Wie heeft er niet ooit eens Psalm 85:3 gezongen waarin staat: "Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft; Hij spreekt gewis tot elk, die voor Hem leeft"
Of Psalm 49:1: "Ik neig het oor, daar 'k op Gods inspraak wacht, naar 's HEEREN spreuk, en zal u, op de snaren der blijde harp, geheimen openbaren"
Uit levensbeschrijvingen van Gods volk zien we dat dat regelmatig voorkomt. Ik citeer maar uit een willekeurige levensbeschrijving van CATHARINA BARBERA ROOSE-BOLLINGER (gehaald van Theologienet):
"O wat verwonderde ik mij dat er zo een weg was uitgevonden om zalig te worden! O dat toestemmen en inwilligen in dat welverordineerd verbond, om in die weg gezaligd te worden! Toen werden die woorden op mijn gemoed gebracht: Uit genade zijt gij zalig God worden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave. O, wat was ik vervuld met innerlijke blijdschap! Ik zou het wel alom verkondigd hebben dat er zó een Jezus in de wereld gekomen is om arme zondaren zalig te maken. Toen ging mijn hart in liefde naar Jezus uit. Nu had ik Christus Jezus tot zaligheid leren kennen.
Doch hier kwam al gauw bestrijding op, daar werd mij van binnen in mijn gemoed gevraagd, waar over ik mij nu zo zeer verheugde en verblijdde, dat het wel waar was dat er zó een Jezus in de wereld gekomen was, maar of Die ook voor mij aan het kruis heeft uitgeroepen: het is volbracht! Of de Heere ook gezegd had: uw zonden zijn u vergeven. En wat die woorden aangaat: uit genade zijt gij zalig geworden, gij zijt met de bijbel bekend, die woorden kunnen u licht in gedachten komen en zo zoudt gij uzelf, ellendig mens, kunnen bedriegen. Doch hoewel het de blijdschap uit mijn ziel niet wegnam, evenwel werd ik zeer bevreesd en twijfelmoedigheid; de schrik en vrees voor zelfbedrog begon mij zeer te bevangen. En naarmate mijn hart met gevoelige genade werd aangedaan en in begerige liefde naar Jezus uitging, naar die mate was mijn geloof en hoop. Ik ging meest bekommerd met vrees en twijfeling daarheen.
Doch bij het naderen van een Avondmaal ontstond er een sterke aandrang in mijn ziel om mede geestelijk te mogen eten. Maar hierop kwam zo een sterke strijd dat ik geen Avondmaal kon houden. Ik dacht, ik zou eerder aan de tafel bezweken hebben dan dat ik Avondmaal zou hebben kunnen houden. Maar in het volgende Avondmaal was de aandrang nog sterker en de strijd nog zwaarder. Ja, dat hemel en aarde mij te bang werd. Ik wist geen raad meer. Ja zelfs mijn vrienden waren mij tot moeilijkheid, die mij anders tot moedgeving waren. O, ik was ten einde raad en mocht des HEEREN aangezicht zoeken in benauwdheid tot den Heere roepen: och Heere geef mij nu toch raad, och Heere kom mij nu toch voor, wat moet ik doen, zal ik gaan of zal ik achterblijven? Toen bracht de Heere die woorden op mijn gemoed: komt al bevende tot den Heere en Zijn goedheid. Maar dit werd zo bestreden dat ik niet mocht denken dat dit van de Heere was, en dat ik geroepen zou zijn. Maar dat ik met de Bijbel bekend was, wat licht in mijn gedachten kon komen, of van een ander gehoord zou hebben, woorden die mij in de zin schieten. Doch ik kon die woorden niet kwijt raken maar ze bleven mij bij. Maar tot besluit kon ik niet komen. Mijn ziel bleef angstig. 's Morgens opstaande: ja, wat zal ik doen? Ik dacht ik zal toch maar naar de kerk gaan en zal dan zien. Ik ben dan toch vrij om aan het Avondmaal te gaan of niet. Ik zal mij dan toch gaan kleden. Toen was het alsof mij iemand zijdelings achterop liep en mij staande hield en tot mij zei: wel mens wat gaat gij nu beginnen zult gij waarlijk nog Avondmaal gaan houden? Zijt gij er toe gerechtigd? Bekijkt uzelf eens terdege. Weet het, die onwaardig eet en drinkt, die drinkt zichzelf een oordeel. De zonde werd mij als bergen voor ogen gesteld. En ziet, gij zijt niet meer als een geveinsde. Ja, ik geloofde ook dat ik maar een geveinsde was en Christus kwam te missen. O wat had ik het bang! Ik viel dan in een vloed van tranen, en dat mij zozeer benauwde: o ik had mijzelf en anderen bedrogen. De naam te hebben van te leven en dood te zijn. En ook de hel zou nu voor mij veel zwaarder zijn dan voor de aller goddelooste. O, al mijn begeerte was nu maar op dit ogenblik, aan al degenen die mij kenden: ik zou ze onder een vloed van tranen betuigen dat ze toch niets van mij mochten denken, want ik dacht mijzelf te hebben bedrogen; en geenszins de naam begeerde te hebben, daar ik de daad van kwam te missen. Mijn ziel smolt weg van bittere droefheid. Die Jezus Die mijn ziel zo lief geworden was kon ik niet missen. 't Was ondraaglijk voor mij. Maar onder al mijn klagen en kermen was het even alsof een zoete en zachte, medelijdende stem tot mij sprak: wel gij had u dan eens bedrogen, is het dan al te laat? Gij zijt immers nog in de tijd. Het is immers nog de welaangename tijd, de dag der zaligheid. O, toen riep mijn ziel uit: o ja Heere indien ik mij dan mocht bedrogen hebben, o schijnt mij dan op dit ogenblik toch genade en bekerende genade ten leven.
Toen werd op dit ogenblik mijn hart zo ontvlamd in de brandende liefde tot de Heere Jezus. Wat zijt gij mijn ziel dierbaar en overdierbaar! Ik neem U aan als Profeet, Priester en Koning. En mijn hart smolt in tranen weg. En onder die vloed van tranen ging ik op naar de kerk. In de kerk zijnde, de eerste psalm die gezongen werd was psalm 51:
Want ik gevoel de grootheid van mijn kwaad,
mijn zonden zie 'k mij steeds voor ogen zweven.
En de tekst was uit Lucas. Twee mensen gingen op naar den tempel. De ene was een farizeeër en de ander was een tollenaar. O wat smolt mijn hart in de liefde tot mijn dierbare Heere Jezus! O, riep mijn ziel uit: lieve Jezus waart gij nu nog maar in uw omwandeling op aarde, dan zou ik U ook, met Maria Zijn voeten natmaken met mijn tranen. En met het haar van haar hoofd afdrogen.
Hierop ging de tafel aan. En de leraar riep die woorden uit: O alle gij dorstigen komt tot de wateren! En gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, zonder prijs, wijn en melk. Hoe anders dat die woorden in mijn oren klonken, dat kan ik niet uitdrukken. Ik riep in mijn gemoed uit: nu is het de leraar niet, maar het is mijn Jezus Zelf Die mij roept! Ik ging dan aan de tafel, en zo riep de leraar de woorden uit: gedenk dat hier Jezus midden aan de tafel staat en u heden dezelfde vragen doet die Hij eertijds deed aan Simon Petrus: Simon Jonas' zoon hebt gij Mij lief? Kunt gij nu ook met Petrus zeggen: ja Heere, gij weet alle dingen, gij weet dat ik U liefheb? Toen werd ik de dominee en de gehele tafel kwijt, en mijn ziel zonk in tranen. En ik riep uit: ja Heere Jezus, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb. En toen kreeg ik zo een gemeenschap der heiligen te oefenen met de ganse kerk in de hemel en op aarde, met aanwezende en afwezende, met bekende en onbekende, ja zelfs met de verheerlijkte zielen Boven.
Thuis gekomen zijnde, nam ik de bijbel en openslaande las ik de 103e Psalm, voor mij. Looft, looft den HEERE voor al Zijn weldaden aan mij bewezen, enz. O, wat lag er nu een stille kalmte en een stille hoop in mijn ziel!
Doch er bleef nog een onvoldaanheid in mijn ziel over. De Heere had mij nog niet verzegeld op mijn ziel. Ik dorst in de toe-eigening voor mezelf niet zeggen: Jezus de mijne en ik ben de Zijne. Maar enige dagen daarna, in mijn eenzaamheid in overdenking zijnde over hetgeen ik gelezen had, o, daar beliefde het de Heere op mijn ziel te verzegelen met de woorden: Dat ik met de Vader door Christus bevredigd was. Tot twee herhaalde keren, met zulk een gewicht. Ja, ik was met de Vader door Christus bevredigd. O, die hemelse vreugde en blijdschap, die in mijn ziel ontstond, kan ik niet uitdrukken. O, die vrede met God door Christus! O, ik riep ervan uit: o, Paulus, nu versta ik u, wat het is de vrede Gods die alle verstand te boven gaat."
Hier wordt viermaal tot die vrouw gesproken door de Heere. Spreekt God zo tot Zijn volk? En wat als je dit nooit meemaakt?
[Aangepast op 24/6/03 door Refojongere]
Gods inspraak
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Spreekt de Heere zo?
Ja, als er een kromme stok nodig is, ja dan wel. Zo treurig is het zo soms gesteld met Zijn volk. Het is toch Zijn Woord wat zelf zegt: Het geloof is door het gehoor en het gehoor door het gepredikte Woord van God.
Moeten we hierom vragen? Of God op een bijzondere manier tot ons spreken wil? We moeten er maar om vragen of Hij ons leert op Zijn Woord te rusten. Het Woord toch is het voertuig van de Geest.
Ook Petrus sprak in zijn zendbrief over de bijzondere openbaring op de berg van de verheerlijking. Toch wat zegt Petrus hierop: Maar wij hebben het profetisch Woord wat zeer vast is. Laat ons dan met een biddend hart Zijn Woord openen en vragen of Hij Zijn Woord wil openen voor onze ziel.
Ja, als er een kromme stok nodig is, ja dan wel. Zo treurig is het zo soms gesteld met Zijn volk. Het is toch Zijn Woord wat zelf zegt: Het geloof is door het gehoor en het gehoor door het gepredikte Woord van God.
Moeten we hierom vragen? Of God op een bijzondere manier tot ons spreken wil? We moeten er maar om vragen of Hij ons leert op Zijn Woord te rusten. Het Woord toch is het voertuig van de Geest.
Ook Petrus sprak in zijn zendbrief over de bijzondere openbaring op de berg van de verheerlijking. Toch wat zegt Petrus hierop: Maar wij hebben het profetisch Woord wat zeer vast is. Laat ons dan met een biddend hart Zijn Woord openen en vragen of Hij Zijn Woord wil openen voor onze ziel.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
N.donselaar,
Ik vind toch wel dat je wat kort door de bocht gaat. Het krijgen van een tekst is toch geen kromme stok? Het krijgen van een tekst wil toch niet anders zeggen dat het horen/denken aan die tekst van harte wordt omarmd. (toepassing, zie pied)
Refojongere,
Ik denk dat het krijgen van zekerheid over de herstelde relatie met de Heere altijd voorkomt in het leven van een kind van God. Ik denk wel dat de manier waarop dat gebeurd verschillend zal zijn. Maar die zekerheid moet altijd rusten op het Woord. Dat kan gewoon niet anders.
Verder denk ik dat God niet alleen tegen bekeerde mensen spreekt maar ook tegen onbekeerde. Hoe lang zitten we al in de kerk en worden we opgeroepen tot bekering?
Verder God waarschuwt mensen die in goddeloosheid leven.
Het kan wel dat het 2 kanten op kan gaan. Of het verbreekt de mens of het verhard en of het wordt zelfs niet opgemerkt.
[Aangepast op 17/6/03 door jacob]
Ik vind toch wel dat je wat kort door de bocht gaat. Het krijgen van een tekst is toch geen kromme stok? Het krijgen van een tekst wil toch niet anders zeggen dat het horen/denken aan die tekst van harte wordt omarmd. (toepassing, zie pied)
Refojongere,
Ik denk dat het krijgen van zekerheid over de herstelde relatie met de Heere altijd voorkomt in het leven van een kind van God. Ik denk wel dat de manier waarop dat gebeurd verschillend zal zijn. Maar die zekerheid moet altijd rusten op het Woord. Dat kan gewoon niet anders.
Verder denk ik dat God niet alleen tegen bekeerde mensen spreekt maar ook tegen onbekeerde. Hoe lang zitten we al in de kerk en worden we opgeroepen tot bekering?
Verder God waarschuwt mensen die in goddeloosheid leven.
Het kan wel dat het 2 kanten op kan gaan. Of het verbreekt de mens of het verhard en of het wordt zelfs niet opgemerkt.
[Aangepast op 17/6/03 door jacob]
Is het ook niet zo dat de Heere vaak teksten geeft om predikanten te trekken tot Zijn dienst? Dat Hij ook door middel van Zijn Woord dominees roept als ze moeten beslissen in het beroepingswerk? Is het vaak ook niet met de bekering, die krachtdadige roeping dat God met een tekst tot je komt en je niet anders kunt dan de volle zwaarte en waarheid en duidelijkheid van die tekst inzien en van harte be-amen?