"Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis
van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal.
Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb
ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypte te leiden :
Mijn verbond dat zij verbroken hebben, hoewel Ik Heer over hen
ben, luidt het woord des HEREN.
Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten
zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN :
Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven,
Ik zal hen tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.
Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder
leren : Kent de HERE :
Want zijn allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste
onder hen, luidt het woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid
vergeven en hun zonde niet meer gedenken."
Jeremia 31:31-34.
De HEERE spreekt hier over
een nieuw verbond. Wie kan mij hier wat
meer duidelijk over geven? Wat wordt er mee bedoeld?
Jeremia?
[Aangepast op 20/5/03 door Matthijs]
Nieuw verbond
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Moeilijk Matthijs,
We zien duidelijk een tegenstelling Egypte - nu (Jer.) maar ook spreekt Jer. hiervan een weldaad nl. de vergeving der zonden.
Ik denk er nog even over na.
We zien duidelijk een tegenstelling Egypte - nu (Jer.) maar ook spreekt Jer. hiervan een weldaad nl. de vergeving der zonden.
Ik denk er nog even over na.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Mathijs;
In Hebr.8 staat evenals in 2 Cor.3 het nieuwe verbond tegenover het verbond aan de Sinaï. De Schift kent 7 verschillende verbonden:
· Het verbond der genade in de belofte Gen.3:15.
· Het verbond met Noach Gen.9
· Het verbond met Abraham Gen 17
· Het verbond aan de Sinaï.
· Het Levietische verbond Mal.2:4,5
· Het verbond met Davids huis Ps.89
· Het nieuwe verbond Jer.31;Math.26:28;Hebr.8:
Wat punt 1 aangaat, het Lam is voorgekend voor de grondlegging der wereld,maar geopenbaard in deze laatste tijden 1Petr.1:20. Daarom lezen wij ook in Ex.12 dat het lam van de 10e tot de 14e in bewaring moest worden genomen. En 4 is het getal van de schepping zo genoemd naar de vier windstreken Dan.7;2.
Christus is het middelpunt van al Gods gedachten en werken, Hij is het Hoofd van het genadeverbond
Het genadeverbond is het verbond dat de drieënige God reeds voor de schepping in,door en met zichzelf gesloten heeft om Zich te verheerlijken in het zaligen van zondaren. In dit verbond is het de Vader die verkiest,de Zoon die verlost door Zijn bloed en de Heilige Geest die het uitwerkt en verzegelt in de harten van zondaren. De eerste openbaring van dit verbond is de moederbelofte in Gen.3:15 en heeft zich voortgezet in en was de dragende ondergrond van al de andere verbonden zoals het verbond met Abraham, Levi,David etc.Deze verbonden hebben dus wel een verschillende inhoud en beloften, maar kunnen nooit los gezien worden van hun gemeenschappelijke ondergrond.
God heeft er 40 eeuwen aan gewerkt om de komst van Zijn Zoon voor te bereiden en al deze verbonden stonden in dienst van het genadeverbond zoals hierboven omschreven. Als Hebr.8 dus spreekt van een nieuw verbond ziet dat zowel op het verbond met Levi als op de zedelijke wet. Want het Levitische priesterschap wordt vervangen door dat van Melchizedek en in plaats van op stenen tafelen schrijft God onder het nieuwe verbond zijn wet in de vlezen tafelen des harten 2 kor.3:3. Het is dus geen nieuwe wet,maar een nieuwe wijze van bediening. De schrijver van de Hebreeënbrief (Paulus?) heeft het dus over de vernieuwde bediening van het genadeverbond waar de gelovigen van alle tijden en plaatsen toe behoren.
Het Griekse woord voor verbond is dia’theke;wat in onze taal met testament vertaald wordt. De apostelen citeren in hun brieven altijd de Septuagint,de Griekse overzetting van het O.T. Deze nieuwe bediening kon echter pas geopend worden na de dood van de testamentmaker,dewijl het nog geen kracht heeft zolang hij leeft.Hebr.9;17. Onder het O.T.waren de gelovigen wel erfgenamen,stonden wel in het testament, maar alleen in de beloften Hebr.11;39,Gal.4:1.Als de apostelen in hun brieven naar Israël verwijzen dan moeten wij echter wel bedenken dat het hier mutatis mutandis om een geestelijke toepassing gaat en niet om de vervulling in de context van de betreffende Schriftplaatsen. Want de Gemeente van Christus is wel het nieuwtestamentische volk van God, maar niet het nieuwtestamentische Israël. De primaire vervulling vereist dus een herstel van Israël en dan krijgt Israël wel deel aan dezelfde genade en verzoening,maar dan gaat Israël niet naar de hemel,maar zij zullen wonen in het land, dat Hij hun vaderen gegeven heeft,
Ezech.36:
24 Want Ik zal u uit de heidenen halen , en zal u uit al de landen vergaderen ; en Ik zal u in uw land brengen.
25 Dan zal Ik rein water op u sprengen , en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen.
26 En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven.
27 En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen.
28 En gij zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn. Ereunao
In Hebr.8 staat evenals in 2 Cor.3 het nieuwe verbond tegenover het verbond aan de Sinaï. De Schift kent 7 verschillende verbonden:
· Het verbond der genade in de belofte Gen.3:15.
· Het verbond met Noach Gen.9
· Het verbond met Abraham Gen 17
· Het verbond aan de Sinaï.
· Het Levietische verbond Mal.2:4,5
· Het verbond met Davids huis Ps.89
· Het nieuwe verbond Jer.31;Math.26:28;Hebr.8:
Wat punt 1 aangaat, het Lam is voorgekend voor de grondlegging der wereld,maar geopenbaard in deze laatste tijden 1Petr.1:20. Daarom lezen wij ook in Ex.12 dat het lam van de 10e tot de 14e in bewaring moest worden genomen. En 4 is het getal van de schepping zo genoemd naar de vier windstreken Dan.7;2.
Christus is het middelpunt van al Gods gedachten en werken, Hij is het Hoofd van het genadeverbond
Het genadeverbond is het verbond dat de drieënige God reeds voor de schepping in,door en met zichzelf gesloten heeft om Zich te verheerlijken in het zaligen van zondaren. In dit verbond is het de Vader die verkiest,de Zoon die verlost door Zijn bloed en de Heilige Geest die het uitwerkt en verzegelt in de harten van zondaren. De eerste openbaring van dit verbond is de moederbelofte in Gen.3:15 en heeft zich voortgezet in en was de dragende ondergrond van al de andere verbonden zoals het verbond met Abraham, Levi,David etc.Deze verbonden hebben dus wel een verschillende inhoud en beloften, maar kunnen nooit los gezien worden van hun gemeenschappelijke ondergrond.
God heeft er 40 eeuwen aan gewerkt om de komst van Zijn Zoon voor te bereiden en al deze verbonden stonden in dienst van het genadeverbond zoals hierboven omschreven. Als Hebr.8 dus spreekt van een nieuw verbond ziet dat zowel op het verbond met Levi als op de zedelijke wet. Want het Levitische priesterschap wordt vervangen door dat van Melchizedek en in plaats van op stenen tafelen schrijft God onder het nieuwe verbond zijn wet in de vlezen tafelen des harten 2 kor.3:3. Het is dus geen nieuwe wet,maar een nieuwe wijze van bediening. De schrijver van de Hebreeënbrief (Paulus?) heeft het dus over de vernieuwde bediening van het genadeverbond waar de gelovigen van alle tijden en plaatsen toe behoren.
Het Griekse woord voor verbond is dia’theke;wat in onze taal met testament vertaald wordt. De apostelen citeren in hun brieven altijd de Septuagint,de Griekse overzetting van het O.T. Deze nieuwe bediening kon echter pas geopend worden na de dood van de testamentmaker,dewijl het nog geen kracht heeft zolang hij leeft.Hebr.9;17. Onder het O.T.waren de gelovigen wel erfgenamen,stonden wel in het testament, maar alleen in de beloften Hebr.11;39,Gal.4:1.Als de apostelen in hun brieven naar Israël verwijzen dan moeten wij echter wel bedenken dat het hier mutatis mutandis om een geestelijke toepassing gaat en niet om de vervulling in de context van de betreffende Schriftplaatsen. Want de Gemeente van Christus is wel het nieuwtestamentische volk van God, maar niet het nieuwtestamentische Israël. De primaire vervulling vereist dus een herstel van Israël en dan krijgt Israël wel deel aan dezelfde genade en verzoening,maar dan gaat Israël niet naar de hemel,maar zij zullen wonen in het land, dat Hij hun vaderen gegeven heeft,
Ezech.36:
24 Want Ik zal u uit de heidenen halen , en zal u uit al de landen vergaderen ; en Ik zal u in uw land brengen.
25 Dan zal Ik rein water op u sprengen , en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen.
26 En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven.
27 En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen.
28 En gij zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn. Ereunao
Hoi Matthijs,
Of ik je veel duidelijkheid kan geven, weet ik niet. Ik denk dat ze zeker een belofte voor het 'aardse volk Israël' inhouden, al is deze dus nog niet geheel in vervulling gegaan (tenminste als ik mij niet vergis
).
Wel weet ik dat in Hebreeën hetgeen wat Jeremia heeft gezegd een paar keer wordt aangehaald, en dat het in die zin zeker betekenis heeft voor de gelovigen in Christus:
De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, [dat] wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechter [hand] van den troon der Majesteit in de hemelen:
Een Bedienaar des heiligdoms, en des waren tabernakels, welken de Heere heeft opgericht, en geen mens.
Want een iegelijk hogepriester wordt gesteld, om gaven en slachtofferen te offeren; waarom het noodzakelijk was, dat ook Deze wat had, dat Hij zou offeren.
Want indien Hij op aarde ware, zo zou Hij zelfs geen Priester zijn, dewijl er priesters zijn, die naar de wet gaven offeren;
Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op den berg getoond is.
En nu heeft Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, als Hij ook eens beteren verbonds Middelaar is, hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is.
Want indien dat eerste [verbond] onberispelijk geweest ware, zo zou voor het tweede geen plaats gezocht zijn geweest.
Want [hen] berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israels, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten;
Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere.
Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israels maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn
En zij zullen niet leren, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken de Heere; want zij zullen Mij allen kennen van den kleine onder hen tot den grote onder hen.
Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken.
Als Hij zegt: Een nieuw [verbond], zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning. Heb. 8.
Ook in Hebreeën 10 worden de woorden van Jeremia aangehaald.
Hieruit blijkt dat de schrijver van de Hebreeënbrief dit nieuwe verbond stelt tegenover het ‘oude verbond’ - daarmee wordt bedoeld het verbond dat Mozes aan de Israëlieten heeft bekendgemaakt, in de Sinaï, het verbond waar de wet gegeven werd (Ex. 19) - en dat deze schrijver Jezus Christus ziet als de Middelaar van het nieuwe verbond, waarin betere beloften zijn bevestigd. In de Hebreeënbrief worden de woorden ‘testament’ en ‘verbond’ overigens door elkaar gebruikt (dus staat er ook dat Jezus een Middelaar is van het nieuwe testament). Het gaat erom dat dóór Jezus beloften zijn gegeven die een ieder die een erfgenaam van God en een mede-erfgenaam van Christus is (Rom. 8:17) werkelijkheid zullen zien worden.
Van het nieuwe verbond (NBG) of testament (SV) staat ook geschreven in 2 Corinthe 3:
Gijlieden zijt onze brief, geschreven in onze harten, bekend en gelezen van alle mensen;
Als die openbaar zijt geworden, dat gij een brief van Christus zijt, en door onzen dienst bereid, die geschreven is niet met inkt, maar door den Geest des levenden Gods, niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten.
En zodanig een vertrouwen hebben wij door Christus bij God.
Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God;
Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, [om te zijn] dienaars des Nieuwen Testaments, niet der letter, maar des Geestes; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.
En indien de bediening des doods in letteren [bestaande, en] in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israels het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien, om de heerlijkheid zijns aangezichts, die te niet gedaan zou worden,
Hoe zal niet veel meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn?
Want indien de bediening der verdoemenis heerlijkheid geweest is, veel meer is de bediening der rechtvaardigheid overvloedig in heerlijkheid.
Want ook het verheerlijkte is zelfs niet verheerlijkt in dezen dele, ten aanzien van deze uitnemende heerlijkheid.
Want indien hetgeen te niet gedaan wordt, in heerlijkheid was, veel meer [is] hetgeen blijft, in heerlijkheid.
Dewijl wij dan zodanige hoop hebben, zo gebruiken wij vele vrijmoedigheid in het spreken;
En [doen niet] gelijkerwijs Mozes, [die] een deksel op zijn aangezicht legde, opdat de kinderen Israels niet zouden sterk zien op het einde van hetgeen te niet gedaan wordt.
Maar hun zinnen zijn verhard geworden; want tot op [den dag] van heden blijft hetzelfde deksel in het lezen des Ouden Testaments, zonder ontdekt te worden, hetwelk door Christus te niet gedaan wordt.
Maar tot den huidigen [dag] toe, wanneer Mozes gelezen wordt, ligt een deksel op hun hart.
Doch zo wanneer het tot den Heere zal bekeerd zijn, zo wordt het deksel weggenomen.
De Heere nu is de Geest; en waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid.
En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren [als] in een spiegel aanschouwende, worden [naar] hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest.
Ook hier blijkt dat de bediening van het ‘oude testament’ (verbond NBG) door Mozes tegenover de bediening van het ‘nieuwe testament’ (verbond) wordt gezet. En dat het gaat om het schrijven van Gods wetten in ons hart (net zoals in Hebreeën) – de brief van Christus.
Groeten, Rose.
Of ik je veel duidelijkheid kan geven, weet ik niet. Ik denk dat ze zeker een belofte voor het 'aardse volk Israël' inhouden, al is deze dus nog niet geheel in vervulling gegaan (tenminste als ik mij niet vergis

Wel weet ik dat in Hebreeën hetgeen wat Jeremia heeft gezegd een paar keer wordt aangehaald, en dat het in die zin zeker betekenis heeft voor de gelovigen in Christus:
De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, [dat] wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechter [hand] van den troon der Majesteit in de hemelen:
Een Bedienaar des heiligdoms, en des waren tabernakels, welken de Heere heeft opgericht, en geen mens.
Want een iegelijk hogepriester wordt gesteld, om gaven en slachtofferen te offeren; waarom het noodzakelijk was, dat ook Deze wat had, dat Hij zou offeren.
Want indien Hij op aarde ware, zo zou Hij zelfs geen Priester zijn, dewijl er priesters zijn, die naar de wet gaven offeren;
Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op den berg getoond is.
En nu heeft Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, als Hij ook eens beteren verbonds Middelaar is, hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is.
Want indien dat eerste [verbond] onberispelijk geweest ware, zo zou voor het tweede geen plaats gezocht zijn geweest.
Want [hen] berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israels, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten;
Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere.
Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israels maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn
En zij zullen niet leren, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken de Heere; want zij zullen Mij allen kennen van den kleine onder hen tot den grote onder hen.
Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken.
Als Hij zegt: Een nieuw [verbond], zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning. Heb. 8.
Ook in Hebreeën 10 worden de woorden van Jeremia aangehaald.
Hieruit blijkt dat de schrijver van de Hebreeënbrief dit nieuwe verbond stelt tegenover het ‘oude verbond’ - daarmee wordt bedoeld het verbond dat Mozes aan de Israëlieten heeft bekendgemaakt, in de Sinaï, het verbond waar de wet gegeven werd (Ex. 19) - en dat deze schrijver Jezus Christus ziet als de Middelaar van het nieuwe verbond, waarin betere beloften zijn bevestigd. In de Hebreeënbrief worden de woorden ‘testament’ en ‘verbond’ overigens door elkaar gebruikt (dus staat er ook dat Jezus een Middelaar is van het nieuwe testament). Het gaat erom dat dóór Jezus beloften zijn gegeven die een ieder die een erfgenaam van God en een mede-erfgenaam van Christus is (Rom. 8:17) werkelijkheid zullen zien worden.
Van het nieuwe verbond (NBG) of testament (SV) staat ook geschreven in 2 Corinthe 3:
Gijlieden zijt onze brief, geschreven in onze harten, bekend en gelezen van alle mensen;
Als die openbaar zijt geworden, dat gij een brief van Christus zijt, en door onzen dienst bereid, die geschreven is niet met inkt, maar door den Geest des levenden Gods, niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten.
En zodanig een vertrouwen hebben wij door Christus bij God.
Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God;
Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, [om te zijn] dienaars des Nieuwen Testaments, niet der letter, maar des Geestes; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.
En indien de bediening des doods in letteren [bestaande, en] in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israels het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien, om de heerlijkheid zijns aangezichts, die te niet gedaan zou worden,
Hoe zal niet veel meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn?
Want indien de bediening der verdoemenis heerlijkheid geweest is, veel meer is de bediening der rechtvaardigheid overvloedig in heerlijkheid.
Want ook het verheerlijkte is zelfs niet verheerlijkt in dezen dele, ten aanzien van deze uitnemende heerlijkheid.
Want indien hetgeen te niet gedaan wordt, in heerlijkheid was, veel meer [is] hetgeen blijft, in heerlijkheid.
Dewijl wij dan zodanige hoop hebben, zo gebruiken wij vele vrijmoedigheid in het spreken;
En [doen niet] gelijkerwijs Mozes, [die] een deksel op zijn aangezicht legde, opdat de kinderen Israels niet zouden sterk zien op het einde van hetgeen te niet gedaan wordt.
Maar hun zinnen zijn verhard geworden; want tot op [den dag] van heden blijft hetzelfde deksel in het lezen des Ouden Testaments, zonder ontdekt te worden, hetwelk door Christus te niet gedaan wordt.
Maar tot den huidigen [dag] toe, wanneer Mozes gelezen wordt, ligt een deksel op hun hart.
Doch zo wanneer het tot den Heere zal bekeerd zijn, zo wordt het deksel weggenomen.
De Heere nu is de Geest; en waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid.
En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren [als] in een spiegel aanschouwende, worden [naar] hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest.
Ook hier blijkt dat de bediening van het ‘oude testament’ (verbond NBG) door Mozes tegenover de bediening van het ‘nieuwe testament’ (verbond) wordt gezet. En dat het gaat om het schrijven van Gods wetten in ons hart (net zoals in Hebreeën) – de brief van Christus.
Groeten, Rose.