is een grote mate van gelijkvormigheid in zijn uiterlijk gedrag aan de letter van debeide tafelen der wet. En nu is er in die mens een geweldige verandering te zien, die zijn buren wel op
moeten merken. Hij wordt daarom door de Godvruchtigen met blijdschap als een biddend mens in hun gezelschap toegelaten. Hij kan met hen spreken over godsdienstige zaken, ja, zelfs over zielsbevindingen waar sommigen geen kennis van hebben. En het goede oordeel dat zij over hem hebben, bevestigt het goede oordeel dat hij over zichzelf heeft. Deze stap in de godsdienst is voor velen die nooit verder
komen, noodlottig.


Hoe kan er nu geleerd worden dat mensen bij de eerste bijlslag al wedergeboren zijn?
a. Hebt u wel eens een dode horen roepen? Gij Zone Davids ontferm U mijner?
Volgens mij kan dat gewoon niet.
b Zal zo'n roeper dan gaan denken: Het is Gods Geest die me verontrust of overtuigd, en nu komt
het wel goed? Wat dunkt u?
c Of zal een mens die aanvankelijk ontdekt wordt in zijn ongeluk gaan roepen: Is er nog een weg, is er nog een middel om die welverdiende straf, (dat heeft hij zich waardig leren keuren, en is aan Gods kant gevallen), te ontkomen en wederom in een verzoende betrekking met God hersteld te worden?

Ik leg de vragen maar even aan het forum voor.
Geen van drieën.
Dode zullen horen de stem van de Zoon van God en die ze horen zal leven.
O HEERE, wat is de mens, dat Gij hem kent? Het kind des mensen, dat Gij het acht?
-DIA-
Berichten: 33938
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Terug naar de Reformatie/Reformatorische leer

Bericht door -DIA- »

samanthi schreef:
-DIA- schreef:
a. Hebt u wel eens een dode horen roepen? Gij Zone Davids ontferm U mijner?
Volgens mij kan dat gewoon niet.
b Zal zo'n roeper dan gaan denken: Het is Gods Geest die me verontrust of overtuigd, en nu komt
het wel goed? Wat dunkt u?
c Of zal een mens die aanvankelijk ontdekt wordt in zijn ongeluk gaan roepen: Is er nog een weg, is er nog een middel om die welverdiende straf, (dat heeft hij zich waardig leren keuren, en is aan Gods kant gevallen), te ontkomen en wederom in een verzoende betrekking met God hersteld te worden?

Ik leg de vragen maar even aan het forum voor.
Geen van drieën.
Dode zullen horen de stem van de Zoon van God en die ze horen zal leven.
Dat geloof ik ook, maar daar ging het in bovenstaande niet over.
© -DIA- 33.630 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Plaats reactie